Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Bij voltooiing vereffening toetsen op staking onderneming

Bij liquidatie van een onderneming moet de Belastingdienst op het moment dat de vereffening wordt voltooid toetsen of wordt voldaan aan de niet-voortzettingseis, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.

Als een lichaam wordt geliquideerd, kan de holding het liquidatieverlies aftrekken als de onderneming van het geliquideerde lichaam volledig is gestaakt of door een derde is voortgezet. Dit wordt de niet-voortzettingseis genoemd. Eerder adviseerde Advocaat-Generaal (A-G) Wattel de Hoge Raad om op het moment waarop de vereffening is voltooid te laten toetsen of aan deze eis wordt voldaan. De Hoge Raad volgt dit advies. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever heeft willen voorkomen dat een concern de mogelijkheden tot verliesverrekening kan verruimen door een onderneming binnen het concern te verplaatsen van het ene lichaam naar het andere. Daarom is een liquidatieverlies pas aftrekbaar als duidelijk is dat de onderneming is gestaakt of is voortgezet door een derde. Volgens de Hoge Raad kan dit het beste worden beoordeeld als de vereffening is voltooid.

Bron: Hoge Raad, 7-6-2019

Toename rekening-courant is geen nieuwe lening

Als twee partijen in een rekening-courantovereenkomst een maximumbedrag aan uit te lenen gelden opnemen, mag de inspecteur van Rechtbank Gelderland de jaarlijkse toename van het rekening-courant niet aanmerken als nieuwe schulden die hij opnieuw op hun zakelijkheid toetst.

Een echtpaar is buiten iedere gemeenschap van goederen getrouwd. Zowel de man als de vrouw is firmant van een vof die een kapperszaak exploiteert. Het echtpaar laat een marktonderzoek doen naar de levensvatbaarheid van een winkelformule gericht op de verkoop van haarverzorgingsproducten. Vanwege de positieve uitkomst van dit onderzoek richt de man een holding met een werkmaatschappij, een bv, op. De bv exploiteert de nieuwe winkelformule. De bank is bereid de benodigde (her)financiering te verlenen mits de man via zijn vof een rekening-courantkredietovereenkomst met de bv sluit. Uiteindelijk blijkt de nieuwe winkelformule toch niet zo’n succes en besluit de man zijn vordering op de bv af te waarderen. De inspecteur stelt dat deze waardedaling niet aftrekbaar is van de ondernemingswinst omdat de lening onzakelijk is. Hij wijst op de verliezen die de bv heeft geleden en het ontbreken van een formele zekerheidstelling en opgesteld aflossingsschema. Ook betaalt de bv de rente niet, maar laat zij deze bijschrijven op de schuld. Maar de rechtbank is niet overtuigd. Bij het aangaan van de rekening-courantovereenkomst mocht de man verwachten dat de nieuwe winkelformule een succes zou zijn. Dat dit later blijkt tegen te vallen, is kennis achteraf. Bovendien is de schuldenaar een nieuwe, pas opgerichte bv zonder besmet verleden. Zelfs als een bank onder deze omstandigheden niet bereid is om een lening tegen een winstonafhankelijke vergoeding te verstrekken, is een andere derde daartoe misschien wel bereid. De rechtbank oordeelt dat de lening op het moment van aangaan zakelijk was.
De inspecteur stelt vervolgens dat de jaarlijkse toenamen van het rekening-courant afzonderlijke, nieuwe leningen vormen. Per nieuwe lening wil hij de (on)zakelijkheid toetsen. Ook hierin gaat de rechtbank niet mee. De jaarlijkse toename volgt uit de rekening-courantovereenkomst, die een maximaal te lenen bedrag vermeldt. Overigens kan deze ene lening later alsnog onzakelijk worden. Maar de rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst onvoldoende feiten aandraagt om het onzakelijk worden van de lening aannemelijk te maken. Startende ondernemingen lijden wel vaker verliezen in de eerste jaren. Een schuldeiser handelt dan niet meteen onzakelijk als hij geen incassomaatregelen neemt. Bovendien was de bv tenminste tot en met het jaar 2007 solvabel genoeg om de schuld te voldoen. Tegen de tijd dat het treffen van incassomaatregelen wel logisch was, had de bv de winkelactiviteit aan een derde verkocht om de schade te beperken. Voor de vof was dit een voldongen feit. Verdere incassomaatregelen zouden niets opleveren. Een derde zou op dezelfde manier hebben gehandeld, zo meent de rechtbank. Aangezien de lening via de rekening-courant steeds zakelijk is gebleven, mag de man zijn vordering afwaarderen ten laste van zijn ondernemingswinst.

Bron: Rb. Gelderland 29-05-2019

Principeakkoord pensioenstelsel

Werkgevers- en werknemersorganisaties, de SER en het kabinet hebben een principeakkoord bereikt en gepresenteerd over een toekomstbestendig en evenwichtig pensioenstelsel. De pensioenopbouw wordt moderner en persoonlijker, de AOW-leeftijd stijgt minder snel en er komt ruimte om eerder te stoppen met werken. Of het tot een akkoord komt is nu afhankelijk van de leden van de FNV.

Voor 1 juli 2019 moet zijn ingestemd met het principeakkoord om te voorkomen dat de AOW-leeftijd weer wordt verhoogd. Er wordt dan zo snel mogelijk gestart met het wetgevende proces voor de afspraken over de AOW-leeftijd voor de komende jaren zodat die wijzigingen op 1 januari 2020 ingaan. Het nieuwe pensioenstelsel moet twee jaar later ingaan.
In het principeakkoord zijn de volgende afspraken opgenomen:

Het pensioen wordt persoonlijker en transparanter doordat de opbouw meer gaat aansluiten bij de premie die mensen inleggen.
Het pensioen wordt sneller aangepast aan de economische situatie – sneller verhogen in goede, en sneller verlagen in slechte tijden. Pensioenfondsen kunnen de pensioenen verhogen bij een dekkingsgraad van hoger dan 100% (was 110%) en verlagen als zij onder die dekkingsgraad (was 90%) zitten.
De huidige regels om te korten worden tijdelijk aangepast om de kans op kortingen op de korte termijn te verkleinen.
Het kabinet investeert € 800 miljoen in duurzame inzetbaarheid en scholing om mensen te helpen gezond en werkend hun pensioenleeftijd te behalen.
De AOW-leeftijd wordt twee jaar vastgezet op 66 jaar en 4 maanden. Daarna stijgt de AOW-leeftijd door naar 67 jaar in 2024. Vanaf 2025 zal de AOW-leeftijd niet 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven maar 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft gekoppeld aan de levensverwachting maar in mindere mate.
Als gezond doorwerken echt niet meer mogelijk is, moeten werknemers de keuze hebben om eerder te stoppen met werken. De bestaande mogelijkheid om te sparen voor verlof worden daarom verruimd. Ook komt er tijdelijk meer ruimte om eerder te stoppen met werken. Werknemers en werkgevers kunnen onderling afspreken dat een werknemer tot drie jaar eerder met pensioen gaat.
Zzp’ers moeten zich verplicht tegen arbeidsongeschiktheid gaan verzekeren, zodat alle werkenden verzekerd zijn. De sociale partners is gevraagd om in overleg met zelfstandigenorganisaties voor de zomer van 2020 met een concreet voorstel te komen voor deze verzekering.

Naar aanleiding van het ontwerpadvies van de SER, wil het kabinet mensen meer flexibiliteit bieden bij het opnemen van hun pensioen. Daarom krijgt iedereen de mogelijkheid om een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum op te nemen. Mensen kunnen straks maximaal 10% van het door hen opgebouwde pensioen opnemen om bijvoorbeeld hun hypotheek af te betalen.

FNV-leden kunnen van woensdag 12 juni tot en met zaterdag 15 juni via internet nu stem uitbrengen. Na de ledenraadpleging neemt het Ledenparlement van FNV een definitief besluit.

Bron: Min. SZW, 5-6-2019

Navorderingstermijn alleen langer na verleend uitstel

Als aan een belastingplichtige uitstel wordt verleend voor het indienen van zijn aangifte, leidt dit tot een verlenging van de navorderingstermijn. Dit geldt echter niet als een belastingplichtige wel om uitstel heeft verzocht, maar dit verzoek pas na het indienen van de aangifte door de Belastingdienst is ontvangen, zo blijkt uit een uitspraak van Hof Amsterdam.

Een man was schuldig bevonden aan witwassen, waarna de Belastingdienst zijn aangiften opnieuw bekeek. Dit leidde ertoe dat de inspecteur op 14 april 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting oplegde over het jaar 2010. De belastingplichtige stelde echter dat de navorderingstermijn op 1 januari 2016 was verstreken. Volgens de inspecteur had de man echter verzocht om uitstel voor het doen van aangifte en moest de navorderingstermijn hierdoor worden verlengd.
Het hof was het niet met de inspecteur eens. De belastingplichtige had weliswaar om uitstel verzocht, maar de inspecteur ontving dit verzoek pas op 26 april 2011. De aangifte was toen inmiddels ontvangen, zodat geen uitstel was verleend. Het hof oordeelde dat hierdoor de navorderingstermijn niet was verlengd, zodat de navorderingsaanslag te laat was opgelegd.

Bron: Hof Amsterdam, 26-2-2019 (gepubl. 29-5-2019)

Pensioenverdeling bij scheiding wordt gemoderniseerd

De regels omtrent de verdeling van pensioenen bij een echtscheiding gaan op de schop. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hiertoe het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 opgesteld en voorgelegd aan de Raad van State voor advies. De ministerraad heeft al met dit voorstel ingestemd.

De exacte inhoud van het wetsvoorstel wordt pas bekend bij indiening daarvan in de Tweede Kamer. Als de Tweede en Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemmen, krijgen beide ex-partners in de toekomst een zelfstandig recht op een deel van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Hierdoor hebben de beide ex-partners in de toekomst – in tegenstelling tot de huidige situatie – op pensioengebied niets meer met elkaar te maken. Ook geeft deze nieuwe regeling meer inzicht in de financiële situatie van de ex-partners na hun pensionering.
Na de inwerkingtreding van de wet zullen pensioenuitvoerders bij een melding van een scheiding automatisch overgaan tot een verdeling van de pensioenen. Wel kunnen ex-partners desgewenst aangeven dat zij het pensioen niet willen verdelen. Ook kunnen zij samen andere afspraken maken over de verdeling.

Bron: Min. van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 29-5-2019

Voorgeschoten loonheffingen door dga informeel kapitaal

Als een dga bij uitbetaling van zijn stamrechtuitkering de verschuldigde loonheffingen voorschiet voor zijn bv en hij weet dat die bv dit nooit meer kan terugbetalen, dan vormt het voorgeschoten bedrag informeel kapitaal.

Op 1 december 2005 krijgt een man een ontslagvergoeding van zijn toenmalige werkgever van circa € 1 miljoen. Hij brengt de ontslagvergoeding in als stamrecht in een eigen bv. In 2014 wenst de dga gebruik te maken van de afkoopregeling voor stamrechten en daarna de bv te liquideren. Vanwege de slechte financiële positie van de bv besluit de man de verschuldigde loonheffingen uit privémiddelen te voldoen en boekt dit in rekening-courant. Dat doet de man ook met het netto bedrag van de stamrechtuitkering. Het saldo van de rekening-courantvordering van de dga op zijn bv wenste de dga als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen in box 1 te brengen, waardoor hij ook geen belasting hoefde te betalen over de stamrechtuitkering. In geschil bij Hof Den Haag is of de dga het bedrag van het stamrecht heeft genoten. Het hof stelt voorop dat de waarde van het stamrecht gesteld moet worden op het bedrag dat bij een derde zou moeten worden gestort om de aanspraak te kunnen dekken. De financiële positie van de bv is daarbij irrelevant. Volgens het hof moet bij het betalen van de loonheffingen in privé door de dga al duidelijk zijn geweest dat de bv dit bedrag nooit zou kunnen terugbetalen. Dit leidt tot de conclusie dat de door de dga betaalde loonheffingen kwalificeren informeel kapitaal is. Zou dit informeel kapitaal uit de rekening-courant worden gehaald, dan resteert een vordering. Vanwege deze vordering in rekening-courant van de bv op de dga heeft de man de stamrechtuitkering door verrekening van het nettobedrag volledig genoten, aldus het hof. De inspecteur heeft de stamrechtuitkering dan ook terecht in de belastingheffing betrokken.

Bron: Hof Den Haag 13-2-2019