Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Tot 1 januari 2021 belastinguitstel

Staatssecretaris Vijlbrief heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat ondernemers tot uiterlijk 1 oktober (een verlenging van het) uitstel van betaling kunnen aanvragen. Daarmee loopt voor alle ondernemers het uitstel uiterlijk op 1 januari 2021 af.

Op het moment dat het verleende uitstel afloopt of vanaf 1 januari 2021 worden de betalingsverplichtingen weer gestart. Wel komt er een ruime terugbetalingsregeling van twee jaar om de opgebouwde belastingschuld af te lossen. Ook zal het percentage van de invorderingsrente langer op 0,1% blijven. Als de ontwikkeling van het coronavirus met nieuwe of verscherpte maatregelen hier aanleiding toe geeft, kan hier opnieuw naar worden gekeken.
Ondernemers die op 1 januari 2021 een (rest)schuld hebben, krijgen een betalingsregeling aangeboden van de Belastingdienst waarmee ze tot 1 januari 2023 iedere maand een vast bedrag terug betalen. Ook zal geen zekerheid worden gevraagd zoals nu gebruikelijk is. Eventuele belastingteruggaven worden niet verrekend en er worden in beginsel geen nadere voorwaarden gesteld, tenzij de belangen van de Staat in het geding zijn.
Als de periode van twee jaar te kort is voor een ondernemer zal de Belastingdienst samen met de ondernemer kijken of een maatwerkoplossing mogelijk is op basis van bestaand beleid. Uiteraard is het ook mogelijk om eerder af te lossen als de ondernemer dit wil.
Om ondernemers zo min mogelijk met extra kosten te confronteren, zal de tijdelijke verlaging van invorderingsrente naar bijna nul worden verlengd tot en met 31 december 2021. Zo hebben ondernemers de komende tijd vrijwel geen kosten bovenop de belastingschuld die ze aan het aflossen zijn.
De belastingrente gaat wel weer naar 4%, omdat dit een prikkel is om op tijd aangifte te doen. De belastingrente voor de vennootschapsbelasting zal tot 31 december 2021 worden verlaagd naar 4% in plaats van de oorspronkelijke 8%.
Per 1 januari 2021 vervalt de tijdelijke versoepeling ten aanzien van de betalingsverzuimboetes. Het niet op aangifte afdragen van loonbelasting over bijvoorbeeld het tijdvak december 2020 wordt dan weer volgens de normale regels beboet.
Ook de verruimde deblokkering van de g-rekening wordt afgebouwd. Zolang en voor zover de ondernemer uitstel van betaling geniet en zich aan de lopende betalingsverplichtingen en aflossingsverplichtingen houdt, blijft deblokkering van het saldo van de g-rekening mogelijk. Het versoepelde beleid ten aanzien van de g-rekening loopt definitief af op 1 januari 2023, als ook het versoepelde uitstelbeleid definitief afloopt.

Bron: MvF 28-08-2020

Derde steunpakket coronacrisis

Het kabinet komt met een derde steun- en herstelpakket voor ondernemers en werkenden. Het nieuwe pakket loopt tot in 2021 en is gestoeld op steun, helpen aanpassen en investeren.

Diverse lopende steunmaatregelen worden vanaf 1 oktober 2020 verlengd. De voorwaarden daarvan worden aangepast, zodat ze meer zijn gericht op de langere termijn. Het kabinet neemt bovendien nieuwe maatregelen om bedrijven te stimuleren om meer te investeren in economische groei. Ook worden extra middelen ingezet om mensen via scholing en begeleiding te helpen bij het vinden van nieuw werk.
De krimp in Nederland is kleiner dan in de buurlanden, maar hoe de economie zich de komende tijd ontwikkelt, blijft onzeker. Het nieuwe pakket heeft daarom een langere duur en biedt zo meer zekerheid in deze voor veel mensen zware tijd. Daarin kunnen niet alle bedrijven overeind gehouden worden en zijn niet alle banen en opdrachten te garanderen.

Coronaregelingen voor ondernemers en werknemers vanaf 1 oktober 2020

NOW (tegemoetkoming loonkosten)
De regeling wordt met negen maanden verlengd, met drie keer drie maanden. In die periode wordt de NOW geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers en werkenden tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.

Tozo (inkomensondersteuning zelfstandigen)
Deze regeling wordt ook negen maanden verlengd, tot en met 30 juni 2021 en kent een toets op beschikbare geldmiddelen. Gemeenten bieden vanaf 1 januari 2021 extra dienstverlening aan zelfstandig ondernemers, zoals bij- of omscholing en heroriëntatie.

TVL (tegemoetkoming vaste lasten mkb)
De belastingvrije tegemoetkoming wordt opnieuw ingezet en het maximale bedrag per bedrijf per drie maanden wordt verhoogd naar € 90.000. De regeling wordt met drie keer drie maanden verlengd tot en met 30 juni 2021 en in die periode geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.

Borgstellingen, leningen en garantiefondsen
De extra, verruimde of meer toegankelijke kredietverlening en -garanties aan kleine en middelgrote bedrijven voor voldoende liquiditeit (BMKB-C, GO-C en KKC) blijven ook na 1 oktober 2020 beschikbaar.

Nieuwe maatregelen gericht op investeringen
Het kabinet neemt ook nieuwe maatregelen gericht op het stimuleren van investeringen en uiteindelijk economische groei. Publieke investeringen in onder meer infrastructuur ter waarde van twee miljard euro worden naar voren gehaald. Het kabinet investeert daarnaast in een nationale scale-up faciliteit (€ 150 miljoen) en reserveert € 300 miljoen om eventueel te kunnen participeren in een beoogd privaat fonds om (middel)grote bedrijven te herkapitaliseren.
Ook stelt het kabinet € 150 miljoen beschikbaar om het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) extra aan te vullen, zodat zij innovatieve mkb-ondernemingen via financiering kunnen versterken. Het kabinet heeft € 255 miljoen vrijgemaakt voor cofinanciering van EU-programma’s gericht op regionale ontwikkeling, innovatie, duurzaamheid en digitalisering.

Aanvullend sociaal pakket
De komende maanden zullen sommige mensen hun werk kwijtraken en op zoek moeten naar een andere baan. Anderen zullen de overstap willen maken van hun huidige werk naar ander werk met meer toekomstperspectief. Het kabinet wil mensen daarbij helpen. Daarom trekt het kabinet geld uit voor begeleiding bij het vinden van nieuw werk door UWV en gemeenten. Ook komt er meer geld vrij voor om- en bijscholing. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in een economische crisis extra ondersteunen, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak. Ook wil het kabinet mensen met een hoog risico op armoede en problematische schulden helpen. In totaal trekt het kabinet voor dit aanvullend sociaal pakket ruim € 1 miljard uit.

Bron: Rijksoverheid, 28-08-2020

Ondanks stelselmatig verzuim geen maximale verzuimboete

Als iemand zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen te laat indient, is sprake van een verzuim. Bij stelselmatig verzuim kan de inspecteur een verzuimboete tot het wettelijk maximum opleggen. Bij het bepalen van de hoogte van de verzuimboete moet hij wel rekening houden met alle feiten en omstandigheden die een verhoging of een verlaging van de boete tot gevolg kunnen hebben.

Een man heeft over het jaar 2014 een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen. Hij dient echter geen aangifte in, ook niet nadat hij een aanmaning heeft gekregen. Op 15 augustus 2017 geeft de inspecteur de man nog twee weken om zijn aangifte 2014 in te dienen. Ook die termijn laat de man ongebruikt. De inspecteur legt uiteindelijk een ambtshalve aanslag op een verzuimboete naar het wettelijk maximum van € 4.920.
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in hoger beroep de hoogte van de verzuimboete in geschil. De man meent dat het eerdere verzuim is opgeheven. De inspecteur heeft de man namelijk twee weken extra tijd heeft gegeven om de aangifte te doen. Het hof is het niet eens met die zienswijze. Bovendien heeft de inspecteur in zijn brief uitdrukkelijk vermeld dat hij in ieder geval een verzuimboete zal opleggen. De man is namelijk te laat geweest met het indienen van zijn aangifte. Verder voert de man aan dat sprake is geweest van overmacht, ofwel afwezigheid van alle schuld. De man stelt dat hij geen aangifte heeft kunnen doen door de inbeslagname van zijn administratie. Ook hier is het hof het niet met de man eens. Hij is al vanaf 7 oktober 2015 in verzuim en de administratie is pas op 23 maart 2017 in beslag genomen.
De inspecteur heeft volgens het hof daarom terecht een verzuimboete opgelegd. Ook heeft de inspecteur terecht geoordeeld dat sprake is geweest van stelselmatig verzuim vanaf 2009 tot en met 2014. Het is niet nodig dat de inspecteur over alle jaren vanaf 2009 een boete oplegt, omdat de zogeheten verzuimenreeks is afgeschaft. Het hof verlaagt wel de boete van € 4.920 naar € 369, omdat bij de boeteoplegging rekening moet worden gehouden met de financiële omstandigheden van de man.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 11-08-2020

Pensioen onder beslag is fiscaal genoten

Het komt in de praktijk voor dat een schuldeiser beslag legt op het pensioen van een schuldenaar. In dat geval zal de schuldeiser zijn vordering op de schuldenaar verrekenen met het in beslag genomen geld. Fiscaal gezien heeft de schuldenaar dat pensioen dan nog steeds genoten.

Een man heeft pensioenrechten opgebouwd en ontvangt daarom uitkeringen van een stichting pensioenfonds. Bij het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2016 geeft hij een bedrag van € 7.500 aan pensioen op. De Belastingdienst wijkt bij het opleggen van de aanslag af van de aangifte van de man. Volgens de loongegevens van de stichting bedraagt het bruto pensioen van de man namelijk € 38.643. Hij heeft wel minder netto ontvangen. Naast de ingehouden loonheffing heeft een schuldeiser van de man derdenbeslag op de pensioenuitkering gelegd. Dat betekent echter niet dat de man het in beslag genomen inkomen niet heeft genoten. De schuldeiser heeft dat geld zelfs in mindering gebracht op zijn vordering op de man. Tegenover de lagere ontvangst aan loon staat dus een afgenomen schuld. De man is dan ook niet verarmd door de beslaglegging. Hof Den Haag ziet daarom geen reden om bij de bepaling van het fiscale loon af te wijken de loongegevens van de stichting. Het hof verklaart het beroep van de man ongegrond.

Bron: Hof Den Haag 15-07-2020

Kunst goedkoop ter beschikking te stellen

Volgens Rechtbank Gelderland is het zakelijk om bij het ter beschikking stellen van kunstwerken aan een eigen vennootschap geen vergoeding in rekening te brengen.

Een man is in gemeenschap van goederen gehuwd. Hij heeft indirect aandelen in een bv die samen met nog twee andere ondernemers een accountants- en belastingadvieskantoor drijft in de vorm van een maatschap. De dga stelt al sinds de jaren 90 van de vorige eeuw kunstwerken ter beschikking aan het accountants- en belastingadvieskantoor. De dga geeft daarbij in zijn aangifte telkens een gebruiksvergoeding op van nihil. De inspecteur wijkt hierbij de aanslagoplegging van af en corrigeert de aangiften met een gebruiksvergoeding.
Bij Rechtbank Gelderland is het de vraag of de gebruiksvergoeding waarvan de inspecteur uitgaat, terecht is. De dga heeft zich op het vertrouwensbeginsel beroepen. Vast staat volgens de rechtbank dat de inspecteur jarenlang de aangiften heeft gevolgd. De terbeschikkingstelling van de kunstwerken is bovendien diverse keren onderwerp van discussie geweest. Er is een boekenonderzoek geweest in 2003 waarbij de terbeschikkingstelling aan de orde is geweest. De gebruiksvergoeding is bij de behandeling van de aangifte 2008 weer uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Bij de aangifte 2010 en 2011 zijn opnieuw vragen door de inspecteur gesteld over de inkomsten uit tbs. De rechtbank meent daarom dat de dga op grond van het vertrouwensbeginsel geen gebruiksvergoeding in aanmerking hoeft te nemen.
De inspecteur stelt het opgewekte vertrouwen te hebben opgezegd. De dga heeft bevestigd telefonisch overleg met de inspecteur te hebben gehad. Echter daarin heeft de inspecteur slechts aangegeven dat vanaf 2012 verder moet worden bezien hoe om te gaan met de toepassing van de terbeschikkingstellingsregeling. Dit is volgens de rechtbank geen opzegging van het opgewekte vertrouwen. De rechtbank oordeelt verder dat de dga geen afwaarderingsverlies op de kunstwerken kan nemen. Wel kan de dga verkoopverliezen van enkele schilderen in mindering brengen op zijn inkomen.

Bron: Rb. Gelderland 05-08-2020

Zonder objectieve voordeelsverwachting geen ondernemer

Of iemand ondernemer is voor de inkomstenbelasting is onder meer afhankelijk van het antwoord op de vraag of diegene een objectieve voordeelsverwachting heeft. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval niet langer sprake is. De bank heeft de financiering van de activiteiten gestopt, de gemeente heeft de omgevingsvergunning ingetrokken en het woon/bedrijfspand is in het openbaar geveild.

In 2008 heeft een belastingplichtige het plan als onderaannemer winst uit onderneming te gaan genieten. In 2008 krijgt hij de eigendom van een stuk grond en heeft hij een pand laten bouwen. De bedoeling is dat het pand voor 1/3e deel bestaat uit een kantoorruimte en voor 2/3e deel uit een woning. In 2009 is de aannemer die de ruwbouw van het pand zou uitvoeren failliet gegaan. De onderaannemer besloot daarom de ruwbouw zelf uit te gaan voeren. De onderaannemer werd in 2009 mishandeld en in 2010 is de man betrokken bij twee ongevallen. Door deze gebeurtenissen heeft de onderaannemer een burn-out gekregen. Door de economische crisis en de burn-out heeft de onderaannemer betalingsachterstanden bij de bank opgelopen, waardoor de bank de financiering van de activiteiten heeft ingetrokken. In 2010 heeft de gemeente de omgevingsvergunning voor het pand ingetrokken, omdat de onderaannemer geen bouwactiviteiten meer heeft uitgevoerd. Het woon/bedrijfspand is uiteindelijk in het openbaar geveild.
In geschil bij Rechtbank Noord-Holland is of in 2014 sprake is van een bron van inkomen. Ook is de toepassing van de foutenleer in geschil. De rechtbank meent dat aan enkele voorwaarden voor kwalificatie van een bron van inkomen is voldaan. De onderaannemer nam deel aan het economische verkeer. Met die deelname had hij het oogmerk om voordeel te behalen. De derde voorwaarde is of er een objectieve voordeelsverwachting is. De rechtbank meent dat er objectief gezien, geen voordeel valt te verwachten in 2014. In 2010 is de bank al gestopt met financiering van de activiteiten van de onderaannemer, heeft de gemeente de omgevingsvergunning ingetrokken en is het pand op een openbare veiling verkocht. Als er al een bron van inkomen is geweest, is daarvan in 2014 in ieder geval geen sprake meer.
De rechtbank oordeelt dat de foutenleer niet kan worden toegepast bij een onjuiste etikettering van een vermogensbestanddeel dat niet langer tot het ondernemingsvermogen behoort. Bij de aanschaf van de grond is bovendien al gekozen voor privévermogen. Alleen door bijzondere omstandigheden is heretikettering mogelijk, maar na die keuze zijn die bijzondere omstandigheden er niet geweest. De kosten van € 194.000 zijn niet aftrekbaar.

Bron: Rb. Noord-Holland 11-08-2020

Inspecteur moet niet wachten op hoger beroep wederpartij

Door niet zelf hoger beroep in te stellen heeft de inspecteur de kans aanvaard dat hij ook geen incidenteel hoger beroep kan instellen. Niet-ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep van de inspecteur is aan de orde als de belastingplichtige het principale hoger beroep niet motiveert of intrekt voor motivering.

Een Belgische nv ontvangt naheffingsaanslagen accijns en voorraadheffing aardolieproducten. Ook ontvangt ze een boetebeschikking. Ze is het niet eens met de aanslagen en boete en maakt daarom bezwaar. De inspecteur handhaaft in zijn uitspraak op bezwaar alle aanslagen en de boete. Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. Met dagtekening 24 december 2018 ontvangt de inspecteur een brief van het hof dat de nv in hoger beroep is gegaan. Op 31 januari 2019 ontvangt de inspecteur van het hof echter opnieuw een brief. In deze brief staat dat het hof ten onrechte melding heeft gemaakt van het feit dat de nv in hoger beroep is gegaan. De inspecteur heeft daarop alsnog een hoger beroep ingediend met dagtekening 5 februari 2019. De uitspraak op het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de rechtbank is van 12 december 2018.
Bij Hof Den Bosch is in geschil of de inspecteur ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Het hof heeft het hoger beroepschrift later dan zes weken na de uitspraak van de rechtbank ontvangen. De vraag is of de inspecteur verschoonbaar te laat is. De inspecteur heeft op basis van de melding van het hof besloten geen hoger beroep in te stellen en de gronden van het hoger beroep van de nv af te wachten. Het is spijtig te noemen dat het hof de inspecteur onjuist heeft geïnformeerd. Echter dat is geen verschoonbare reden voor de inspecteur om niet op tijd hoger beroep in te stellen. De inspecteur behoort als professionele procespartij te weten dat hij soms ook niet-ontvankelijk is in zijn incidenteel hoger beroep. Dat is het geval als de nv het hoger beroepschrift niet tijdig motiveert of als zij voor de motivering het hoger beroep intrekt. Door niet zelf principaal hoger beroep in te stellen heeft de inspecteur volgens het hof daarom de kans aanvaard dat hij ook geen incidenteel hoger beroep meer kan instellen. Als de inspecteur zeker wil stellen dat de vernietiging van de naheffingsaanslagen en beschikkingen door de rechtbank in hoger beroep door het hof wordt heroverwogen, dan moet hij tijdig zelf principaal hoger beroep instellen. Alleen dan kan hij zijn rechten zeker stellen.

Bron: Hof Den Bosch 16-07-2020

Te late rechtsgeldige bekendmaking aanslag is fataal

Volgens Rechtbank Noord-Nederland is er geen wettelijke verplichting voor burgers om bij verhuizing of wijziging van het toezendadres de Belastingdienst hiervan op de hoogte te stellen. De Belastingdienst kan immers een aanslag ook op een andere geschikte wijze bekendmaken.

Op 28 juni 2013 vertrekt een man naar Spanje. Op 4 januari 2017 komt de man, na een aantal jaar in Spanje te hebben gewoond, weer in Nederland wonen. De Belastingdienst heeft met dagtekening 2 april 2014 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 vastgesteld. De Belastingdienst heeft de aanslag niet naar de man kunnen verzenden, omdat het adres niet bekend was bij de Belastingdienst. In 2017 heeft de man een dwangbevel ontvangen, waarna hij bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag. De inspecteur heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar vanwege termijnoverschrijding.
In geschil bij Rechtbank Noord-Nederland is de ontvankelijkheid van het bezwaar en de vraag of de aanslag en boetebeschikking rechtsgeldig zijn vastgesteld. De rechtbank overweegt dat de termijn om bezwaar te maken later is begonnen dan de dagtekening van het aanslagbiljet. Het aanslagbiljet is namelijk niet rechtsgeldig bekendgemaakt. De termijn begint te lopen na ontvangst van het aanslagbiljet. De belastingplichtige heeft echter nooit een aanslagbiljet ontvangen. Omdat de inspecteur de aanslag wel al heeft vastgesteld, is het bezwaar niet prematuur en toch ontvankelijk.
Volgens de inspecteur had de man de Belastingdienst op de hoogte moeten brengen van zijn verhuizing. Zo kan de Belastingdienst het aanslagbiljet op de juiste wijze bekendmaken. Zo staat het volgens de rechter niet in de wet. Als de Belastingdienst een aanslag of besluit niet naar de man kan verzenden, moet de Belastingdienst onderzoeken hoe de aanslag wel op de juiste wijze aan de belastingplichtige bekend kan worden gemaakt.
Een dagtekening op een aanslag zegt nog niets over de tijdige vaststelling van de aanslag. Een aanslag moet ook op de voorgeschreven wijze aan belastingplichtige bekend worden gemaakt. De aanslag over 2011 en de boetebeschikking zijn niet voor het vervallen van de aanslagtermijn rechtsgeldig bekendgemaakt. De rechtbank vernietigt de aanslag en de boetebeschikking.

Bron: Rb. Noord-Nederland 16-07-2020

Verwijzing naar verkeerd wetsartikel leidt tot verval boete

Volgens het hof mag over een begaan verzuim en het overtreden voorschrift geen misverstand bestaan. Het moet namelijk een belanghebbende uiterlijk op het moment dat de inspecteur hem een boete oplegt, duidelijk zijn wat belanghebbende wordt verweten en waartegen belanghebbende zich moet verdedigen.

Een CV exploiteert een uitzendbureau. Op de balansen bij de aangiften vennootschapsbelasting staan telkens behoorlijke balansschulden aan omzetbelasting. Na ontvangen signalen heeft de inspecteur naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Hij heeft tevens verzuimboetes van 10% opgelegd.
Bij Hof Den Bosch is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Ook is de vraag of de inspecteur de verzuimboetes terecht heeft opgelegd. Volgens de CV heeft de vorige boekhouder fouten gemaakt. Daardoor waren bedragen dubbel aangegeven of dubbel betaald. De boekhouder heeft volgens de CV bovendien zonder toestemming suppleties ingediend. Het hof leidt echter uit de stukken af dat de boekhouder destijds gerechtigd was om de aangiften omzetbelasting in te dienen en namens de CV suppleties omzetbelasting te doen. Het hof is verder van mening dat de CV haar stellingen niet heeft onderbouwd. De CV had herziene jaarrekeningen of anderszins cijfermateriaal kunnen overleggen, maar dat heeft ze niet gedaan.
Het hof is van oordeel dat evenmin sprake is van schending van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Zodra bij de CV bekend is dat over een bepaald jaar te weinig omzetbelasting is betaald, moet de CV alsnog de juiste en volledige gegevens verstrekken door een suppletieaangifte. Van schending van het verdedigingsbeginsel is ook geen sprake, omdat de inspecteur de CV voldoende mogelijkheden heeft gegeven haar standpunt over de naheffing kenbaar te maken. Volgens het hof strekt het verdedigingsbeginsel niet verder dan dat een belanghebbende bij een besluit zijn opmerkingen daarover aan het bestuursorgaan kenbaar moet kunnen maken.
De verzuimboetes worden door het hof wel vernietigd. De inspecteur heeft voor de motivering van het begane verzuim verwezen naar art. 67c AWR. Hierin is echter een ander verzuim vermeld dan het verzuim dat de CV heeft begaan. Volgens het hof mag over het begane verzuim en het overtreden voorschrift geen misverstand mogelijk zijn. Uiterlijk op het moment van de boeteoplegging moet het een belanghebbende duidelijk zijn welk verwijt de inspecteur hem maakt en dus tegen welk verwijt hij zich moet verweren.

Bron: Hof Den Bosch 16-07-2020

Dwangbevel in stand door te late inkeer

Om van de inkeerregeling gebruik te kunnen maken, moet de belastingplichtige tijdig openheid van zaken geven. Dat doet hij niet als hij eerst ontkent rekeninghouder te zijn en pas na 16 jaar het tegendeel opbiecht. Heeft de Belastingdienst navorderingsaanslagen opgelegd en dwangbevelen uitgevaardigd en heeft de Hoge Raad de aanslagen beoordeeld, dan kan men de dwangbevelen niet meer met succes bij de civiele rechter bestrijden.

In oktober 2000 ontvangt de fiscus informatie dat een echtpaar rekeningen bij een Luxemburgse bank heeft. De echtgenoten hebben deze rekeningen nooit opgegeven in hun belastingaangiften. In januari 2002 vraagt de Belastingdienst de man om nadere informatie. De man ontkent buitenlandse bankrekeningen te hebben. De inspecteur is niet overtuigd en legt de man een groot aantal navorderingsaanslagen op. De man start een uitgebreide beroepsprocedure tot aan de hoogste instantie. Hoewel de belastingrechter de aanslagen verlaagt en diverse boetes vernietigt, blijven er navorderingsaanslagen openstaan. Omdat de man deze aanslagen niet betaalt, vaardigt de ontvanger van de belastingen dwangbevelen uit.
Vervolgens gaat de man in beroep tegen de dwangbevelen bij Rechtbank Limburg. Hij begint met de stelling dat de inspecteur de aanslagen op een te hoog bedrag heeft gesteld. De civiele rechter wijst hem echter erop dat de procedures over de heffing al gevoerd zijn. In zo’n geval is het in beginsel niet mogelijk om dan ook nog eens een procedure in de sfeer van de inning te voeren.
Ten tweede betoogt de man dat op deze bepaling een uitzondering geldt omdat hij gebruik heeft gemaakt van de inkeerregeling. De rechtbank wijst dit standpunt af. De man heeft namelijk pas in oktober 2018 toegegeven dat hij houder was van buitenlandse bankrekeningen. Hij is daardoor veel te laat met het verschaffen van informatie om als inkeerder te kwalificeren. De civiele rechter verklaart het beroep van de man ongegrond.

Bron: Rb. Limburg 29-07-2020