Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Biologisch, maar niet-juridisch kind erft als derde

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een erfgenaam juridisch het kind van de erflater moet zijn, wil hij de vrijstelling en het tarief voor kinderen in de erfbelasting toepassen. Een erfgenaam die alleen het biologische kind van de erflater is, telt voor de heffing van erfbelasting als een derde.

Een vrouw baart in 1996 een zoon die niet wordt erkend door zijn biologische vader. Op 1 oktober 2001 erkent de echtgenoot van de vrouw de jongen als zijn kind. Daarmee wordt deze echtgenoot juridisch de vader van het kind. In 2017 komt de biologische vader te overlijden. In zijn testament wijst hij onder meer zijn niet-erkende zoon aan als erfgenaam. Deze inmiddels volwassen zoon erft daardoor € 503.932 van zijn biologische vader. De zoon stelt dat de vrijstelling en het tarief van de erfbelasting voor kinderen van toepassing is. Maar de Belastingdienst weigert dat en hanteert de vrijstelling en het tarief voor derden.
De zoon begint daarop een beroepsprocedure. De rechtbank merkt op dat de belastingwet het begrip kind definieert als eerstegraads bloedverwant in de neergaande lijn. De wet laat na het begrip bloedverwant nader te definiëren. De rechtbank legt het begrip echter uit als de formele familierechtelijke band tussen personen. Vervolgens constateert de rechtbank dat geen familierechtelijke betrekking bestaat tussen de erflater en de zoon. De erflater was tijdens de geboorte van zijn biologische zoon namelijk niet getrouwd met de moeder. Hij heeft zijn biologische zoon evenmin erkend of geadopteerd. Ten slotte is het vaderschap nooit gerechtelijk vastgesteld.
De zoon stelt vervolgens met een beroep op het EVRM dat de fiscus hem moet gelijkstellen met een kind voor de heffing van de erfbelasting. De rechtbank oordeelt echter dat het EVRM geen recht op erkenning als erfgenaam toewijst. De zoon heeft daarom geen recht om in de hoedanigheid van kind te erven. Voor wat betreft de heffing van de erfbelasting kwalificeert hij als een derde. De rechtbank verklaart het beroep van de zoon dan ook ongegrond.

Bron: Rb. Gelderland 22-03-2021

Concept-subsidieregeling STAP-budget

Minister Koolmees de concept-subsidieregeling STAP-budget naar de Tweede Kamer gestuurd. Het STAP-budget moet vanaf 2022 de fiscale aftrek van scholingsuitgaven vervangen.

Iedereen die 18 jaar of ouder is en een band heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt wordt met het STAP-budget in staat gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Het STAP-budget kan door het individu worden aangevraagd voor het financieren van een scholingsactiviteit die hij of zij wil volgen. Het budget bedraagt maximaal € 1.000 per jaar. Als de kosten van de scholingsactiviteit uitkomen boven het gestelde maximum, is sprake van een eigen bijdrage. Deze eigen bijdrage wordt afhankelijk van de kosten van de scholingsactiviteit en niet meer van het inkomen van het individu zoals voor de huidige fiscale scholingsaftrek. De scholingsactiviteiten die voor subsidiëring in aanmerking komen, worden opgenomen in een scholingsregister. In eerste instantie zal het scholingsregister bestaan uit scholingsactiviteiten die opleiden tot een door OCW erkend diploma of certificaat, scholingsactiviteiten die opleiden tot een branche of sector erkend certificaat, een opleiding die is ingeschaald in het NLQF, opleidingen van opleiders met een NRTO-keurmerk of voor EVC-procedures bij een erkende EVC-aanbieder.
UWV zal de subsidieregeling uitvoeren en ontwikkelt daarvoor een STAP-portaal. Via dit portaal kan het STAP-budget eenvoudig en digitaal worden aangevraagd. Naast UWV is sinds mei 2020 ook DUO aangesloten, voor de ontwikkeling van het benodigde scholingsregister met een actueel overzicht van scholingsactiviteiten die in aanmerking komen voor het STAP-budget.
De belangrijkste wijzigingen sinds de eerdere berichtgeving over het STAP-budget hebben te maken met aanwijzen van DUO als uitvoerder en technisch beheerder van het scholingsregister. Daarnaast is de commissie M&O, die moet toezien op en adviseren over misbruik en oneigenlijk gebruik aan de zijde van de opleiders, verder uitgewerkt en in de regeling verwerkt.

Bron: Min. SZW 01-04-2021

Registratie nieuwe éénloketsysteem btw gestart

Vanaf 1 juli geldt de nieuwe EU-regeling btw e-commerce. Registratie voor het nieuwe éénloketsysteem, de One Stop Shop (OSS)-regeling, is nu mogelijk.

Nederlandse ondernemers die, bijvoorbeeld via een webshop, goederen leveren in de Europese Unie aan klanten die geen btw-aangifte hoeven te doen moeten vanaf 1 juli meestal btw betalen in de EU-landen waar de goederen heen gaan. Dat geldt voor goederen die al in de EU zijn en voor goederen die ondernemers importeren van buiten de EU.
Om te voorkomen dat ondernemers zich moeten aanmelden bij de belastingdiensten in alle landen waar ze leveren, komt er vanaf 1 juli een nieuw éénloketsysteem,. Daarmee handelt de ondernemer in een keer de btw-meldingen en betalingen over deze leveringen af voor alle EU-landen. Het is mogelijk dit éénloketsysteem ook te gebruiken voor geleverde diensten aan particulieren in de EU. De registratie voor het éénloketsysteem is 1 april gestart.

E-commerce en diensten: nieuwe btw-regels voor Nederlandse ondernemers

E-commerce: vanaf 1 juli 2021 nieuwe btw-regels

Bron: Belastingdienst, 01-04-2021

Inschrijving Handelsregister verplicht

Vereiste voor een beroep op de Tozo-regeling is dat een zelfstandige staat ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ontbreekt die inschrijving dan vist de zelfstandige achter het net.

Een zelfstandige werkt als FIFA match-agent. In verband met corona vraagt de match-agent de gemeente Amsterdam om een uitkering op basis van de Tozo. De gemeente keert hem in april en mei 2020 een voorschot uit. Uiteindelijk keurt de gemeente de aanvraag voor een Tozo-uitkering af en vordert uitgekeerde de voorschotten terug. Volgens de gemeente behoort de match-agent niet tot de doelgroep van de Tozo-regeling omdat hij op 17 maart 2020 niet als zelfstandige stond ingeschreven in het Handelsregister. De match-agent komt daarom niet in aanmerking voor een uitkering en moet de voorschotten terugbetalen.
De zaak belandt bij Rechtbank Amsterdam. Daar betoogt de zelfstandige dat hij zich niet hoeft in te schrijven in het Handelsregister omdat hij een officiële match-agent is en hij sinds januari 2019 een licentie van de FIFA bezit. Zonder die licentie mag hij zijn werkzaamheden niet verrichten. Doordat hij vanwege de coronacrisis geen spel- en sportevenementen mag organiseren, heeft hij geen werk en geen inkomsten meer.
Volgens de rechter is in de Tozo voor een recht op een uitkering als voorwaarde gesteld dat de zelfstandige op 17 maart 2020 is ingeschreven in het Handelsregister. Deze eis is opgenomen ter eenvoudige verificatie van het criterium om alleen zelfstandigen die al op de dag van de aankondiging van de maatregel als zodanig werkzaam waren in aanmerking te laten komen voor een Tozo-uitkering. Om als zelfstandige te worden aangemerkt moet onder meer worden voldaan aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep, zoals bijvoorbeeld ingeschreven staan in het Handelsregister. Omdat de match-agent niet aan deze voorwaarde voldoet en er geen hardheidsclausule is waardoor van deze harde eis kan worden afgeweken, kan de match-agent geen beroep op de Tozo-regeling doen.

Bron: Rb. Amsterdam 26-02-2021 (gepubl. 05-03-2021)

Bij afkoop PEB: claim verevenen!

Wil een echtgenoot vanwege een te verwachte echtscheiding een pensioen in eigen beheer afkopen? Maar wil de andere echtgenoot dit pensioen verevenen? Dan zal die andere echtgenoot dit tijdig moeten aankaarten. Is het pensioen eenmaal afgekocht, dan valt namelijk niets meer te verrekenen, zo oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden.

Een echtpaar is getrouwd onder huwelijkse voorwaarden. Zij komen geen gemeenschap van goederen en evenmin een verrekenbeding overeen. De echtgenoten hebben ieder de helft van de aandelen in een bv in handen. Beiden werken voor deze bv en bouwen in deze vennootschap ook een gezamenlijk pensioen in eigen beheer (PEB) op. In november 2016 licht hun belastingadviseur hen in over de uitfasering van het PEB die dan op komst is. In 2017 komt het huwelijk onder druk te staan. Medio juni 2017 gaan zij feitelijk uit elkaar, maar de formele echtscheiding is pas in 2019 afgerond. Op 1 december 2017 kopen de ex-partners het PEB af. Beiden ondertekenen daartoe de eigen afkoopovereenkomst en die van de (ex-)partner. De vrouw meent dat zij en de man verplicht zijn om via de ontvangen afkoopsommen het gezamenlijk opgebouwd pensioen met elkaar te verrekenen. De man is het daarmee oneens en begint een beroepsprocedure.
Het hof stelt de man in het gelijk. Het door de echtgenoten opgebouwde pensioen viel onder de wettelijke regeling met betrekking tot pensioenverevening. Vanaf 1 april 2017 tot en met 31 december 2019 hebben de (ex-)partners de mogelijkheid het PEB uit te faseren. Dit kon door een fiscaal voordelige afkoop van het PEB, het omzetten van het PEB in een oudedagsverplichting of het PEB premievrij voortzetten in een eigen onderneming. Voor afkoop of omzetting was toestemming van de (ex-)partner nodig. Daar de (ex-)partners hebben gekozen voor afkoop van het PEB is geen sprake meer van een te verevenen pensioen. De echtscheiding is formeel medio 2019 tot stand gekomen, dus toen geen verrekenbaar pensioen meer aanwezig was. Had de vrouw compensatie willen ontvangen? Dan had zij dat moeten afspreken bij het opstellen van de overeenkomst tot afkoop, aldus het hof.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 09-03-2021

Ernstig beschadigde auto eerst herstellen, dan BPM berekenen

Wacht een vanuit het buitenland overgebrachte auto nog op een keuring vanwege essentiële gebreken? Dan dient men de BPM te berekenen nadat deze gebreken zijn hersteld.

Een autohandelaar brengt een gebruikte auto met ernstige schade vanuit Duitsland over naar Nederland. De auto heeft de status ‘wacht op keuring’ (WOK). Men mag dus niet op de weg rijden met deze auto. De handelaar wil de BPM voldoen naar de staat zonder herstel van de essentiële gebreken. De Belastingdienst weigert dat en de zaak belandt uiteindelijk voor de Hoge Raad. Volgens Hoge Raad heeft de wetgever bedoeld BPM te heffen voor motorrijtuigen die van de weg in Nederland gebruik (gaan) maken. Deze heffing vindt plaats naar de staat waarin de motorrijtuigen verkeren op het moment dat zij kunnen en mogen worden toegelaten op de weg in Nederland.
Vervolgens gaat de Hoge Raad in op het wettelijke systeem van registratie en voldoening op aangifte, de vaststelling van de heffingsgrondslagen en het tijdstip van het belastbare feit. De wetgever heeft een regeling getroffen voor de situatie waarin iemand vanuit het buitenland een gebruikt motorrijtuig met essentiële gebreken overbrengt. In zo’n situatie mag en valt de afschrijving pas te bepalen op het tijdstip dat de essentiële gebreken zijn hersteld en naar de staat waarin het motorrijtuig zich dan bevindt.

Bron: Hoge Raad 26-03-2021

Hersenschudding is geldig excuus voor te laat bezwaar

In geval van overmacht is een beroep tegen de afwijzing van een te laat bezwaarschrift in principe toch ontvankelijk. Een situatie van overmacht doet zich bijvoorbeeld voor als de gemachtigde van een belanghebbende een hersenschudding oploopt en vervolgens strikte rust moet houden.

Een VOF gaat in bezwaar en beroep met betrekking tot een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL). Voordat haar gemachtigde het bezwaarschrift kan versturen, loopt hij bij een fietsongeval een hersenschudding op. Op voorschrift van zijn dokter moet hij strikte rust houden. Daarom moet de gemachtigde zijn werkzaamheden tijdelijk staken. Dit heeft weer als gevolg dat de minister van Economische Zaken en Klimaat het bezwaarschrift pas na het einde van de bezwaartermijn ontvangt. Strikt genomen is de VOF dus te laat en is het beroep niet-ontvankelijk.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt echter dat deze termijnoverschrijding niet is te wijten aan de gemachtigde van de VOF. De termijnoverschrijding is immers het gevolg van de opgelopen hersenschudding. Omdat de gemachtigde een eenmanszaak dreef, heeft hij de werkzaamheden niet kunnen delegeren aan een ander. Aangezien de termijnoverschrijding verschoonbaar is, moet de minister alsnog het bezwaarschrift inhoudelijk behandelen.

Bron: CBb 26-02-2021

Vast minimum gebruikelijk loon is absoluut bedrag

De fiscus hoeft bij het bepalen van het gebruikelijk loon het normbedrag in principe niet naar tijdsgelang toe te passen. Zelfs als de dga maar een paar maanden voor zijn bv werkt, kan hij toch het volle normbedrag aan gebruikelijk loon genieten.

Een man krijgt twee navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. Een van deze navorderingsaanslagen ziet mede op het gebruikelijk loon dat hij geniet voor de werkzaamheden voor zijn bv. De man tekent onder andere beroep aan tegen deze navorderingsaanslag. Voor Rechtbank Noord-Holland wijst hij erop niet meer dan vier maanden voor zijn bv te hebben gewerkt. Toch stelt de Belastingdienst het gebruikelijk loon op het volledige normbedrag van € 44.000 (bedrag 2015, bedrag 2021: € 47.000). Volgens de rechtbank heeft de inspecteur daarmee correct gehandeld. Dat de dga slechts vier maanden heeft gewerkt, betekent niet dat men maar een derde van het normbedrag dient te hanteren. Daarnaast maakt de dga niet aannemelijk dat voor zijn project van vier maanden een lager loon dan € 44.000 gebruikelijk zou zijn voor niet-ab-situaties.

Bron: Rb. Noord-Holland 19-02-2021 (gepubl. 22-03-2021)

Rittenregistratie moet werkelijk gereden kilometers tonen

Als een werknemer een rittenregistratie overlegt, dient deze inzicht te geven in de werkelijk gereden kilometers. Geeft hij standaardkilometers op, dan schaadt hij daarmee de geloofwaardigheid van de rittenregistratie, aldus Rechtbank Noord-Nederland.

Een bedrijf stelt zijn werknemer zowel in 2017 als in 2018 een auto van de zaak ter beschikking. Overigens gaat het in 2018 om een ander exemplaar dan in 2017. De werknemer vraagt in 2017 een Verklaring geen privégebruik auto aan bij de Belastingdienst. In 2018 moet hij van de inspecteur een vragenformulier Geen privégebruik auto invullen. Bij het terugsturen van het ingevulde formulier overlegt de man een rittenregistratie. In deze rittenregistratie gaat hij voor veel voorkomende ritten uit van een standaardaantal kilometers. De Belastingdienst vindt dat niet realistisch en verwerpt de rittenregistratie. De inspecteur legt vervolgens de werknemer naheffingsaanslagen loonheffingen op.
De man gaat in beroep gaat maar ook de rechtbank vindt dat de rittenregistratie te veel onnauwkeurigheden bevat. Daarbij speelt een rol dat de werknemer verklaart dat hij in het begin niet wist welke gegevens bij te houden. Daarom heeft hij de registratie achteraf gereconstrueerd. Ook heeft hij voor veel voorkomende ritten steeds een gelijk aantal kilometers opgegeven. Maar hij geeft ook toe dat de verkeerssituatie niet altijd gelijk is. Deze omstandigheden maken zijn rittenregistratie onbetrouwbaar. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

Duidelijkheid over startersvrijstelling en 2%-tarief OVB

De Belastingdienst heeft een vragen en antwoorden document samengesteld waarin meer duidelijkheid wordt gegeven over de startersvrijstelling en 2%-tarief in de overdrachtsbelasting. Daaruit blijkt hoe de Belastingdienst omgaat met voortgezette bewoning door de verkoper na overdracht van de woning en de mogelijke consequenties voor de startersvrijstelling.

Sinds januari geldt voor starters op de woningmarkt (ouder dan 18 maar jonger dan 35 jaar) dat ze bij de aankoop van hun (eerste) woning gebruik kunnen maken van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Zij hoeven niet het gebruikelijke tarief van 2% over de koopsom te betalen. Voor huizen duurder dan € 400.000 eindigt die vrijstelling na 31 maart 2021. Om toch te kunnen profiteren van gunstige belastingregels die tot het einde van deze maand gelden, halen veel kopers de transactie naar voren. Maar de daadwerkelijke overdracht is vaak veel later.
Het was onduidelijk hoe en of de Belastingdienst zou optreden tegen deze uitgestelde overdracht. Uit de beantwoording van de vragen blijkt dat als de verkoper de woning nog voor een korte periode van een maand zelf bewoont, de koper nog steeds een beroep op de startersvrijstelling kan doen. De koper moet dan onmiddellijk na afloop van die maand de feitelijke beschikking krijgen over de woning en de woning vervolgens als hoofdverblijf gaan gebruiken. Als de voortgezette bewoning door de verkoper langer duurt dan een maand wordt geen zekerheid vooraf gegeven over de fiscale gevolgen.

Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners 23-03-2021