Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Splitsingsvrijstelling OVB ook voor vastgoed als belegging

Om te bepalen of voor de overdrachtsbelasting een beroep kan worden gedaan op de splitsingsvrijstelling is de rechtspraak van het HvJ inzake het begrip fusie van belang. Uit die rechtspraak volgt dat de fusierichtlijn ook geldt voor vennootschappen zonder materiële onderneming.

Een bv ontstaat in 2015 uit een juridische splitsing van G bv. G bv had twee 50%-aandeelhouders, een broer en een zus. Deze laatste houdt de aandelen in deze bv. De tweede vennootschap die bij die splitsing ontstond is de persoonlijke houdster-bv van de broer. De bv verkreeg alle aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon. De bv heeft bij de verkrijging van de aandelen in de onroerendezaakrechtspersoon een beroep gedaan op de splitsingsvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. De inspecteur vennootschapsbelasting heeft de splitsingsvrijstelling vennootschapsbelasting verleend.
Bij de Hoge Raad is het de vraag of overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de verkrijging door de bv van de aandelen in de onroerendezaakrechtspersoon. Met name betreft het de vraag of aan de splitsing zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de vrijstelling niet van toepassing geacht. De Hoge Raad casseert die uitspraak echter en zet uiteen dat de splitsingsvrijstelling volgens de Fusierichtlijn moet worden uitgelegd. Doorslaggevend voor de uitleg van het begrip ‘zakelijke overwegingen’ is de rechtspraak van het HvJ. Uit die rechtspraak volgt dat het niet uitmaakt of een verwervende of een verworven vennootschap al dan niet een materiële onderneming drijft. Ook zonder een onderneming in voornoemde zin bestaat mogelijkheid dat de fusie berust op zakelijke overwegingen.
Er is geen reden om aan te nemen dat voor vennootschappen waarin geen materiële onderneming zit de vrijstelling niet zou gelden. Volgens de Hoge Raad staat vast dat de jurisprudentie van het HvJ over de fusievrijstelling, ook in dit geval geldt. De tekst van de Fusierichtlijn maakt namelijk geen onderscheid tussen fusies en splitsingen. Daarom is het uitgangspunt dat ook vennootschappen zonder materiële onderneming zakelijke overwegingen kunnen hebben om te herstructureren. De in art. 5c, lid 1, Uitvoeringsbesluit BRV genoemde herstructurering of rationalisering van actieve werkzaamheden zijn niet meer dan voorbeelden van zakelijke overwegingen voor een splitsing.

Bron: HR 18-12-2020

Uitbreiden en later kwijtschelden lening is geen schenking

Een ouder kan via zijn eigen bv geld lenen aan een vennootschap van zijn kind. Is deze lening onzakelijk, dan kan sprake zijn van een verkapte schenking. Maar een uitbreiding van deze lening en latere kwijtschelding hoeft volgens Rechtbank Gelderland geen schenking te vormen.

Een vader van drie kinderen is tevens enig aandeelhouder van een bv. Zijn kinderen hebben allemaal een eigen holding. Op 13 december 2007 leent de bv van vader aan iedere holding van de kinderen een bedrag van € 166.670 uit. De looptijd van deze leningen is twee jaar en de rente bedraagt 6%. De holdings lenen deze bedragen vervolgens uit aan hun gezamenlijke dochtervennootschap. Op 2 januari 2008 breiden de partijen de bestaande leningen uit tot een bedrag van maximaal € 700.000. Eind 2009 verlengt de bv de looptijd van de lening. Diezelfde dag cederen de holdings hun vorderingen op hun dochtervennootschap aan de bv van de vader. Eind 2014 scheldt de bv de dochtervennootschap haar schuld kwijt.
Vervolgens ontstaat tussen een zoon van de dga en de Belastingdienst een geschil over de fiscale gevolgen van het verstrekken, uitbreiden en kwijtschelden van de lening. De inspecteur meent dat het verstrekken van de leningen in 2007 kwalificeert als een schenking door de vader aan zijn kinderen. De Belastingdienst stelt het bedrag van de schenking op het aanvaarde onzakelijke debiteurenrisico. Met het uitbreiden van de leningsovereenkomst heeft volgens de fiscus eveneens een schenking plaatsgevonden. De inspecteur meent dat het een schenking onder opschortende voorwaarde betreft. De zoon bestrijdt dit alles en begint een bezwaar- en beroepsprocedure.
De rechtbank merkt op dat de zoon het bezwaarschrift tegen de aanslag schenkbelasting over 2007 te laat heeft ingediend. Zijn beroep tegen deze aanslag is dus niet-ontvankelijk. De fiscale kwalificatie van de uitbreiding van de leenovereenkomst en de kwijtschelding komt wel aan bod. De rechter oordeelt dat deze handelingen geen verkapte schenkingen vormen. De fiscus maakt namelijk niet aannemelijk dat de partijen bij het aangaan van de lening een opschortende voorwaarde zijn overeengekomen. De bv liep wel een debiteurenrisico, maar dat is kenmerkend voor het uitlenen van geld. De kwijtschelding vloeit daarom niet voort uit een opschortende voorwaarde.

Bron: Rb. Gelderland 06-11-2020 (gepubl. 04-01-2021)

Geen giftenaftrek vanwege ontbreken getekende verklaring

Als een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding voor werkzaamheden voor een ANBI kan hij die niet bedongen vergoeding onder voorwaarden als gift in aftrek brengen op zijn inkomen. De ANBI moet daarvoor een verklaring afgeven. Daarin moet staan dat de belanghebbende zich als vrijwilliger voor de ANBI heeft ingezet en aanspraak kan maken op de in de verklaring genoemde vergoeding.

De rechtbank benoemt een man in 2013 tot mentor. In de verklaring inzake mentorvergoeding geeft de man aan alleen aanspraak te willen maken op een kostenvergoeding van € 250. De mentor past in zijn aangifte inkomstenbelasting de giftenaftrek toe op niet-bedongen beloningen en niet-gedeclareerde kosten. De inspecteur weigert de geclaimde giftenaftrek.
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden staat de toepassing van de giftenaftrek op de niet-bedongen beloning en niet-gedeclareerde kosten ter discussie. De mentor wil de niet-bedongen beloning voor aanvangswerkzaamheden mentorschap en de beloning voor het mentorschap in aftrek brengen als gift. Ook wil de mentor een aantal niet-gedeclareerde kosten als gift in aftrek brengen.
Het hof vindt het niet waarschijnlijk dat de mentor recht zou hebben gehad op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. De man is namelijk al in 2013 tot mentor benoemd. De mentor heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft afgezien van een vergoeding voor mentorschap met de enkele verwijzing naar de verklaring. Uit de verklaring blijkt niet dat de mentor heeft afgezien van een beloning. Voorts gaat het hof niet akkoord met aftrek van giften van de niet-gedeclareerde kosten voor het meenemen van bewoners van een stichting.
De reden dat het hof de giftenaftrek voor de niet-bedongen beloning en de niet-gedeclareerde kosten weigert is het ontbreken van een getekende verklaring. Daardoor is niet duidelijk dat en tot welke bedragen de mentor exact heeft afgezien van een beloning of een kostenvergoeding.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 08-12-2020

Rittenregistratie zonder exacte adressen kan geldig zijn

Door het bijhouden van een goede rittenregistratie kan een ondernemer met een auto van de zaak de toepassing van het autokostenforfait achterwege laten. Volgens Rechtbank Noord-Nederland hoeft een rittenregistratie niet perfect te zijn. Hoe verder het aantal geregistreerde privékilometers onder de 500 kilometer zit, des te groter de foutmarge. Zo hoeft zelfs het ontbreken van exacte adresgegevens niet fataal te zijn.

Een ondernemer is via zijn eenmanszaak actief op het gebied van technisch ontwerp en advieswerkzaamheden en soft- en hardware engineering in de industrie. De man rekent een auto tot het vermogen van zijn eenmanszaak. Zijn gezin beschikt over een andere auto. De ondernemer houdt over de jaren 2012 tot en met 2016 rittenregistraties bij in Excel-bestanden. Tijdens een boekenonderzoek door de fiscus blijken deze bestanden te zijn beschadigd. Zij zijn als rittenadministratie vrijwel volledig onleesbaar. De man besluit de rittenregistraties te reconstrueren. Dit doet hij aan de hand van het leesbare deel van de bestanden, zijn urenregistratie, zijn agenda, zijn facturen en een routeplanner. De inspecteur accepteert de gereconstrueerde rittenregistraties niet vanwege het ontbreken van exacte adressen.
De Belastingdienst legt de man over de jaren 2012 tot en met 2016 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op. De man gaat in beroep tegen deze aanslagen. De rechtbank wijst de fiscus op de vrije bewijsleer. Een rittenregistratie is daarom niet de enige manier om te bewijzen dat een ondernemer hoogstens 500 privékilometers heeft gereden. Zelfs een eigen verklaring van de belastingplichtige kan volgens de rechtbank genoeg zijn. Hierbij is wel van belang hoeveel gewicht die verklaring in de schaal legt.
De rechtbank aanvaardt de gereconstrueerde rittenregistraties over de jaren 2014 en 2015. Deze registraties bevatten enkele aanknopingsverschillen, maar deze zijn niet fataal. Het gaat in deze jaren om betrekkelijk kleine en verklaarbare verschillen. De foutmarges zijn krap, maar voldoende om kleine verschillen op te vangen. De rechtbank vernietigt daarom de navorderingsaanslagen over 2014 en 2015. De gebreken in de gereconstrueerde rittenregistraties over de jaren 2012, 2013 en 2016 zijn ernstiger. De aanknopingsverschillen zij te groot om onder de krappe foutmarge te vallen, zodat in de desbetreffende jaren het autokostenforfait van toepassing is.

Bron: Rb. Noord-Nederland 17-12-2020

Subsidieloket elektrische auto weer open

Vanaf maandag 4 januari 2021 09.00 uur is het weer mogelijk om als particulier € 4.000 subsidie aan te vragen voor de aanschaf van een elektrische auto. De verwachting is dat de subsidiepot snel leeg is.

Voorwaarde voor het indienen van een subsidieaanvraag is dat het koopcontract op of na 1 januari 2021 is gesloten. Verder mag de catalogusprijs van de elektrische auto niet lager zijn dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000, moet de auto een actieradius hebben van minimaal 120 kilometer en mag de auto niet zijn omgebouwd tot elektrische auto. De subsidiepot 2021 voor nieuwe elektrische auto’s is € 1.108.000, men moet er dan ook snel bij zijn. Dat bedrag is goed voor 275 nieuwe auto’s.
Nadat het voor 2020 beschikbare bedrag na acht dagen verbruikt was, werd de subsidie voor dit jaar naar voren gehaald. Staatssecretaris van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat zette hier in oktober een streep door, omdat het bedrag opnieuw vliegensvlug slonk.
Als het voor 2021 beschikbare restbedrag is verbruikt, zullen particulieren tot 2022 moeten wachten. Pas dan is het weer mogelijk om subsidie aan te vragen. Op de website van rvo.nl staat een actueel overzicht van het subsidiebudget.
De subsidiepot 2021 voor gebruikte elektrische auto’s bedraagt € 13.500.000. de subsidie voor gebruikte auto’s bedraagt € 2.000.

Bron: RVO.nl en NU.nl 4-1-2021

Besluit noodmaatregelen coronacrisis geactualiseerd

Financiën heeft het besluit noodmaatregelen coronacrisis geactualiseerd. Naast verlenging van termijnen van bestaande goedkeuringen, zijn enkele nieuwe onderwerpen toegevoegd.

In dit besluit zijn voor de volgende onderwerpen nieuwe goedkeuringen opgenomen:

Belastingvrijstelling subsidie financiering vaste lasten tijdens de tweede openstelling (onderdeel 8.5) – deze subsidies zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting (box 1) en vennootschapsbelasting;
Continuïteitsbijdragen zorglichamen (onderdeel 8.6) – zorglichamen raken hun vrijgestelde status voor 2020 door de continuïteitsbijdrage niet kwijt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was;
Verlenging tot 31 december 2021 van de overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen (onderdeel 8.7);
Btw-nultarief COVID-19-vaccins (mits goedgekeurd door de EMA) en COVID-19-testkits (onderdeel 9d) – deze goedkeuringen kunnen met ingang van 21 december 2020 worden toegepast en gelden tot en met 31 maart 2021;
De vervallen goedkeuring inzake het verlaagd btw-tarief voor online diensten door sportscholen is opnieuw opgenomen (onderdeel 9b) – deze goedkeuring geldt vanaf 15 december 2020 totdat de verplichte sluiting wordt opgeheven.

Daarnaast zijn de volgende bestaande maatregelen verlengd:

Tijdelijke uitstelbeleid (onderdelen 3 en 4);
Versoepeling van enkele administratieve handelingen in de loonbelasting (onderdeel 6.1);
Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoeding in de loonheffingen (onderdeel 6.2);
Btw nultarief mondkapjes (onderdeel 9c);
Ter beschikking stellen van zorgpersoneel (onderdeel 9a.1);
Heffing over Duitse netto-uitkeringen (onderdeel 10).

Aan het besluit is een onderdeel over de HIR toegevoegd (onderdeel 8.8). De coronacrisis kwalificeert als een bijzondere omstandigheid waardoor de termijn van drie jaar kan worden verlengd. Aan de overige voorwaarden voor toepassing van de HIR moet zijn voldaan.

De overeenkomsten met België en Duitsland over grensarbeid zijn verlengd tot 31 maart 2021.

Bron: MvF 21-12-2020

Dga aangemerkt als vermoedelijk genieter verdwenen omzet

Uit een boekenonderzoek blijkt dat een bv meer omzet heeft behaald dan verantwoord. Het ontvangen geld is echter niet meer in de bv aanwezig. In dat geval mag de fiscus de verzwegen omzet aanmerken als winstuitdeling aan de dga.

De Belastingdienst houdt een boekenonderzoek bij een bv met een horecaonderneming. De omzet van de bv in de jaren 2011 en 2012 blijkt op basis van gegevens uit het kassasysteem ongeveer € 1,6 miljoen hoger te zijn dan zij heeft verantwoord. De fiscus constateert dat deze verschillen zich niet voordoen bij andere gebruikers van dat kassasysteem. Verder komen dit soort verschillen bij de bv niet voor op dagen waarop de gehele omzet per factuur is betaald. De inspecteur concludeert dat de verantwoorde brutomarges te laag zijn. Hij weet dit ook voor de rechtbank aannemelijk te maken.
Het geld dat de bv heeft behaald met de niet-verantwoorde omzet bevindt zich niet meer in de bv. De Belastingdienst gaat ervan uit dat de bv deze omzet heeft uitgekeerd aan haar bestuurder en indirect grootaandeelhouder. De rechtbank kan zich daarin vinden. De dga had toegang tot het kassasysteem en voerde zelf ook mutaties in. Als feitelijk leidinggevende met actieve bemoeienis met het kassasysteem ligt het voor de hand dat hij zich bewust was van de bevoordeling. De fiscus heeft de dga daarom terecht navorderingsaanslagen opgelegd.

Bron: Rb. Den Haag 02-12-2020

Verlenging goedkeuring onbelaste vaste reiskostenvergoeding

De Belastingdienst heeft op 18 december 2020 een update over de verlenging van de goedkeuring van de vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer gepubliceerd.

In ieder geval tot 1 februari 2021 kunnen de bestaande vaste reiskostenvergoedingen door de werkgever nog onbelast worden vergoed. Ook al worden deze reiskosten als gevolg van het thuiswerken niet meer (volledig) gemaakt. Voorwaarde is dat het vaste vergoedingen betreft die al voor 13 maart 2020 door de werkgever werden toegekend.
In januari 2021 komt het kabinet terug op hoe het na 1 februari 2021 om wil gaan met de onbelaste vaste reiskostenvergoedingen.
De vergoedingen van extraterritoriale kosten op grond van de zogeheten 30%-regeling zijn uitgesloten van bovengenoemde maatregel.

Bron: Belastingdienst.nl 18-12-2020

Combinatie splitsing en verkoop bedrijf kan zakelijk zijn

In beginsel wordt een juridische splitsing geacht onzakelijk te zijn als binnen drie jaar een verkoop van de afgesplitste onderneming plaatsvindt. Belastingplichtigen kunnen echter tegenbewijs bieden. Bijvoorbeeld als de combinatie van splitsing en verkoop nodig is om de continuïteit van de onderneming te waarborgen.

Een uitvaartverzekeringsmaatschappij behoort tot een groep van vennootschappen en maakt bovendien deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (FE). De uitvaartverzekeringsmaatschappij staat sinds 3 juni 2015 onder curatele van De Nederlandsche Bank (DNB). De groep wil de onderneming van de vennootschap afsplitsen. Deze afsplitsing moet plaatsvinden naar een nieuw op te richten vennootschap tegen uitreiking van één aandeel. Vervolgens zal een derde dit aandeel kopen. De uitvaartverzekeringsmaatschappij wil weten of zij onder deze omstandigheden de fiscale splitsingsfaciliteit mag toepassen. Als deze faciliteit niet van toepassing is, moet de vennootschap immers afrekenen over de stille reserves in de afgesplitste vermogensbestanddelen.
De splitsingsfaciliteit blijft achterwege als de (af)splitsing voor meer dan 50% is gericht op het uitstellen of ontgaan van belastingheffing. Een splitsing wordt geacht voor meer dan 50% te zijn gericht op uit- of afstel van belastingheffing als zij niet plaatsvindt op grond van zakelijke motieven. Stel nu dat binnen drie jaar na een juridische afsplitsing een verkoop plaatsvindt van de aandelen in de afsplitsende of afgesplitste vennootschap. In dat geval treedt een rechtsvermoeden in werking. De Belastingdienst gaat er in dat geval namelijk van uit dat de afsplitsing niet heeft plaatsgevonden op grond van zakelijke motieven. Belastingplichtigen hebben nog wel de mogelijkheid om in deze situatie tegenbewijs te leveren. En dat is precies wat de uitvaartverzekeraarsmaatschappij doet voor Rechtbank Gelderland.
De vennootschap wijst erop dat zij was gedwongen haar onderneming te verkopen, omdat deze binnen drie jaar niet meer solvabel zou zijn. Daardoor was de continuïteit van de onderneming ernstig in gevaar. Toch weigerden de oude aandeelhouders de noodzakelijke investeringen te doen. DNB had daarnaast onvoldoende vertrouwen in deze aandeelhouders. Verder bood een afsplitsing de koper meer zekerheid dan een activa-passivatransactie. De afsplitsing was daarmee een voorwaarde voor de koper om de onderneming te kopen. De rechtbank ziet in dit alles voldoende bewijs voor de zakelijkheid van de afsplitsing en de verkoop van het aandeel. De inspecteur moet daarom de toepassing van de splitsingsfaciliteit accepteren.

Bron: Rb. Gelderland 02-11-2020

Fiscus moet oude en nieuwe bestuurders kennen

De ontvanger van de belastingen hoeft niet alle bestuurders van een bv gelijktijdig aansprakelijk te stellen voor onbetaalde btw-schulden. Maar hij dient wel uit te zoeken wie de bestuurders zijn (geweest). Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.

Een bv krijgt de fiscus over de vloer voor een boekenonderzoek. De controlerend ambtenaar ontdekt dat de bv te weinig omzetbelasting heeft afgedragen. Onder andere de omzetbelasting over de verkoop van een bedrijfspand in 2014 is niet voldaan. Een van de indirecte aandeelhouders geeft toe daarvoor verantwoordelijk te zijn. Daarop krijgt de bv in 2017 naheffingsaanslagen omzetbelasting inclusief vergrijpboeten opgelegd. De bv kan deze naheffingsaanslagen niet betalen. Nu heeft de eerdergenoemde indirect aandeelhouder een broer die ook indirect aandeelhouder van de bv is. Deze broer is volgens het uittreksel uit het handelsregister van 27 september 2018 sinds 2018 de enige bestuurder van de bv. De ontvanger stelt daarom in 2018 deze bestuurder aansprakelijk voor de belastingschulden van de bv.
De aansprakelijkgestelde bestuurder begint daarop een beroepsprocedure. Hij stelt voor de rechtbank dat hij ten onrechte als enige bestuurder aansprakelijk is gesteld en zijn broer niet. De man laat vervolgens een uittreksel zien van het Handelsregister van 15 januari 2015. Het blijkt dat de man en zijn broer tot 1 januari 2018 samen het (in)directe bestuur van de bv vormden. De rechtbank wijst de man erop dat de ontvanger niet verplicht is gelijktijdig alle bestuurders aansprakelijk te stellen.
Maar daarmee is de kous nog niet af. De ontvanger is hier uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat er maar een bestuurder was. Hij heeft dit niet nader onderzocht. Daarmee heeft de ontvanger onzorgvuldig gehandeld. Hij moet daarom van de rechtbank opnieuw beslissen op het bezwaarschrift van de man. Daarnaast vernietigt de rechtbank de opgelegde vergrijpboete. De fiscus heeft onvoldoende bewezen dat het aan opzet of grove schuld van de aansprakelijk gestelde bestuurder was te wijten dat de btw over het bedrijfspand niet is voldaan.

Bron: Rb. Noord-Nederland 03-12-2020