Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Eerste Kamer stemt in met WAB

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans aangenomen. Ook werden twee moties aangenomen.

Het wetsvoorstel Arbeidsbalans in Balans wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten. Het voorstel beperkt negatieve effecten van specifieke vormen van flexibele arbeid, zoals onzekerheid over werk en inkomen en afwenteling van kosten en risico’s, of maakt deze duurder en daardoor onaantrekkelijker. Ook beoogt het voorstel het aangaan van een vast contract aantrekkelijker te maken voor werkgevers, zodat voor werkenden meer perspectief op zekerheid ontstaat. Om dit te bereiken worden voorstellen gedaan om de wetgeving op het terrein van flexibele arbeid en het ontslagrecht te herzien. Bovendien wordt het aanbieden van een vast contract aantrekkelijker gemaakt door de WW-premie voor vaste contracten lager vast te stellen dan voor tijdelijke contracten.
In de door de Eerste Kamer aangenomen motie-Schalk wordt de regering verzocht bij gelegenheid van een volgend wetsvoorstel te formaliseren dat de f-grond, namelijk ontslag als gevolg van werkweigering in verband met gewetensbezwaar, geen onderdeel kan zijn van de cumulatiegrond.
In de motie-Van de Ven en Oomen-Ruijten wordt de regering verzocht voor de zomer 2019 te komen met de uitwerking van voorstellen voor nieuw zzp-beleid met een definitief tijdpad gericht op een adequate bescherming van de zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt en maatregelen gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid.

Bron: EK 28-05-2019

KIA niet lager door buitenvennootschappelijke investering

Als iemand deelneemt aan een maatschap en buiten de maatschap om investeert in één of meer bedrijfsmiddelen, mag hij die investering bij de investeringen van de maatschap optellen om de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) te berekenen. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.

Een ondernemer participeerde samen met vijf anderen een maatschap. In 2013 investeerde de maatschap voor € 40.517 in bedrijfsmiddelen. Daarnaast investeerde de ondernemer zelf voor € 56.515 in een personenauto. In zijn aangifte inkomstenbelasting telde hij deze investeringen bij elkaar op, wat leidde tot een investeringsaftrek van € 15.470. Dit was in 2013 het maximale aftrekbedrag. Volgens de inspecteur had de ondernemer onjuist gehandeld, want hij stelde dat de afzonderlijke leden van de maatschap geen aanspraak konden maken op een hogere KIA dan wanneer er geen buitenvennootschappelijke investeringen zouden hebben plaatsgevonden. De inspecteur berekende de KIA op € 10.085.
Hof Den Bosch was het echter oneens met de inspecteur. Het hof oordeelde dat de ondernemer de investeringen bij elkaar mocht optellen, ook als dat betekende dat de ondernemer hierdoor een hogere – in dit geval zelfs de maximale – KIA mocht toepassen. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad leidt de samentelling van de investeringen er niet toe dat een lid van een samenwerkingsverband geen aanspraak kan maken op het vaste bedrag van de KIA, ook als de aftrek zonder buitenvennootschappelijke investeringen lager was geweest.

Bron: Hoge Raad, 24-5-2019

Bij overheersende vennoot zijn andere ‘vennoten’ in dienst

Als een vennootschap onder firma (vof) meerdere vennoten heeft, maar de feitelijke leiding in handen van één vennoot is en deze tevens toezicht houdt op de andere vennoten, kan dit betekenen dat de ‘ondergeschikte vennoten’ een dienstbetrekking hebben. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.

Een vof had zestien vennoten, maar slechts één van hen had de feitelijke leiding over de vof. Deze vennoot was als enige bevoegd om namens de vof te handelen en te tekenen. Ook mocht alleen hij geld uitgeven c.q. ontvangen en samenwerkingsverbanden aangaan met derden. Verder hield deze vennoot toezicht op alle andere vennoten, die zich bij ziekte bij hem moesten afmelden, waarna hij voor vervanging zorgde. De anderen hadden ook geen zeggenschap over het toetreden van nieuwe vennoten.
De inspecteur stelde dat er sprake was van een schijnconstructie en de rechtbank was het met hem eens. Voor de aanwezigheid van een vof is vereist dat de vennoten op min of meer gelijkwaardige basis met elkaar samenwerken en dat was hier niet het geval. Daarom kwalificeerden de ondergeschikte vennoten niet als vennoot voor de inkomstenbelasting en was er feitelijk sprake van meerdere dienstbetrekkingen.

Bron: Rb. Noord-Nederland, 7-2-2019 (gepubl. 21-5-2019)

Ondanks tijdige melding betalingsonmacht toch aansprakelijk

Kan een bestuurder niet rechtsgeldig betalingsonmacht melden vanwege opzet of grove schuld van het lichaam? Dan kan de aansprakelijkgestelde bestuurder alleen aan aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat het niet aan hem persoonlijk is te wijten dat niet rechtsgeldig kan worden gemeld.

Een man en zijn echtgenote wonen in het Verenigd Koninkrijk (VK). Beiden zijn dga van een in het VK opgerichte Limited. Deze Limited heeft de in haar verlies- en winstrekening opgenomen ‘directors fees’ niet in haar Nederlandse loonadministratie verantwoord. Ook heeft de Limited naast toepassing van de 30%-regeling op declaratiebasis onbelaste kostenvergoedingen uitbetaald voor ‘house- en living allowances’ aan de man en zijn vrouw. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd, verhoogd met boeten en rente. De Limited heeft de aanslagen niet betaald en daarom heeft de ontvanger de man aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde aanslagen. Voor Rechtbank Den Haag is in geschil of de aansprakelijkstelling terecht is. Van belang daarvoor is of de man bestuurder is van de Limited. Dit blijkt volgens de rechtbank uit de inschrijving in de Companies House (Kamer van Koophandel in het VK). Ook zijn er afschriften van ‘director’s reports’ bij de stukken van het geding waaruit blijkt dat de man bestuurder is geweest van de Limited. Hoewel de Limited een melding betalingsonmacht heeft gedaan, is deze niet rechtsgeldig, omdat bij opzet of grove schuld van het lichaam de bestuurder geen rechtsgeldige melding betalingsonmacht kan doen. Door aanzienlijke ontvangen beloningen niet in aangifte loonheffingen aan te geven en door andere inkomsten juist onder de 30%-regeling te brengen was sprake van grove schuld. Dat het lichaam feitelijk betalingsonmacht had gemeld of de Belastingdienst al langs een andere weg op de hoogte was van de betalingsonmacht, is dan niet relevant. De bestuurder kan alleen aan aansprakelijkheid ontkomen als hij duidelijk kan maken dat het niet betalen van de aanslagen hem niet valt te verwijten. De loonadministratie wordt verzorgd door een deskundig kantoor, dat is echter niet relevant. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat een dergelijk kantoor om advies is gevraagd. Ook blijkt niet dat een dergelijk kantoor zich had uitgelaten over de voorwaarden voor het onbelast kunnen uitbetalen van de ‘director’s fees’ en kostenvergoedingen. Daarom is het aan de bestuurder te wijten dat niet rechtsgeldig kon worden gemeld.

Bron: Rb. Den Haag 21-3-2019 (gepubl. 27-5-2019)

Bij verzwegen inkomsten geldt verlengde navorderingstermijn

Als een belastingplichtige in het buitenland inkomen heeft genoten dat rechtstreeks op een Luxemburgse bankrekening is gestort, vallen deze inkomsten onder de inkeerregeling en is de verlengde navorderingstermijn van toepassing.

Het ging in deze zaak om een echtpaar dat een nertsenfokkerij exploiteerde. Namens het echtpaar werd bij de Belastingdienst gemeld dat er sprake was van buitenlandse bank- en spaartegoeden. Zo was in 2008 een storting gedaan op de Luxemburgse bankrekening van het bedrijf. De stortingen waren gedaan na verkoop van nertsvellen op een beurs in het buitenland. De inspecteur legde vervolgens een navorderingsaanslag op, waarna Hof Den Bosch moest beoordelen of voor de verzwegen inkomsten de verlengde navorderingstermijn van toepassing was.
Het hof oordeelde dat dit inderdaad het geval was. Aangezien de inkomsten waren verkregen uit de verkoop op een beurs in het buitenland, was sprake van in het buitenland opgekomen inkomen. Hierop was de verlengde navorderingstermijn van toepassing, zodat de navorderingsaanslag gehandhaafd bleef.

Bron: Hof Den Bosch, 15-3-2019 (gepubl. 16-5-2019)

Gebruikersvergoeding privépand beperkt tot box 3-voordeel

IB-ondernemers mogen vanwege een (forfaitaire) gebruiksvergoeding een deel van de gebruikelijke huurderslasten aftrekken bij gebruik van privépanden in hun onderneming. Maar daar blijft het dan ook bij. Ondernemers mogen niet ook nog eens een fictieve huurvergoeding aftrekken.

Gebruikt een ondernemer een privévermogensbestanddeel, anders dan een auto, voor ondernemingsdoeleinden, dan mag hij daarvoor een gebruikerskostenvergoeding aftrekken. Maar deze aftrek is wel beperkt tot maximaal het forfaitair rendement van box 3 over dat vermogensbestanddeel. Hierbij hoeft de ondernemer overigens geen rekening te houden met zijn heffingsvrije vermogen. Bovendien mag de ondernemer een evenredig deel van de kosten aftrekken die normaal gesproken voor rekening van een huurder van het vermogensbestanddeel komen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden biedt deze regeling geen ruimte voor meer aftrek. De zaak voor het hof is aangespannen door een vrouw, die in 2011 haar eenmanszaak heeft verplaatst naar een aantal van haar privépanden. Naast de gebruikersvergoeding wil de vrouw een fictieve huurvergoeding aftrekken voor de privépanden waarin zij haar eenmanszaak drijft. Het hof oordeelt dat de Belastingdienst de aftrek van deze fictieve huurvergoeding mag weigeren. Dat hier sprake is van een gedwongen verplaatsing van de onderneming, is geen reden om het aftrekrecht te verruimen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 14-05-2019

Ruim 60.000 bezwaarschriften tegen box 3-heffing

De Belastingdienst heeft ruim 60.000 bezwaarschriften ontvangen tegen de box 3-heffing in de inkomstenbelasting over 2017. Dit heeft staatssecretaris Snel van Financiën geantwoord op Kamervragen.

Ook met betrekking tot eerdere belastingjaren heeft Snel aangegeven hoeveel bezwaren tegen de vermogensrendementsheffing zijn ingediend: 14.205 bezwaarschriften over 2013, 10.060 over 2014, 2.468 over 2015 en 1.186 over 2016. Over 2018 zijn nog geen aantallen bekend. Volgens Snel zijn vrijwel alle ingediende bezwaren ontvankelijk.
Volgens de staatssecretaris zijn belastingplichtigen voldoende op de hoogte van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing en is het eenvoudig mogelijk om tijdig en individueel bezwaar te maken. Verder is volgens de staatssecretaris veel ruchtbaarheid gegeven aan de massaalbezwaarprocedure, ook met betrekking tot het belastingjaar 2018.

Bron: MvF, 20-5-2019

Vakantietoeslag in IKB behoort niet tot regulier maandloon

Het begrip maandloon speelt een rol bij de hoogte van de onbelaste vergoedingen die een werkgever kan geven aan zijn werknemer bij dienstjubilea of aan zijn erfgenamen vanwege het overlijden. Een individueel keuzebudget (IKB) behoort niet tot het reguliere genoten maandloon.

Voor bij een overheidsorgaan werkzame ambtenaren geldt een arbeidsvoorwaardenregeling. Hierin is onder meer opgenomen dat ambtenaren een jubileumtoelage krijgen bij een aanstelling van meer dan 25, 40 of 50 jaar. Bij overlijden van de ambtenaar krijgen de nabestaanden een onbelaste uitkering van drie maal het maandloon. Voor de hoogte van de vrijgestelde uitkeringen is relevant wat tot het maandloon behoort. In geschil bij Rechtbank Den Haag is of het IKB (met daarin de voormalige vakantietoeslag) bestanddeel is van het reguliere maandloon. De rechtbank oordeelt dat een werknemer het IKB pas geniet op het moment dat hij het IKB inzet voor een toegestaan doel. Voor de onbelaste jubileumuitkering en overlijdensuitkering is de hoogte van het genoten reguliere maandloon van de daaraan voorafgaande maand van belang. Dit is het loon zonder IKB. Voor het standpunt van de overheidsinstelling dat maandloon het jaarloon gedeeld door twaalf is, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten binnen de wet.

Bron: Rb. Den Haag 31-1-2019

Btw-correctie privégebruik auto is aftrekbaar

Een ondernemer die een auto van de zaak heeft en het autokostenforfait toepast, mag de btw-correctie vanwege het privégebruik van de auto aftrekken van de belastbare winst voor de inkomstenbelasting. Dat is niet nieuw, maar de praktijk wijst uit dat de Belastingdienst dit weleens vergeet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant moest zich buigen over de zaak van een ondernemer die de btw-correctie wegens privégebruik auto aftrok in zijn IB-aangifte over 2015. De ondernemer deed een beroep op het vertrouwensbeginsel en verwees naar een brief van de staatssecretaris van Financiën uit januari 1975, waarin deze stelde te berusten in de uitspraak van Hof Den Haag van 16 december 1973. In deze uitspraak stelde het hof dat met de toepassing van de forfaitaire bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak in beginsel volledig rekening is gehouden met de onttrekking wegens privégebruik. Hieruit volgt dat de btw die de ondernemer vanwege het privégebruik moet betalen, mag worden afgetrokken van de winst uit onderneming.
De rechtbank oordeelde dat de ouderdom van de genoemde brief niets afdoet aan het door de brief opgewekte vertrouwen. Ook het feit dat de Wet op de omzetbelasting inmiddels op veel punten is gewijzigd, doet hier niets aan af. De staatssecretaris heeft de in zijn brief vermelde goedkeuring immers nooit ingetrokken. Daarom mocht de ondernemer de btw-correctie aftrekken in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 8-4-2019

Ondernemerschap bewijzen met dossiers en facturen

Wie gebruik wil maken van de ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting, moet aan de hand van dossiers, facturen of andere bewijsstukken aantonen dat hij werkzaamheden als ondernemer heeft verricht.

In deze zaak stond een man sinds 1 november 2010 als ondernemer met een eenmanszaak inschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Via deze eenmanszaak dreef hij een managementadviesbureau. Eind november 2012 richtte de man een bv op. Hij liet zijn eenmanszaak uitschrijven uit het Handelsregister, waarin hij ook liet registreren dat hij zijn onderneming had overgedragen aan de bv. Vervolgens claimde de man in zijn IB-aangifte over 2013 de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, wat door de inspecteur werd geweigerd.
Voor het hof stelde de man dat hij na de overdracht van zijn managementadviesbureau nog andere ondernemersactiviteiten had verricht. Dit kon hij echter niet onderbouwen met dossiers, agenda’s en andere bewijsstukken. Ook kon hij geen facturen overleggen, naar eigen zeggen omdat hij in 2013 – en ook in 2014 en 2015 – geen omzet had behaald. Het hof stelde dat dit erop wees dat de man zijn eenmanszaak wel degelijk had gestaakt en in 2013 geen werkzaamheden als ondernemer had verricht. De inspecteur had de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek terecht geweigerd.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 30-4-2019