Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Doorbetaaldloonregeling kent geen doorstootverplichting

Voor de toepassing van de doorbetaaldloonregeling is niet vereist dat de holding, die het loon van de dga krijgt doorbetaald van de werkmaatschappij, dit loon doorbetaalt aan de dga.

De drie bestuurders van een bv met een energiebedrijf houden via persoonlijke houdstervennootschappen ieder 5% van de aandelen in de bv. De overige 85% van de aandelen zijn in handen van investeerders. De bv heeft managementovereenkomsten gesloten met de drie persoonlijke holdings. Op grond van deze overeenkomsten moet de bv aan twee van deze holdings jaarlijks een vergoeding van € 135.000 betalen. Met de derde holding is de bv een vergoeding van € 180.000 overeengekomen. De drie holdings hebben met hun aandeelhouders afgesproken dat zij voor de bv bestuurswerkzaamheden verrichten. Volgens de bv is met betrekking tot de werkzaamheden van de bestuurders de doorbetaaldloonregeling van toepassing. In dat geval dragen de persoonlijke holdings de loonheffingen voor de dga’s af. De inspecteur weigert de toepassing van de doorbetaaldloonregeling. Maar in een beroepsprocedure stelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant de bv in het gelijk.

Voldaan aan zakelijkheidstoets De Belastingdienst laat het er echter niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Maar ook het hof is het eens met de bv. Of de bestuurders in een privaatrechtelijke dan wel een fictieve dienstbetrekking tot de bv staan is volgens het hof niet van belang. De bestuurders verrichten hun werkzaamheden voor de bv in het kader van hun dienstbetrekking met hun persoonlijke houdstervennootschappen. Het feit dat zij in privé zijn benoemd tot statutair bestuurder, doet daar niets aan af. Volgens het hof betekent het feit dat de investeerders strategische en ondernemingsadviezen mogen geven niet dat er voor de bestuurders geen ruimte blijft om het beleid van de bv te bepalen. Het belang van de bestuurders in de bv en hun werkzaamheden hiervoor komen grotendeels overeen met de situatie van een cv. Daarmee voldoen de bv, de holdings en de bestuurders aan de zogeheten zakelijkheidstoets.

Geen inperking tot verlegging van inhoudingsplicht De inspecteur heeft daarnaast aangevoerd dat de doorbetaaldloonregeling bij een echte privaatrechtelijke dienstbetrekking slechts toepasbaar is als de persoonlijke houdstervennootschappen voldoen aan een doorstootverplichting. Deze verplichting houdt in dat de holdings de volledige van de bv ontvangen managementvergoeding als loon uitbetalen aan de bestuurders. Maar het hof kan deze voorwaarde niet terugvinden in de wettekst en evenmin in de bijbehorende parlementaire toelichting. De reikwijdte van de doorbetaaldloonregeling is niet ingeperkt tot een verlegging van de inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Het hof oordeelt dat de bv voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de doorbetaaldloonregeling.

Bron: Hof Den Bosch 26-06-2024 (gepubl. 09-07-2024), Rb. Zeeland-West-Brabant 06-04-2022 (gepubl. 19-04-2022).

Dure verbouwing maakt nog geen nieuwbouw

Niet-constructieve wijzigingen en hoge kosten van een verbouwing kunnen aanwijzingen vormen voor het bestaan van nieuwbouw, maar zijn niet doorslaggevend.

Hof Amsterdam krijgt de vraag voorgelegd of de verbouwing van een pand heeft geleid tot ‘in wezen nieuwbouw’. Als sprake is van nieuwbouw, is de levering van het pand belast met btw, zo stelt een bv. De totale kosten van de verbouwing hebben circa € 25,2 miljoen bedragen. Als gevolg van de verbouwing heeft het pand een aantal wijzigingen ondergaan. Deze wijzigingen hebben grofweg gezegd betrekking op:

de vervanging van de hoekkolommen (door dunnere kolommen);

gevelwijzigingen;

aanpassingen van de dekvloeren/verdiepingsvloeren;

het aanbrengen van een nieuwe trap tussen het kantoor en de parkeergarage (uitbouw);

de aanleg van dakterrassen;

een aanpassing van de entree met entresol;

de nieuwe trapgatuitsparingen op de zevende tot en met tiende verdieping;

een nieuwe vloer van de parkeergarage;

het doortrekken van de liftschachten naar de bovenste verdieping; en

de vloersparingen (dicht)gemaakt.

Relatief geringe wijziging in bouwkundige constructie Het hof wijst erop dat alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie de conclusie kunnen rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. De taxateur van de Belastingdienst stelt geloofwaardig dat alleen de vervanging van de hoekkolommen kwalificeert als een in aanmerking te nemen wijziging van de bouwkundige constructie. De aanleg van de entresol en de nieuwe trapgatuitsparingen maken het aanbrengen van ravelen noodzakelijk. Maar daarmee zijn nog geen wijzigingen van de bouwkundige constructie gemoeid. De bv noemt nog overige factoren zoals de niet-constructieve wijzigingen, het gewijzigde aangezicht, de absolute en relatieve omvang van de investeringen. Het hof erkent dat deze factoren aanwijzingen kunnen zijn voor de aanwezigheid van een situatie van nieuwbouw. Maar deze factoren zijn niet doorslaggevend. In deze zaak zijn de wijzigingen in de bouwkundige constructie relatief gering. Daardoor doen de overige factoren de verbouwing niet als nieuwbouw kwalificeren.

Overdrachtsbelasting Een ander standpunt van de bv is dat de verkrijging van het pand als gevolg van de verwerving van aandelen in de vennootschap die het pand houdt, is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Maar dit standpunt is gebaseerd op het uitgangspunt dat sprake is van nieuwbouw of dat de verbouwde delen zelfstandige onroerende zaken zijn. Omdat het hof deze uitgangspunten verwerpt, geldt hier geen vrijstelling van overdrachtsbelasting.

Bron: Hof Amsterdam 18-06-2024 (gepubl. 03-07-2024)

Geen afwaardering van renteloze lening die beloning vormt

Als een bv geen interest vraagt voor het verstrekken van een lening zolang de schuldenaar arbeid verricht voor de bv, is deze lening niet zomaar af te waarderen.

Op 4 januari 2010 sluiten een bv en haar directeur en enig aandeelhouder een leningsovereenkomst. De dga is over zijn schuld aan de bv geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding is. De totale renteloze lening bedraagt € 300.000 vanaf 31 december 2011. De bv wil in haar aangifte vennootschapsbelasting een afwaardering van haar vordering op de dga opnemen. De Belastingdienst staat deze afwaardering niet toe. Volgens Rechtbank Den Haag is deze weigering terecht. De renteloosheid van de lening maakt deel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van de dga. Daarbij vormen zijn arbeidsprestaties de tegenprestatie. De bv en haar dga zijn in plaats van een geldelijke vergoeding dus een andere, zakelijke tegenprestatie voor het verstrekken van de lening overeengekomen. Daarom heeft de bv ten onrechte een verlies geclaimd in verband met de vordering.

Bron: Rb. Den Haag 17-11-2015 (gepubl. 4-07-2024).

Vakantie is geen excuus voor overschrijding beroepstermijn

Valt een besluit van een bestuursorgaan op de mat terwijl de belanghebbende nog op vakantie is? Dat is in beginsel nog geen excuus om het beroepschrift te laat in te dienen.

In een zaak voor Rechtbank Midden-Nederland is een vrouw in beroep gegaan tegen een besluit dat op 11 augustus 2023 bekend is gemaakt. De rechtbank ontvangt het beroepschrift van de vrouw op 17 oktober 2023. De beroepstermijn is echter al op 23 september 2023 verstreken. De vrouw stelt dat zij twee weken op vakantie was toen het besluit bij haar werd bezorgd. Bovendien heeft zij geen huishoudelijke hulp. De bezorging van het besluit tijdens de vakantie vormt voor de rechtbank geen geldig excuus voor de overschrijding van de beroepstermijn. Na haar vakantie had de vrouw immers nog ongeveer vier weken de tijd gehad om haar beroepschrift in te dienen. Dat zij geen huishoudelijk hulp heeft, vormt evenmin een excuus. De rechtbank verklaart daarom het beroep van de vrouw niet-ontvankelijk.

Bron: Rb. Midden-Nederland 14-06-2024 (gepubl. 03-07-2024).

Niet aanschaffen eHerkenning is geen afwezigheid van alle schuld

Indien een ondernemer geen eHerkenning wil aanschaffen om aangifte te kunnen doen, zijn er alternatieve manier om aangifte te doen. Er is dan ook geen sprake van afwezigheid van alle schuld.

Een belastingplichtige bv heeft een uitnodiging ontvangen om voor het jaar 2019 Vpb-aangifte te doen. Nadat de bv diverse keren om uitstel heeft verzocht en geen gehoor heeft gegeven aan de aanmaning van de inspecteur, legt de inspecteur een aanslag Vpb 2019 op naar een belastbaar bedrag van nihil plus een verzuimboete van € 2.757. Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet beoordelen of de verzuimboete terecht is.

Afwezigheid van alle schuld (AVAS) Volgens de bv is sprake van AVAS omdat zij de aangifte niet kon indienen. Om aangifte kunnen doen werd zij door de inspecteur verplicht om gebruik te maken van een eHerkenningsmiddel waarvoor zij een contract moest sluiten met een commerciële partij. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Rechtbank Gelderland stelt de bv dat er geen wettelijke basis was voor het verplicht aanschaffen van een eHerkenningsmiddel.

Wettelijke grondslag Volgens de rechtbank heeft de Hoge Raad beslist dat er een wettelijke grondslag is voor de verplichting om met gebruikmaking van eHerkenning aangifte te doen. Ook is toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te voldoen. Dat het in het geval van belanghebbende gaat om vennootschapsbelasting en niet om loonheffingen zoals in arrest van de Hoge Raad maakt dat niet anders. De rechtbank is het daarom niet eens met de stelling van de bv dat sprake is van AVAS omdat zij niet verplicht was om een eHerkenningsmiddel aan te schaffen. Bovendien gold een compensatieregeling voor de te maken kosten. De stelling van de bv dat zij niet mag worden gedwongen om een contract met een derde af te sluiten vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun in het recht. Ten slotte geeft de rechtbank aan dat de bv ook op andere wijze, bijvoorbeeld met behulp van aangiftesoftware, aan haar aangifteverplichting had kunnen voldoen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van AVAS. De boete is daarom terecht opgelegd. De rechtbank acht de boete ook passend en geboden. De boete wordt nog wel met 10% gematigd omdat de redelijke termijn voor behandeling is overschreden.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 28-06-2024 (gepubl. 03-07-2024).

Reizen tussen woning van partner naar arbeidsplaats zakelijk

Volgens het hof zijn reizen van de woonplaats van een werknemer naar zijn arbeidsplaats en van de arbeidsplaats naar de woning van zijn partner binnen 24 uur eveneens te kwalificeren als woon-werkverkeer.

Een werknemer staat 2020 ingeschreven in een bepaalde woonplaats. Hij is gescheiden en verblijft ook regelmatig bij zijn nieuwe partner. Hij heeft een auto van de zaak. Daarvoor is een verklaring geen privégebruik afgegeven. De inspecteur heeft aan de man een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd. De inspecteur is van mening dat de reizen van de woning van de partner naar de arbeidsplaats of andersom privékilometers zijn. Bij Hof Den Haag is in geschil of de reiskosten vanaf de woning van de partner naar de arbeidsplaats als zakelijk kunnen worden aangemerkt, meer in het bijzonder als kosten woon-werkverkeer.

Geen definitie van woon-werkverkeer Het hof geeft aan dat de uitdrukking woon-werkverkeer niet is gedefinieerd in de Wet LB 1964. Wel is op basis van rechtspraak sprake van woon-werkverkeer als wordt gereisd tussen de woon- of verblijfplaats en het werk. Daarbij moet de heen- en terugreis wel plaatsvinden binnen 24 uur. Vaststaat dat de man 487 privékilometers heeft gereden. Als de kilometers tussen de woning van de partner en de arbeidsplaats privékilometers zijn, heeft de inspecteur terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Motivering inspecteur De inspecteur heeft twee redenen om de kilometers tussen de woning van de partner en de arbeidsplaats niet als zakelijk te beschouwen. De eerste is dat de inspecteur van mening is dat de man geen verblijfplaats heeft bij zijn nieuwe partner. De tweede reden is dat geen sprake is van woon-werkverkeer.

Verblijfplaats Het hof is van oordeel dat de woning van de partner wel een verblijfplaats is. De werknemer is in een periode van vijf maanden 19 keer naar die woning gereisd. Hij overnacht daar en brengt diverse weekends door. Daardoor staat die woning ook ter beschikking aan die werknemer en is om die reden voor de man ook een verblijfplaats.

Hof geeft definitie woon-werkverkeer Volgens de inspecteur is geen sprake van woon-werkverkeer als niet binnen 24 uur tussen de woning en de verblijfplaats wordt gereisd. Volgens het hof miskent de inspecteur hiermee dat reizen van de woonplaats naar de arbeidsplaats en reizen van de arbeidsplaats naar de verblijfplaats binnen 24 uur ook woon-werkverkeer zijn. De naheffingsaanslag loonheffingen is ten onrechte aan de man opgelegd.

Bron: Hof Den Haag 12-03-2024 (gepubl. 27-06-2024)

Achteraf opgestelde stemovereenkomst leidt niet tot FE OB

Naast economische en organisatorische verwevenheid is voor het bestaan van een fiscale eenheid omzetbelasting (FE OB), ook financiële verwevenheid nodig. Daaraan wordt niet voldaan bij een als eenheid samenwerkende groep of een achteraf opgestelde stemovereenkomst.

Een bv houdt zich bezig met vastgoedexploitatie, een aannemersbedrijf en het ter beschikking stellen van personeel. De aandeelhouders zijn twee natuurlijke personen A en B, ieder voor 40% en bv X voor 20%. De heren A en B zijn ieder ook voor 50% aandeelhouder van bv Y. Die bv heeft alle aandelen in bv Z. In het Handelsregister staat de heer A vermeld als enig bestuurder van de bv en bv X. Bv Y is enig bestuurder van bv Z.

Boekenonderzoek Bij een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat personeel van de bv, de heer A, een projectleider en een administratief medewerkster, werkzaamheden hebben verricht voor een project, uitgevoerd door bv Z. De bv heeft hiervoor geen vergoeding in rekening gebracht aan bv Z, wel heeft bv Z winst uitgekeerd. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting aan de bv opgelegd, omdat volgens hem de bv geen belaste prestaties verricht en daarom ten onrechte de in rekening gebrachte omzetbelasting heeft teruggevraagd. In geschil bij Hof Arnhem Leeuwarden is onder meer of de bv, bv Y en bv Z een FE OB vormen.

Geen meerderheid aandelen of stemrechten Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een economische en organisatorische verwevenheid tussen de drie bv’s. Het gaat om de vraag of sprake is van financiële verwevenheid. In een eerder arrest heeft de Hoge Raad aangegeven wanneer sprake is van financiële verwevenheid. Daarvan is sprake als ten minste de meerderheid van de aandelen in elk van de vennootschappen en ook de zeggenschap middellijk of onmiddellijk in dezelfde handen is. Tussen partijen is niet in geschil dat de heer A , de heer B en bv X geen van allen middellijk of onmiddellijk een meerderheid van de aandelen of stemrechten in de bv hebben.

Financiële verwevenheid door een samenwerkende groep? Volgens de gemachtigde van de bv is ook sprake van financiële verwevenheid in geval van een samenwerkende groep. Het hof komt echter op basis van Europese rechtspraak tot de conclusie dat de term ‘als eenheid samenwerkende groep’ slechts uitleg geeft aan het begrip ‘eenieder’. Deze uitleg leidt niet tot de conclusie dat ook zonder een vereiste meerderheid van de aandelen een fiscale eenheid zou bestaan.

Financiële verwevenheid door een stemovereenkomst? Het hof volgt de bv ook niet in haar stelling dat de gemaakte stemafspraken tot een fiscale eenheid zouden kunnen leiden. Volgens het hof is namelijk niet aannemelijk dat de stemovereenkomst al bestond in het tijdvak 2013-2016. De overeenkomst zelf is pas in 2023 opgemaakt en er is geen ander steunbewijs die het bestaan van de stemovereenkomst bevestigt. Het hof oordeelt dat er geen FE OB bestaat. Verder oordeelt het hof dat de bv deels niet-economische prestaties verricht, zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Een deel van de voorbelasting is ten onrechte teruggevraagd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 11-06-2024 (gepubl. 21-06-2024).

Opdrachtgever die veel regelt is nog geen werkgever

Hoewel sommige opdrachtgevers veel voorbereidende werkzaamheden verrichten en het contact met de afnemer onderhouden, maakt hen dat nog geen werkgever van de arbeidskrachten.

De activiteiten van een bv bestaan uit het verwerken en bewerken van hout en de productie van samengestelde houten constructies. Zij besteedt het plaatsen van tuinhuisjes en overkappingen in de jaren 2013 tot en met 2017 uit aan vier buitenlandse timmerlieden. Deze timmerlieden zijn sinds de start van de werkzaamheden bij de bv ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK). Ook hebben zij een btw-identificatienummer. De bv en de timmerlieden hebben geen schriftelijke overeenkomsten gesloten. De bv beschikte niet over een E101/A1-verklaring voor de timmerlieden. De timmerlieden beschikken niet over een verklaring arbeidsrelatie (VAR). Zij doen niet mee met bedrijfsuitjes en volgen geen bedrijfstrainingen. De bv voert met hen evenmin functioneringsgesprekken. Tijdens een controle loonheffingen bij de bv komen nog meer omstandigheden naar voren. Daardoor meent de Belastingdienst dat de timmerlieden in een privaatrechtelijke of fictieve dienstbetrekking zijn bij de bv.

Omstandigheden die gezagsverhouding impliceren De bv krijgt mede daarom een naheffingsaanslag loonheffingen van € 310.668 opgelegd. Zij gaat daartegen in beroep. De kern van het geschil bestaat uit de vraag of een gezagsverhouding bestaat tussen de bv en de timmerlieden. Hof Den Bosch merkt op dat de volgende omstandigheden wijzen op een gezagsverhouding:

De bv zorgt voor een constante werkstroom voor de timmerlieden.

De timmerlieden krijgen telefonisch of per sms van de bv het adres te horen waar zij de werkzaamheden moeten verrichten.

De bv zet het materiaal klaar en zorgt eventueel voor een kraan. Bij de materialen worden een bouwtekening en bevestigingsmaterialen geleverd.

De timmerlieden verrichtten de montage aan de hand van de meegeleverde bouwtekening. Bij problemen kunnen zij contact opnemen met de bv.

Het busje en de kleding van de timmerlieden hebben geen naamsvermelding van het eigen bedrijf.

De bv maakte een offerte voor de klant voor de levering en montage van het tuinhuis of de overkapping. Zij zorgt voor de communicatie met de klant.

Doordat de bv eindverantwoordelijke is voor de werkzaamheden, komen eventuele klachten bij haar terecht.

Omstandigheden die wijzen op ontbreken gezagsverhouding Maar de volgende omstandigheden wijzen erop dat geen sprake is van een gezagsverhouding:

De bv betaalt de timmerlieden een vergoeding per tuinhuisje of overkapping.

De timmerlieden gaan met eigen vervoer naar de werken toe, dragen eigen (veiligheids)kleding en schoenen en gebruiken eigen (hand)gereedschap.

De timmerlieden presenteren zich naar de klant toe niet als werknemers van de bv.

De bv houdt bij de planning rekening met de door de timmerlieden aangegeven periodes waarin zij niet kunnen werken.

De timmerlieden komen niet op bedrijfsuitjes, volgen geen bedrijfstrainingen en er worden geen functioneringsgesprekken met hen gevoerd.

Bij ziekte, verlof of arbeidsongeschiktheid krijgen de timmerlieden niet doorbetaald.

Bij een klacht neemt de bv contact op met de timmerlieden. De desbetreffende timmerlieden moeten dan terug om het probleem op te lossen. Dit is voor eigen rekening.

Geen dienstbetrekking Het hof vindt de omstandigheden die wijzen op het ontbreken van een gezagsverhouding zwaarder wegen dan de omstandigheden die een gezagsverhouding impliceren. Het hof vindt evenmin dat hier sprake is van een fictieve dienstbetrekking van gelijkgestelden. Daarom verklaart het hof het beroep van de bv gegrond en verlaagt de naheffingsaanslag tot € 7.500.

Bron: Hof Den Bosch 19-06-2024 (gepubl. 20-06-2024).

Achteraf opgestelde kilometeradministratie voldoet niet

Wie van zijn werkgever een auto ter beschikking krijgt gesteld kan alleen onder de bijtelling privégebruik uitkomen als hij overtuigend kan aantonen minder dan 500 km privé te hebben gereden. Met een achteraf opgestelde kilometerregistratie die diverse gebreken vertoont lukt dat niet.

Een holding houdt alle aandelen in een bv. Deze bv exploiteert een groothandel in computers, randapparatuur en software. De dga van de holding heeft een auto ter beschikking gesteld gekregen. In de loonaangiften van beide bv’s is geen rekening gehouden met een bijtelling privégebruik auto. Hoewel de holding naar aanleiding van een verzoek rittenregistraties overhandigt aan de inspecteur legt hij toch een naheffingsaanslag loonheffingen op en een verzuimboete.

Kilometerregistratie vertoont gebreken Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de naheffingsaanslag loonheffingen en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Ook doet de dga een beroep op het vertrouwensbeginsel.

De rechtbank stelt vast dat de holding aan de dga een auto ter beschikking heeft gesteld. Dan is het aan de dga om overtuigend aan te tonen dat de dga 500 of minder kilometer met de auto privé heeft gereden. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank constateert een aantal gebreken. Zo heeft de dga twee rittenregistraties verstrekt over de eerste helft van 2021. De begin- en eindstand per registratie verschilt. Ook is er een verschil van 250 kilometer tussen de afgelegde kilometers woon-werkverkeer volgens de rittenregistratie en volgens Google Maps en de ANWB routeplanner. De rechtbank stelt eveneens vast dat op een dag dat de auto volgens de rittenregistratie voor woon-werkverkeer zou zijn gebruikt, een verkeersovertreding is geconstateerd op een andere plek. Voor deze afwijkingen heeft de dga geen plausibele verklaring. De rechtbank verwerpt daarom de kilometeradministratie.

Geen opgewekt vertrouwen Het kan verwarrend zijn geweest dat de inspecteur in de aanslagfase slechts enkele ritten ter discussie heeft gesteld en pas in de bezwaarfase ook over de andere ritten vragen heeft gesteld. Deze handelwijze is echter geen standpuntbepaling of een toezegging. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op het vertrouwensbeginsel.

Verzuimboete De verzuimboete is aan de holding opgelegd, omdat de loonheffingen terecht zijn nageheven. Daardoor staat vast dat de loonheffingen niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betaald zijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-06-2024 (gepubl. 14-05-2024).

Voor terbeschikkingstelling zeiljachten geldt verlaagd tarief OB

Volgens de Hoge Raad is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening voor de omzetbelasting ook sprake voor sporten op openbaar terrein. Dit moet wel gepaard gaan met het ter beschikking stellen van een accommodatie aan de sporters voor het gebruik voor de sportbeoefening.

Een exploitant stelt op basis van een jaarabonnement aan de abonnementhouders tegen vergoeding kajuitzeiljachten en andere voor het zeilen benodigde (watersport)attributen ter beschikking met gebruikmaking van havenfaciliteiten. Volgens Hof Den Haag zijn de prestaties van belanghebbende niet onderworpen aan het verlaagde tarief, omdat geen sprake is van ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’.

Hoge Raad casseert uitspraak hof De Hoge Raad ziet dat echter anders. De Hoge Raad belicht eerst onder verwijzing naar eerdere jurisprudentie de begrippen ‘gelegenheid geven tot sportbeoefening’ en ‘beoefening van sport’. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat in cassatie niet in geschil is dat de dienstverlening van de exploitant voor de abonnementhouders één ondeelbare prestatie vormt. De abonnementhouder heeft de aangeboden diensten gezamenlijk nodig om te zeilen. Van het gelegenheid geven tot sportbeoefening kan ook sprake zijn wanneer het eigenlijke sporten geheel of gedeeltelijk plaatsvindt op openbaar terrein. Dit moet wel gepaard gaan met het ter beschikking stellen van een accommodatie die de sporters gebruiken voor de voorbereiding voor het beoefenen van de sport en/of de afronding daarvan. De jachthavens voldoen aan deze criteria. Verder geldt dat de kajuitjachten alle zeiljachten zijn. Van zeilers wordt een niet te verwaarlozen lichamelijke activiteit gevergd. Dit betekent dat, anders dan het hof heeft geoordeeld, de kajuitzeiljachten voor sportbeoefening worden gebruikt.

Conclusie Nu de exploitant de abonnementhouders de gelegenheid geeft om de zeilsport te beoefenen en het gebruik van de havenaccommodatie daar noodzakelijk deel van uitmaakt, concludeert de Hoge Raad dat het verlaagde tarief op de terbeschikkingstelling van de kajuitzeiljachten van toepassing is.

Bron: Hoge Raad 14-06-2024, Hof Den Haag 21-04-2022 (gepubl. 17-05-2022).