Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Prinsjesdag 2022 – Pakket Belastingplan 2023

Het pakket Belastingplan 2023 bestaat uit de volgende zeven wetsvoorstellen. In dit overzicht worden de wijzigingen in wetsvoorstel Belastingplan 2023 aangegeven en de in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2023 aangekondigde nota van wijziging.

Koopkrachtmaatregelen De voorgestelde maatregelen richten zich vooral op de meest kwetsbare huishoudens door bijvoorbeeld de zorg- en huurtoeslag extra te verhogen. Dit voorstel zit niet in het Belastingplan 2023. Wel worden de lasten op arbeid worden verlaagd en per 1 januari wordt het minimumloon met ruim 10% verhoogd.

Tariefplafond Beoogd wordt om een tariefplafond met een maximumtarief voor elektriciteit en/of gas tot een bepaald gebruik te introduceren en bedrijven binnen het energie-intensieve MKB die het nodig hebben helpen met liquiditeitsversterking en verduurzaming. Deze plannen worden nog uitgewerkt.

Uitfaseren oudedagsreserve Voorgesteld wordt om de fiscale oudedagsreserve (FOR) uit te faseren. Met ingang van 1 januari 2023 kan een oudedagsreserve niet verder meer worden opgebouwd. De tot en met 31 december 2022 opgebouwde oudedagsreserve kan op basis van de huidige regels worden afgewikkeld.

Verlagen zelfstandigenaftrek Het kabinet wil de afbouw van de zelfstandigenaftrek versnellen. De zelfstandigenaftrek wordt met ingang van 2023 in verschillende stappen verlaagd van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027. De verhoging van de startersaftrek blijft ongewijzigd (€ 2.123)

Onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd Voorgesteld is om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen tot € 0,21 per kilometer en per 1 januari 2024 naar € 0,22 per kilometer.

Oudedagsverplichting aanwenden ter verkrijging van een lijfrente Voorheen konden dga’s een pensioenvoorziening opbouwen in hun eigen bv. Toen dit werd afgeschaft, kon een deel van het pensioen worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Voordat een ODV tot uitkering komt, kan de dga er een lijfrente van kopen. Omdat in de praktijk de wens bestond om een lijfrente aan te kopen nadat de ODV-uitkeringen zijn gestart (ook als al vijf jaar zijn verstreken na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt), zijn hiervoor goedkeuringen afgegeven. Deze goedkeuringen, inclusief de daarin gestelde voorwaarden, worden nu in de wet opgenomen.

Introduceren twee schijven box 2 Als dekking voor het rechtsherstel dat op grond van het arrest van 24 december 2021 over box 3 moet worden geboden, wordt voorgesteld de lasten in box 2 te verhogen. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in het box 2-tarief. In de huidige situatie is sprake van één vlaktarief dat geldt voor het gehele bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in box 2. Dit tarief bedraagt 26,9% in 2022. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in box 2 met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 (bedrag 2024) aan inkomsten per belastingplichtige en een tarief van 31% voor het meerdere.

Verhoging werkkostenregeling De werkkostenregeling (WKR) wordt verruimd. Om het MKB tegemoet te komen wordt voorgesteld de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom te verhogen met 0,22%-punt.

Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon Voorgesteld wordt de doelmatigheidsmarge van nu 25% af te schaffen. Hierdoor zal het gebruikelijk loon van de belastingplichtige over het algemeen hoger worden vastgesteld, waardoor de belastingplichtige meer belasting in box 1 moet gaan betalen

Vervallen gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups Voorgesteld wordt de regeling per 1 januari 2023 te laten vervallen. Ab-houder(s) die in 2022 al gebruikma(a)k(t)en van de regeling, kunnen de regeling blijven toepassen. De voorwaarden voor de tegemoetkoming zoals die op 31 december 2022 gelden, blijven in dat geval gelden voor de resterende duur waarin de ab-houder nog gebruik kan maken van de tegemoetkoming.

Beperken 30%-regeling De 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt per 1 januari 2024 beperkt tot de zogenoemde Balkenende-norm. In 2022 bedraagt deze WNT-norm € 216.000 op jaarbasis. Aftopping binnen de 30%-regeling komt aan de orde als de grondslag voor de 30%-regeling hoger is dan € 216.000. Beoogd is dat de aftoppingsmaatregel per 1 januari 2024 in werking treedt. Er wordt een overgangsregeling voorgesteld op basis waarvan voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt dat de aftopping van de 30%-regeling pas toepassing vindt vanaf 1 januari 2026.

Verhoging MIA en EIA Het budget voor de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek wordt structureel met respectievelijk € 100 mln. en € 50 mln. per jaar vanaf 2023.

Verlagen schijfgrens Vpb naar € 200.000 en verhogen laag tarief naar 19% Voorgesteld wordt de schijfgrens in de vennootschapsbelasting (Vpb) te verlagen van € 395.000 naar € 200.000 vanaf 1 januari 2023. Hierdoor betalen bedrijven met ingang van 1 januari 2023 het hoge Vpb-tarief van 25,8% vanaf een belastbaar bedrag van meer dan € 200.000. Daarnaast wordt voorgesteld het tarief voor een belastbaar bedrag tot en met € 200.000 te verhogen van 15% naar 19%.

Beëindigen vrijstelling BPM bestelauto’s ondernemers, aanpassing grondslag BPM bestelauto’s Het kabinet stelt voor om in de Wet BPM 1992 de vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling) met ingang van 1 januari 2025 af te schaffen. De grondslag voor bestelauto’s wordt omgezet naar CO2-uitstoot.
Ondernemers kunnen tot en met 31 december 2024 gebruikmaken van de vrijstelling voor een bestelauto en daar ook ongewijzigd gebruik van blijven maken als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen die aan de vrijstelling zijn verbonden. Als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor vrijstelling hoeft gedurende de nog niet verstreken duur van de vijfjaarsperiode het vrijgestelde bedrag aan BPM niet te worden (terug)betaald bij verkoop van de bestelauto aan een particulier. Voorts regelen de overgangsbepalingen dat een ondernemer die een gebruikte bestelauto importeert, afhankelijk van de datum eerste toelating, de ondernemersvrijstelling kan toepassen.

Verhoging MRB-tarief voor bestelauto’s ondernemers Het tarief van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor bestelauto’s van ondernemers wordt verhoogd.

Incidentele maatregelen vanwege de hoge energieprijzen Het kabinet stelt wijzigingen voor in de energiebelasting. Het gaat om een incidentele verlaging van de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit en een tijdelijke hogere belastingvermindering in de energiebelasting.
Vanwege de hoge energieprijzen temporiseert het kabinet maatregelen uit het coalitieakkoord die betrekking hebben op de energiebelasting. De verhoging van het tarief op aardgas en de verlaging van het tarief voor elektriciteit als klimaatprikkel in de energiebelasting worden doorgevoerd vanaf 2024 in plaats van 2023. De tarieven voor de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) worden opgenomen in de energiebelasting.

Verlengen verlaagde accijnstarieven op ongelode benzine, diesel en LPG Het kabinet stelt voor om de verlaagde accijnstarieven zoals die van toepassing zijn sinds 1 april 2022 te verlengen tot en met 30 juni 2023. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 17,3 cent, diesel 11,1 cent en voor LPG 4,1 cent. De wettelijke voorgeschreven jaarlijkse indexatie en de in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord opgenomen verhoging van het accijnstarief voor diesel worden uitgesteld tot 1 juli 2023.

Overige maatregelen in vogelvlucht:

Tariefsverlaging box 1

Tariefsverhoging box 3 en verhoging heffingsvrije vermogen.

Arbeidskorting omhoog

Afschaffen middelingsregeling

Actualiseren leegwaarderatio

Begrenzing periodieke giftenaftrek

Aanpassen culturele multiplier voor partners

Uitfaseren IACK

Afbouw algemene heffingskorting met verzamelinkomen

Repareren overgangsrecht scholingsaftrek

Afschaffen en verlagen van de schenkingsvrijstelling eigen woning

Verhogen algemene tarief overdrachtsbelasting van 8% naar 10,4%

Algemeen btw-tarief op lachgaspatronen

Btw-nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen

Wijziging Mijnbouwwet vanwege tijdelijke verhoging cijns

Aanscherpen CO2-heffing industrie

Verhogen vliegbelasting

Verhogen tabaksaccijns

Verhogen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

Uitzonderen toeslagpartnerbegrip en medebewonerschap huurtoeslag bij particuliere opvang ontheemde Oekraïners

Uitzonderen toeslagpartnerbegrip voor personen die wegens huiselijk geweld naar de opvang zijn gevlucht.

Inkomensbeleid Caribisch Nederland

Duurzame ontwikkeling Caribisch Nederland

Bron: MvF 20-09-2022

Omzetbelasting niet alsnog via herziening terug te vragen

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat een ondernemer via de herzieningsregeling voorbelasting kan terugvragen, ook al is de wettelijke termijn voorbij. De Hoge Raad heeft die uitspraak gecasseerd. De ondernemer kan niet via de herzieningsregeling alsnog voorbelasting buiten de wettelijke termijn terugvragen.

Bij aanschaf van tien percelen grond op een vakantiepark brengt een ondernemer de bij aanschaf in 2006 aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek. Het beoogde belaste gebruik vindt uiteindelijk niet plaats. In 2013 verkoopt hij twee van de tien percelen belast terug aan de oorspronkelijke verkoper. Hij heeft deze belasting niet op aangifte voldaan. De inspecteur heeft de verschuldigde omzetbelasting van de ondernemer nageheven. De ondernemer is van mening dat hij zijn in 2006 niet-geclaimde recht op aftrek van voorbelasting voor de twee terug geleverde percelen alsnog in 2013 te gelde kan maken via de herzieningsregeling.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het standpunt van de ondernemer bevestigd. Daarop is de staatssecretaris in cassatie gegaan. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 maart 2021 prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld. Bij arrest van 7 juli 2022 heeft het HvJ EU overwogen dat de herzieningsregeling niet van toepassing is als de ondernemer zijn voorbelasting niet heeft terug gevraagd en ook niet meer kan terug vragen vanwege het verlopen van de wettelijke termijn.
De Hoge Raad verklaart in onderhavig arrest het cassatieberoep van de staatssecretaris tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden gegrond. De Hoge Raad handhaaft de verzuimboete zoals deze door het hof is verminderd, vanwege een pleitbaar standpunt. De Hoge Raad wijst vervolgens vergoeding wegens immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de ondernemer daar niet om heeft verzocht. Ook vermindert de Hoge Raad de boete niet vanwege overschrijding van de redelijke termijn, omdat de boete minder bedraagt dan € 1.000.

Bron: Hoge Raad 16-09-2022

Binnenkort geen acceptgiro’s meer van de Belastingdienst

De papieren acceptgiro stopt per 1 juni 2023. De Belastingdienst stopt daarom binnenkort met het versturen papieren acceptgiro’s bij belastingaanslagen of beschikkingen.

De producteigenaar van de acceptgiro heeft besloten per 1 juni 2023 te stoppen met het aanbieden en ondersteunen van de papieren acceptgiro. De Belastingdienst stopt daarom vóór 1 juni 2023 stapsgewijs met het versturen van acceptgiro’s. In plaats van een acceptgiro stuurt de Belastingdienst betaalinformatie bij de brieven. Betalen is mogelijk via mobiel bankieren of internetbankieren. Meer informatie over betalen zonder acceptgiro is te vinden op de site van de Belastingdienst: Hoe kan ik betalen als jullie geen acceptgiro meer sturen?

Bron: Belastingdienst 15-09-2022

Namens ex-partner onbevoegd ingediende aangifte rechtsgeldig

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat een aangifte met beide digitale handtekeningen rechtsgeldig is. Ondanks dat een van de ex-partners aangeeft dat de aangifte onbevoegd is ingediend omdat zonder toestemming gebruik is gemaakt van de DigiD van de ex-partner.

In 2016 scheidt een vrouw van haar man. Gedurende het jaar 2018 staat de vrouw nog samen met haar ex-echtgenoot en kinderen in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres van de voormalige echtelijke woning. Beiden zijn in 2018 voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning. Op 26 maart 2019 heeft de vrouw elektronisch aangifte gedaan en claimt aftrek van hypotheekrente. Op 21 april 2019 dient de ex-echtgenoot een gezamenlijke aangifte inkomstenbelasting in. Hierin is sprake van fiscaal partnerschap met de ex-echtgenoot. In deze aangifte wordt de hypotheekrente volledig aan die ex-echtgenoot toegerekend. In juli doet de vrouw nogmaals aangifte, nu op papier. Daarin claimt ze weer renteaftrek. De inspecteur legt een aanslag op gebaseerd op de aangifte van 21 april 2019, waarin geen renteaftrek is toegepast. De inspecteur weigert om de aanslag ambtshalve te verminderen. Daarom gaat de vrouw naar de rechtbank.
Volgens de vrouw heeft haar ex-echtgenoot de aangifte van 21 april 2019 zonder haar toestemming en medeweten ingediend. Zij heeft niet ingestemd met de door de ex-echtgenoot gemaakte verdeling van de aftrek van de rente. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van belang dat alleen beide fiscale partners een gemaakte verdeling van gezamenlijke posten kunnen wijzigen Bovendien moeten dan de aanslagen van beiden nog niet onherroepelijk vaststaan. De herziene aangifte van 21 april 2019 is ingediend met digitale handtekeningen van beide fiscale partners. De aanslag die aan de ex-echtgenoot is opgelegd vloeit voort uit die aangifte. De rechtbank honoreert het standpunt van de vrouw niet dat haar met DigiD gemaakte handtekening in de aangifte ongeldig is. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de vrouw om ervoor te zorgen dat haar ex-echtgenoot geen onbevoegd gebruik van haar DigiD kan maken.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-09-2022 (gepubl. 13-09-2022)

Verwachte maatregelen rond de auto en het milieu

Naar verwachting presenteert het kabinet op Prinsjesdag in het Pakket Belastingplan 2023 een wijziging in de BPM en verschillende voorstellen met betrekking tot de energiebelastingen.

Vervallen van BPM-vrijstelling bestelauto’s voor ondernemers Het kabinet wil deze vrijstelling van BPM (bij meer dan 10% zakelijk gebruik) met betrekking tot bestelauto’s die op naam van een ondernemer staan afschaffen. Het reguliere BPM-tarief voor bestelauto’s gaat dus ook gelden voor ondernemers. De vrijstelling voor emissievrije bestelauto’s blijft gehandhaafd. Momenteel vindt wel een nadere uitwerking plaats van de precieze vormgeving van deze maatregel.

Aanpassing tarief(structuur) energiebelasting De regering wil de tariefstructuur van de energiebelasting minder degressief maken door de tarieven in de hogere verbruiksschijven gas en elektriciteit te verhogen. Een nadere uitwerking van deze maatregel moet nog plaatsvinden. Daarnaast staat voor de periode 2023-2028 een verhoging van de eerste schijf van de energiebelasting op gas op de planning. Het zal gaan om een verhoging van 5,23 cent/m3. Daarentegen zal een verlaging plaatsvinden van de eerste schijf energiebelasting op elektriciteit in de periode 2023-2028 5,23 cent/kWh.

Verhoging belastingvermindering energiebelasting Per 2023 vindt een structurele verlaging plaats van het belastingdeel van de energierekening voor huishoudens via een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting. De verhoging van de belastingvermindering zal naar verwachting € 27,47 (exclusief btw) per elektriciteitsaansluiting bedragen. De verhoging van de belastingvermindering hangt samen met de in het coalitieakkoord afgesproken bijmengverplichting voor groen gas.

Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie De tarieven voor de Opslag duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) zijn momenteel tot en met 2022 wettelijk vastgelegd. Vanaf dit jaar is de ODE lastenneutraal ontkoppeld van de SDE++. Om de ontkoppeling lastenneutraal te laten plaatsvinden, zal nog een aanpassing plaatsvinden van de ODE-tarieven. Vervolgens zal per 2023 een verlaging plaatsvinden van de tweede en derde schijf van de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) op elektriciteit. Uiteindelijk moet de ODE worden geïntegreerd in de energiebelasting, waardoor in 20124 de formele afschaffing van de Wet ODE zal plaatsvinden.

Aanscherpen CO2-heffing industrie De CO2-heffing industrie kent enkele dispensatierechten. Het aantal dispensatierechten hangt onder meer af van de reductiefactor. Het kabinet wil deze reductiefactor op twee punten aanpassen. Zo stelt het kabinet voor om het aantal dispensatierechten vanaf 1 januari 2023 geleidelijk extra te verminderen tot in totaal 4,85 Mton in 2030. Het gaat daarbij om 4 Mton minder dispensatierechten voor de industrie en 0,85 Mton minder dispensatierechten voor overige installaties. Verder stelt het kabinet voor om de reductiefactor te herijken voor nieuwe EU ETS-benchmarks. Deze herijking van de reductiefactor zorgt op zichzelf niet voor een wijziging van het totaal aantal uit te geven dispensatierechten. Om zowel de aanscherping als de herijking te realiseren wil het kabinet de reductiefactor voor het jaar 2023 vaststellen op 1,213. Ieder daaropvolgend kalenderjaar zal dan een afname met 0,078 plaatsvinden. Het tarief van de CO2-heffing industrie blijft vooralsnog ongewijzigd.

Verhoging vliegbelasting Op grond van het coalitieakkoord stelt het kabinet voor om de vliegbelasting te verhogen. Het doel is om vanaf 2023 extra opbrengsten van € 400 miljoen te genereren. Gelijktijdig zal de overheid het vliegen op korte afstanden ontmoedigen. De vliegbelasting drukt namelijk relatief zwaarder op tickets voor deze bestemmingen. Aanvankelijk was het plan om het tarief van de vliegbelasting per vertrekkende passagier (transfer uitgezonderd) met ingang van 1 januari 2023 te verhogen naar € 28,58. Maar dit bedrag kan nog veranderen.

Bron: MvF 03-06-2022

Bereken eerst belastingkorting, dan pas heffingskorting

Heeft iemand zijn verlies uit aanmerkelijk belang omgezet in een belastingkorting? Dan moet de verrekening van de belastingkorting plaatsvinden voordat de berekening van de heffingskorting aan de beurt is.

Een 100%-aandeelhouder van een bv lijdt bij de opheffing van deze bv een verlies uit aanmerkelijk belang (ab). De inspecteur stelt dit verlies uit ab in de definitieve aanslag IB/PVV 2014 vast op € 18.151. Vervolgens zet hij op verzoek van de ab-houder dit verlies om in een belastingkorting ter grootte van € 4.538. In de aanslag over 2016 verrekent de Belastingdienst de belastingkorting met de belasting over het inkomen uit werk en woning. Het gevolg is dat de algemene heffingskorting uitkomt op € 901 in plaats van € 2.242. Maar volgens de ab-houder moet de Belastingdienst eerst de belastingkorting berekenen. Pas daarna zou de belastingkorting zijn toe te passen. Maar Hof Arnhem-Leeuwarden gaat hierin niet mee. De gecombineerde heffingskorting is in principe maximaal gelijk aan de gecombineerde inkomensheffing. De fiscus heeft dus terecht eerst de belastingkorting toegepast om de inkomensheffing te berekenen. Pas daarna valt de heffingskorting te berekenen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 30-08-2022 (gepubl. 09-09-2022)

Inzicht in te betalen en ontvangen bedragen IB en Zvw

Sinds kort is het overzicht ‘betalen en ontvangen’ beschikbaar op de internetsite van de Belastingdienst. Ondernemers en burgers kunnen daarin zelf nakijken welke bedragen aan inkomstenbelasting en Zorgverzekeringswet zij nog ontvangen of moeten betalen.

Naast de te betalen en ontvangen bedragen is in het overzicht ook alle betaalinformatie vinden zoals het betalingskenmerk en rekeningnummer. Op dit moment zijn de volgende bedragen te zien:

Inkomstenbelasting en Zvw: de te betalen bedragen

De maandelijks te ontvangen voorlopige aanslag

Eerder betaald of ontvangen: de totaalbedragen, tot twee jaar terug

Niet te zien zijn:

Inkomstenbelasting en Zvw: bedragen die men eenmalig ontvangt, zoals geld terug na de aangifte

Eerder betaald of ontvangen: de termijnbedragen

Het overzicht wordt de komende tijd door de Belastingdienst verder uitgebreid met andere belastingen, toeslagen, mogelijkheden als iDEAL en het inloggen met eHerkenning. Het overzicht is te vinden op belastingdienst.nl/overzicht. Om in te loggen is DigiD nodig.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 13-09-2022

Omkering bewijslast geldt niet voor hele naheffingsaanslag

De Belastingdienst legt een bedrijf een naheffingsaanslag op. Het bedrijf voldoet niet aan een onherroepelijk geworden informatiebeschikking met betrekking tot een deel van de naheffingsperiode. In dat geval geldt de omkering van de bewijslast alleen voor de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op dezelfde periode als de informatiebeschikking.

Een VOF die een shishalounge exploiteert, ontvangt na diverse controles verschillende informatieverzoeken van de Belastingdienst. Nadat de VOF steeds weigert de gevraagde informatie te verstrekken, geeft de inspecteur een informatiebeschikking af. Daarin staat dat de VOF heeft geweigerd de originele inkoopfacturen van waterpijptabak over de periode van 2011 tot en met 11 maart 2016 te overleggen. De VOF gaat niet in bezwaar tegen de informatiebeschikking. Vervolgens legt de fiscus de VOF een naheffingsaanslag accijns op voor de tabak die zij in de periode van 1 september 2012 tot en met 6 september 2016 voorhanden zou hebben. De VOF gaat in beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden laat de naheffingsaanslag echter met toepassing van een omgekeerde en verzwaarde bewijslast in stand.
In cassatie vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak op een ambtshalve grond. De wet schrijft namelijk de omkering en verzwaring van de bewijslast dwingend voor. De belastingrechter moet dus deze bewijsregel ambtshalve toepassen, ongeacht het standpunt van partijen daarover. Aan de andere kant dient de belastingrechter ook de normale regels van bewijsrecht toepassen als hij geen aanleiding ziet de bewijslast om te keren en te verzwaren. Dat geldt zelfs als de partijen gezamenlijk een ander standpunt innemen.
In deze zaak heeft het hof de partijen niet mogen volgen in hun standpunt dat de omkering en verzwaring van de bewijslast ook geldt voor de periode van 12 maart 2016 tot en met 6 september 2016. Voor die periode heeft de Belastingdienst geen gegevens opgevraagd, zodat de onherroepelijk geworden informatiebeschikking daarop geen betrekking heeft. Met betrekking tot die periode dient op grond van de normale regels van bewijslast de beoordeling plaats te vinden of de naheffingsaanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. Voor de periode van 2011 tot en met 11 maart 2016 mag men wel uitgaan van de onherroepelijke informatiebeschikking. Hierbij heeft het hof terecht beslist dat de VOF het verzwaarde tegenbewijs dat de schatting van de inspecteur over het gewicht van de tabak onjuist is, niet heeft geleverd. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak door naar Hof Den Bosch.

Bron: Hoge Raad 09-09-2022

Toepassen anoniementarief en vertraagde afgifte BSN

Omdat de doorlooptijd van de afgifte van nieuwe burgerservicenummers (BSN’s) bij gemeenten langer is dan gebruikelijk, versoepelt de Belastingdienst de toepassing van het anoniementarief.

Normaal gesproken moet een nieuwe werknemer uiterlijk op de 1e werkdag bepaalde gegevens aan de werkgever verstrekken, zoals het BSN. Krijgt de werkgever dit niet of heeft de werknemer geen BSN, dan moet de werkgever het anoniementarief toepassen.
Omdat de doorlooptijd van de afgifte van nieuwe BSN’s bij gemeenten langer is dan gebruikelijk, kan het zijn dat een nieuwe werknemer niet tijdig over een BSN beschikt. Als zowel de werknemer als de werkgever kunnen aantonen geen invloed te hebben op het ontbreken van het BSN, dan kan de werkgever de Belastingdienst om toestemming vragen om het anoniementarief niet toe te passen. Dit kan door een brief of e-mail te sturen naar het belastingkantoor.

Bron: Belastingdienst 08-09-2022

Lagere waarde per punt voor WOZ- en Bpm-zaken discriminatoir

De Hoge Raad vindt het onderscheid dat het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht maakt voor de proceskostenvergoeding tussen WOZ-zaken en Bpm-zaken enerzijds en overige zaken anderzijds discriminerend is.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een Bpm-zaak het hoger beroep gegrond verklaard. Daarbij heeft het hof de proceskostenvergoeding gebaseerd op het lage tarief van € 541 dat gold per 1 juli 2021 in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Het Bpb maakt voor de proceskostenvergoeding onderscheid tussen Woz-zaken en Bpm-zaken aan de ene kant en overige zaken aan de andere kant. De proceskostenvergoeding voor Woz-zaken en Bpm-zaken is lager dan voor overige fiscale zaken. Bij de Hoge Raad is in geschil of voornoemd onderscheid dat het Bpb maakt voor de proceskostenvergoeding discriminerend is of niet.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak over de proceskosten van het hof en verwijst daarbij naar zijn arrest van 27 mei 2022. Het onderscheid tussen WOZ- en Bpm-procedures aan de ene kant (€ 541 per punt) en overige fiscale procedures (€ 759 per punt) aan de andere kant is discriminerend. De regeling waarin dat onderscheid wordt gemaakt, moet buiten toepassing blijven. De algemene regel van de waarde per punt van € 759 is daarom van toepassing is. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en kent voor het beroep en hoger beroep een proceskostenvergoeding toe naar een waarde per punt € 759, de waarde op 9 september 2022, de datum waarop de Hoge Raad dit arrest heeft gewezen.
Op dezelfde dag heeft de Hoge Raad drie vergelijkbare zaken op dezelfde manier afgedaan.

Bron: Hoge Raad 09-09-2022