Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Naheffing loonheffing thuiszorgbureau grotendeels in stand: sprake van fictieve dienstbetrekking

Een vennootschap onder firma (vof) bood tussen 17 februari 2006 en 17 april 2007 bemiddeling en advies in de particuliere thuiszorg. De onderneming regelde particuliere verpleging en verzorging via zelfstandige zorgverleners. Op 18 april 2007 zijn de activiteiten voortgezet in een besloten vennootschap (zie ook zaaknummer 22/2564).

Over de periode 1 januari 2006 tot en met 5 april 2007 kreeg de vof een naheffingsaanslag loonheffing opgelegd. Rechtbank Noord-Holland verminderde deze aanslag voor het jaar 2006.

De vof stelde hoger beroep in tegen de resterende aanslag.
Oordeel Hof Amsterdam

Het Hof bevestigt dat de naheffingsaanslag juist en tijdig is vastgesteld en bekendgemaakt. Samen met de Rechtbank oordeelt het Hof dat de relatie tussen het bemiddelingsbureau en de zorgverleners moet worden gezien als een fictieve dienstbetrekking op grond van artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965.

Hierdoor is het bemiddelingsbureau verplicht om loonheffing in te houden en af te dragen.

Het beroep van de vof op het gelijkheidsbeginsel en op gerechtvaardigd vertrouwen werd door het Hof afgewezen.
Uitzondering: proceskostenvergoeding

Het hoger beroep slaagt alleen voor wat betreft de proceskostenvergoeding die door de Rechtbank was toegekend.
Conclusie

Fictieve dienstbetrekking: de zorgverleners werkten in een verhouding die loonheffing verplicht maakt.

De naheffingsaanslag loonheffing blijft grotendeels in stand.

Alleen op het punt van de proceskostenvergoeding krijgt de vof gelijk.