Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Fiscus hoeft niet alle bekende gegevens te noemen

Wanneer de inspecteur een informatiebeschikking oplegt, hoeft hij daarbij niet te vermelden over welke gegevens hij al beschikt.

De FIOD laat de Belastingdienst weten dat een vrouw beschikt over Belgische bankrekeningen. De inspecteur vraagt haar vervolgens om hem informatie te verstrekken over buitenlandse bankrekeningen die zij bezit vanaf 2003. De vrouw weigert echter informatie over de Belgische bankrekeningen te verstrekken. Daarop stelt de fiscus bij een informatiebeschikking vast dat de vrouw niet aan haar inlichtingenplicht heeft voldaan. Wanneer zij in beroep gaat, vernietigt Hof Den Haag de informatiebeschikking. Het hof vindt namelijk dat de inspecteur ten onrechte geen mededeling heeft gedaan over de hem bekende gegevens over de Belgische bankrekeningen. Maar de fiscus gaat in cassatie en de Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur zijn vraag over welke buitenlandse bankrekeningen iemand beschikt, voldoende nauwkeurig heeft omschreven. Bovendien is hij niet verplicht de gegevens te vermelden die hem al ter beschikking staan.

Bron: Hoge Raad 02-07-2021

Werkgever moet meewerken aan 30%-regeling

Een extraterritoriale werknemer kan de 30%-regeling niet toepassen in de inkomstenbelasting als zijn werkgever zijn loon niet aanwijst als eindheffingsloon.

Een man met de Deense nationaliteit is van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2015 in loondienst bij een bv in Nederland. Vanaf 1 april 2015 werkt de Deen voor zijn eigen bv. Hij ontvangt over de maanden april en mei 2015 in totaal ongeveer € 1,5 miljoen aan loon. Hoewel de werkgever op dit loon de 30%-regeling mag toepassen, gebeurt dat niet. De man besluit daarop in zijn aangifte IB/PVV 2015 zelf een correctie à la de 30%-regeling toe te passen. Maar dat accepteert de Belastingdienst niet.
Rechtbank Den Haag wijst erop dat het loonbegrip van de inkomstenbelasting in principe het loonbegrip van de loonbelasting volgt. Alles wat de werknemer uit dienstbetrekking geniet, is loon, zo luidt de hoofdregel. Maar de vergoedingen die de werkgever aanwijst als eindheffingsloon, zijn geen loon voor de inkomstenbelasting. In deze zaak heeft de Nederlandse werkgever echter geen vergoeding voor extraterritoriale kosten aangewezen als eindheffingsloon. En dus geldt geen vrijstelling voor de inkomstenbelasting. De belastingrechter staat niet toe dat de werknemer zelf een correctie toepast. Het ten onrechte achterwege laten van de 30%-regeling is een fout die hooguit door de werkgever valt te herstellen via een correctiebericht.

Bron: Rb. Den Haag 27-10-2020 (gepubl. 23-06-2021)

Zonder loon is vereiste aangifte niet gedaan

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de vereiste aangifte niet is gedaan door loon niet aan te geven. Een man moet zich ervan bewust zijn geweest dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Dit leidt tot verzwaring en omkering van de bewijslast.

Een man is middellijk aandeelhouder (dga) van een bv. Deze bv verkoopt in 2016 tweedehands auto’s en voert reparaties aan auto’s uit. In het laatste kwartaal van 2016 verkoopt de bv ook cosmetica en elektronica-artikelen. Tijdens een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat de dga een bedrag van € 215.214 van de bankrekening van de bv naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt. De inspecteur heeft dit als uitdeling bij de dga belast. Tijdens de bezwaarfase blijkt dat de dga weliswaar € 39.165 heeft terugbetaald, maar ook dat de dga het uit Dubai genoten loon van € 46.000 niet heeft aangegeven in zijn aangifte.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het de vraag of de juiste aangifte is gedaan en of de hoogte van de uitdeling niet onredelijk is. De rechtbank oordeelt dat de dga niet de vereiste aangifte heeft gedaan door zijn loon uit Dubai niet aan te geven. Daardoor is zowel relatief als absoluut te weinig belasting geheven. De dga moet zich er volgens de rechtbank bewust van zijn geweest dat hierdoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Omdat de dga de vereiste aangifte niet heeft gedaan, geldt voor hem omkering en verzwaring van de bewijslast.
Door die verzwaarde en omgekeerde bewijslast moet de dga aantonen dat de betaling van de bv van € 215.214 aan hem in privé geen uitdeling is geweest. De dga geeft aan inkoopfacturen van de bv te hebben voorgeschoten, maar kan dit niet met stukken onderbouwen. De rechtbank vindt daarom dat de dga onvoldoende tegenbewijs heeft geleverd op de stelling van de inspecteur. De geconstateerde uitdeling van € 215.214 berust volgens de rechtbank bovendien op een redelijke schatting door de inspecteur.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-06-2021

Ongehuwde broer geen partner van gehuwde zus

Een ongehuwde man kan geen fiscaal partner zijn voor de Successiewet met zijn zus. Weliswaar woonden beiden op hetzelfde woonadres, maar de zus was tot enkele jaren voor haar overlijden gehuwd.

Een man woont sinds 1969 samen met zijn zus en haar echtgenoot op hetzelfde adres. De zwager van de man is in 2017 overleden, zijn zus in 2019. De zus heeft haar enige broer als erfgenaam benoemd. Haar broer meent recht te hebben op toepassing van de partnervrijstelling voor de erfbelasting. De inspecteur is het daar niet mee eens.
Rechtbank Gelderland moet het geschil beslechten tussen de inspecteur en de broer. Partner voor de Successiewet is iemand met wie een notarieel samenlevingscontract is gesloten. Ook als partner kwalificeert iemand die tot aan het overlijden gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar op hetzelfde woonadres heeft gewoond. Staat het ontbreken van een notarieel samenlevingscontract in de weg aan de partnervrijstelling?
Vaststaat dat er geen sprake is van een notarieel samenlevingscontract. Ook kan tijdens het samenwonen met iemand anders een fiscaal partnerschap gelden. De onderhavige situatie wordt niet geregeld in art. 1a SW 1956, dat artikel is alleen van toepassing op ongehuwd samenwonenden. De zus was gehuwd.
Volgens de rechtbank is essentieel dat een gehuwde en een ongehuwde samenwoner geen notariële samenlevingsovereenkomst kunnen hebben, er kan dus op die grond geen partnerschap ontstaan. Toch kan er wel op andere gronden sprake zijn van partnerschap. Dan is van belang dat de samenwonenden tot overlijden ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde woonadres hebben staan ingeschreven. Daar voldoen broer en zus in beginsel wel aan. Omdat echter pas na het overlijden van de zwager, de broer een notariële samenlevingsovereenkomst met zijn zus kon aangaan, gaat de periode van vijf jaar volgens de rechtbank pas lopen na het overlijden van de zwager. De zwager is minder dan vijf jaar voor zijn vrouw overleden. De broer voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor partnerschap in de Successiewet en heeft geen recht op de partnervrijstelling.

Bron: Rb. Gelderland 08-06-2021

NOW regeling

Steunpakket aangepast, geen vierde kwartaal

Het kabinet heeft besloten vanwege de verbeterde vooruitzichten (epidemiologisch en economisch) voor NOW4 (derde kwartaal 2021) een omzetverliesplafond te introduceren. Ook stopt het kabinet vanaf het vierde kwartaal met het steunpakket.

Op advies van het CPB en De Nederlandsche Bank worden de steunmaatregelen vanaf het derde kwartaal afgebouwd. De keerzijde van steunpakketten is namelijk dat het een gezonde economische dynamiek belemmert. Het steunpakket blijft het derde kwartaal nog in stand. De TVL wijzigt niet. Wel wordt de NOW aangepast.
NOW4 In de NOW-regeling voor het derde kwartaal (1 juli – 30 september) wordt een omzetverliesgrens opgenomen. Het maximale op te geven omzetverlies waarmee bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt gerekend wordt begrensd op 80%. Zowel het voorschot als de uiteindelijke vaststelling van de subsidie gaan uit van maximaal 80% omzetverlies. Het subsidiepercentage van 85% blijft intact. Concreet betekent deze wijziging dat een bedrijf met een omzetverlies van 100%, subsidie krijgt voor 68% (80 x 85%) van zijn loonkosten. Voor bedrijven met een omzetverlies van 80% zal dit percentage na deze aanpassing dus hetzelfde zijn.3 Voor bedrijven met een omzetverliespercentage tussen de 20 en 80% verandert er niets ten opzichte van de eerdere NOW-regelingen. De nog te verwerken aanpassing van de regeling heeft tot gevolg dat het loket voor de voorschot-aanvragen voor NOW4 (1 juli – 30 september) bij UWV later opent en dat voorschotten aan werkgevers later zullen worden uitgekeerd.
Bijzonder uitstel van betaling De verlenging betekent dat ondernemers tot uiterlijk 1 oktober 2021 uitstel van betaling, of een verlenging van een reeds verleend uitstel kunnen aanvragen. Ondernemers die na 1 juli 2021 voor de eerste keer een aanvraag doen hoeven tot 1 oktober 2021 hun nieuw opkomende betalingsverplichtingen, zoals de periodieke afdracht van omzetbelasting en loonheffingen, niet te voldoen. Ondernemers die al eerder een aanvraag voor drie maanden hebben ingediend kunnen alsnog om verlenging van het uitstel tot 1 oktober 2021 vragen. Voor ondernemers die eerder dit jaar al verlenging hebben gekregen, geldt het uitstel nu automatisch tot 1 oktober 2021. Dit betekent dat nieuw opkomende verplichtingen pas vanaf 1 oktober 2021 hoeven te worden hervat. Voor de loon- en omzetbelasting houdt dit in dat de belasting over het laatste belastingtijdvak voor 1 oktober 2021 weer tijdig moet worden voldaan.
Vermindering administratieve lasten NOW Minister Koolmees zal op korte termijn aangeven hoe de motie tot een verdere vermindering van de administratieve lasten van de NOW wordt ingevuld.
Garantiefonds boekhandels Het ministerie van OCW zal middelen als een projectsubsidie beschikbaar stellen aan het Nederlands Letterenfonds. Het Letterenfonds zal het budget verdelen over een regeling voor vergoeding van distributiekosten ad € 5 miljoen en een garantiefonds ad € 15 miljoen. Het geld uit het garantiefonds zal binnen een termijn van vijf jaar grotendeels terugvloeien naar de overheid.

Belastingdienst De Belastingdienst heeft op haar site aangegeven welke fiscale maatregelen worden verlengd tot en met 30 september 2021:

versoepeling van administratieve verplichtingen voor de loonheffingen,
belastingregels voor mensen die over de grens werken in de Europese Unie (EU),
onbelaste vaste reiskostenvergoedingen,
btw-tarief van 0% voor mondkapjes,
btw-vrijstelling voor het uitlenen van zorgpersoneel,
btw-tarief van 0% voor coronavaccins en coronatestkits,
vrijstelling voor Duitse socialezekerheidsuitkeringen en
betaalpauze voor hypotheken

De versoepeling van het urencriterium wordt niet verlengd. Deze versoepeling geldt van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021.

Besluit Financiën heeft het besluit noodmaatregelen coronacrisis aangepast. Naast de hierboven genoemde verlenging zijn daarin een viertal nieuwe onderwerpen opgenomen:

Aanpassing van de betalingsregeling;
Vrijstelling subsidies op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten startende MKB-ondernemingen COVID-19;
Zorgvrijstelling: werkzaamheden COVID-19 testen en COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma;
Een goedkeuring voor belastingrente en ‘hulp bij aangifte’ (aangifte 2019 en 2020).

Bron: Min. EZK, SZW en Financiën 29-06-2021, Belastingdienst 29-06-2021, MvF 28-06-2021

Verschil loonaangifte, toch administratieplicht vervuld

Het kan gebeuren dat de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. Maar dat betekent volgens de Hoge Raad nog niet dat de administratieplicht is geschonden.

Volgens de Belastingdienst heeft een bv met een horecaonderneming met betrekking tot de loonheffingen 2011 – 2012 de loonadministratieplicht geschonden. De inspecteur stelt daarom een informatiebeschikking vast. De bv tekent beroep aan tegen de informatiebeschikking, maar Hof Den Haag laat de beschikking in stand. In cassatie heeft de bv echter meer succes. De Hoge Raad oordeelt om te beginnen dat het hof ten onrechte niet is ingegaan op verweren van de bv over de constateringen van de inspecteur over de maand december 2012. Het hofoordeel dat de bv voor die maand niet heeft voldaan aan haar administratieplicht, is dus ondeugdelijk. Ten overvloede merkt de Hoge Raad nog het volgende op over de situatie waarin de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. In dat geval staat nog geen schending van de administratieplicht door de inhoudingsplichtige vast. Die conclusie is pas gerechtvaardigd als de administratie ‘ernstige’ gebreken vertoont.
Vervolgens kijkt de Hoge Raad naar het hofoordeel dat de bv, met wat zij in de loonadministratie voor de maanden januari 2011 t/m december 2011 heeft vastgelegd, niet heeft voldaan aan de administratieplicht. De Hoge Raad vindt de bevindingen van het hof niet toereikend voor dit oordeel. Het hofoordeel met betrekking tot de loonadministratie over de periode januari t/m november 2012 is evenmin voldoende gemotiveerd. De Hoge Raad maakt daarbij nog de volgende opmerking. De constatering dat de administratieplicht is geschonden, moet gebaseerd zijn op bevindingen die voortvloeien uit een onderzoek naar de administratie van de administratieplichtige. De vraag of aan de administratieverplichtingen is voldaan, dient men per tijdvak te beantwoorden. Dat naheffing over meer dan één aangiftetijdvak kan geschieden bij één naheffingsaanslag, doet daaraan geen afbreuk.
Bij het geven van een bewijsoordeel kan het gebruik van vermoedens aan bod komen. Dat zal vooral gebeuren in gevallen waarin wat men moet bewijzen niet of bezwaarlijk waarneembaar is voor de rechter of voor de partij op wie de bewijslast rust. Dit doet zich normaal gesproken niet voor bij de beoordeling van een administratie. Bij administratie die voorhanden is kan de inspecteur namelijk aanwijzen wat daarin ontbreekt of onjuist is. De bewering dat een administratieplichtige in bepaalde, niet onderzochte, aangiftetijdvakken niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht is en zwaar verwijt. Dat verwijt mag in de regel niet gebaseerd zijn op het niet-naleven van de administratie- en bewaarplicht in wel onderzochte tijdvakken.
Dat is alleen anders wanneer voldoende zwaarwegende redenen bestaan waarom dat onderzoek achterwege kan blijven. Bovendien moet dan aannemelijk zijn dat in de niet-onderzochte tijdvakken dezelfde of soortgelijke tekortkomingen aan de orde zijn geweest. Bij de beoordeling of dit aannemelijk is, zijn vermoedens te hanteren die zijn gebaseerd op vaststaande feiten. Van dergelijke vermoedens dient men met terughoudendheid gebruik te maken, aldus de Hoge Raad.

Bron: Hoge Raad 25-06-2021

Computercrash ontslaat ondernemer niet van bewaarplicht

Ondernemers komen niet snel onder hun bewaarplicht uit. Het crashen van de computer, het zoekraken van de back-up en in beslagname door de FIOD komen allemaal voor rekening van de ondernemer.

Een man drijft in 2012 een eenmanszaak. De activiteiten van deze eenmanszaak bestaan uit het geven van advies op het gebied van management en bedrijfsvoering, organisatieadviesbureaus, ingenieurs en overig technisch ontwerp. Maar het geven van bouwadvies en projectmanagement behoren ook tot de werkzaamheden van de eenmanszaak. Daarnaast heeft de man in twee bv’s een aanmerkelijk belang. Hij geeft overigens geen winst uit onderneming op in zijn aangifte IB/PVV 2012. Maar uit een derdenonderzoek blijkt dat hij betalingen heeft ontvangen op zijn privérekening. De inspecteur merkt deze betalingen aan als winst uit onderneming en legt de ondernemer een navorderingsaanslag op. De man dient een bezwaarschrift in tegen de navorderingsaanslag. Hij stelt daarbij dat hij nog recht heeft op een kostenaftrek van € 209.528,16.
Omdat hij een kostenaftrek claimt, moet de ondernemer ook bewijzen dat hij die kosten echt heeft gemaakt. Hij bevindt zich wat dat betreft echter in een lastige positie. Hij beweert namelijk de kosten te hebben gemaakt voor het in- en uitlenen van personeel. Maar in het uittreksel van de KvK staat niet dat zijn eenmanszaak zulke activiteiten verricht. Daarnaast is zijn boekhouding niet meer volledig als gevolg van een computercrash. Bovendien is de herstelde back-upschijf zoek. De man heeft wel een boekhouding op papier ondergebracht bij een van zijn bv’s. Maar deze bv heeft die papieren boekhouding niet meer. De curator van de bv heeft de boekhouding over de eerste helft van 2012 weggegooid. En de FIOD heeft de administratie met betrekking tot de tweede helft van 2012 in beslag genomen.
Rechtbank Den Haag aanvaardt deze omstandigheden niet als een reden om de bewijslast van de ondernemer te verlichten. Op grond van de wettelijke bewaarplicht moet hij zijn administratie over 2012 hebben bewaard. Deze bewaarplicht heeft hij echter verzaakt. Aangezien de man niet voldoet aan de bewijslast, verklaart de rechtbank zijn beroep ongegrond.

Bron: Rb. Den Haag 04-03-2021 (gepubl. 21-06-2021)

Deel uitbetaald PEB toch volledig belast

Blijft de bv bij de afkoop van een pensioen in eigen beheer een deel van het netto pensioen schuldig? Dan mag de dga van Rechtbank Den Haag toch geen negatief pensioen in aanmerking nemen.

Twee broers bezitten ieder de helft van de aandelen in een holding. Deze holding houdt weer alle aandelen in een bv waarin de pensioenen van de broers zijn ondergebracht. Op 21 december 2017 kopen de broers voor € 1 de aandelen in de pensioen-bv van de holding. Vervolgens kopen de broers op 31 december 2017 hun pensioen in eigen beheer (PEB) af. Dankzij een regeling is op dat moment 34,5% van de afkoopwaarde onbelast. De rest van de afkoopsom is echter belast loon uit vroegere dienstbetrekking. De pensioen-bv draagt de ingehouden loonheffingen geheel af. Maar zij heeft dan onvoldoende middelen om de netto-pensioenen volledig uit te keren. Toch houdt de inspecteur geen rekening met het feit dat de pensioen-bv de broers nog wat pensioen schuldig blijft.
De broers stellen dat het niet uitgekeerde deel van het pensioen negatief loon vormt. Maar Rechtbank Den Haag is het daarmee oneens. Het klopt dat de pensioen-bv de broers nog een bedrag schuldig is gebleven. Dat betekent echter dat de broers een vordering op die bv hebben gekregen. Deze vordering heeft na het genietingsmoment van de aanspraak de loonsfeer verlaten. Daardoor hebben de broers fiscaal gezien de volledige pensioenaanspraak vlak voor het afkoopmoment genoten. De rechtbank staat de broers ook niet toe de vordering op de pensioen-bv af te waarderen ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden. Men dient zo’n vordering te waarderen naar de waarde in het economische verkeer. Gezien de vermogenstoestand van de bv is deze waarde nihil. Bij de liquidatie van de bv kunnen de broers het verlies op de vordering wel aftrekken als negatief inkomen uit aanmerkelijk belang.

Bron: Rb. Den Haag 18-02-2021 (gepubl. 21-06-2021)

Laat administratie zien waarnaar kilometerregistratie verwijst

Wie in zijn kilometerregistratie verwijst naar zijn financiële administratie, moet ook inzicht geven in deze administratie om het autokostenforfait te voorkomen.

Een vrouw houdt zich via haar eenmanszaak bezig met het voeren van administraties en het geven van fiscaal advies. Zij heeft een auto van de zaak. Volgens de vrouw hoeft zij geen winstcorrectie toe te passen in verband met het privégebruik van de auto van de zaak. Volgens haar kilometeradministratie rijdt zij hoogstens 500 privékilometers op jaarbasis. Maar zowel de Belastingdienst als Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dat de vrouw geen overtuigend bewijs levert. Haar kilometerregistratie is namelijk gebaseerd op haar agenda en stukken in haar financiële administratie. Maar het karakter van de geclaimde ritten is niet te controleren omdat de vrouw geen inzicht geeft in deze administratie. Daarom mag de inspecteur de fiscale winst corrigeren met het autokostenforfait.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 03-06-2021

In privé verkregen woning tegen waarde bewoond inbrengen

Een IB-ondernemer neemt het aandeel van zijn ex-partner in de gezamenlijke woning over en brengt dit in in zijn onderneming. Dan moet hij de waarde in bewoonde staat hanteren.

Een man en zijn partner kopen in 2005 samen een appartement. De man rekent de onverdeelde helft van het appartementsrecht tot zijn ondernemingsvermogen. Maar in 2006 eindigt de samenleving. Op 1 januari 2007 neemt de man het aandeel in het appartementsrecht van zijn ex-partner over. Ook deze helft rekent hij tot zijn ondernemingsvermogen. Hij staakt zijn onderneming in 2010. De man en de fiscus worden het niet eens over de hoogte van het boekresultaat op het appartementsrecht. De man neemt als standpunt in dat hij de overgenomen helft van het recht heeft aangekocht ten behoeve van de onderneming. Daarom stelt hij het appartementsrecht tegen de aanschaffingskosten te mogen activeren.
Hof Amsterdam vindt, net als de fiscus, dat de overgenomen helft vanuit het privévermogen is ingebracht in de onderneming. De ondernemer moet daarom de inbrengwaarde op de waarde in bewoonde staat stellen. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel. De verdeling van de gezamenlijke bezittingen na beëindiging van de samenlevingsovereenkomst vindt immers plaats in de privésfeer. Het overnemen van de andere helft van het appartementsrecht heeft dus in de privésfeer plaatsgevonden. Bovendien is het appartement bij aankoop voor duurzame zelfbewoning bestemd en dat is zo gebleven. Daarom is de Belastingdienst voor de inbrengwaarde terecht uitgegaan van de waarde van het appartement in bewoonde staat.

Bron: HR 11-06-2021