Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Overgangsperiode thuiswerkende grensarbeiders verlengd

Uit berichtgeving op de site van SVB blijkt dat de afspraak dat grenswerkers die in België of Duitsland wonen thuis kunnen blijven werken zonder gevolgen voor hun sociale zekerheid tot 30 juni 2023 is verlengd.

De huidige afspraak geldt tot 1 januari 2023. In een Kamerbrief in juli 2022 meldde staatssecretaris Van Rij dat voor de langere termijn de Nederlandse inzet erop gericht is om met de buurlanden te verkennen of een specifieke regeling voor de thuiswerkdagen van grensarbeiders wenselijk en mogelijk is. Momenteel wordt hierover overleg gevoerd en om dit overleg meer tijd te geven is besloten tot een verlenging.

Bron: SVB en AWVN 18-11-2022

Ook echtgenoten die niet samenwonen zijn fiscaal partners

Wonen gehuwden niet samen? Dan zijn zij fiscaal gezien toch fiscaal partners van elkaar. Pas wanneer een van de fiscaal partners een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank indient of een verzoek tot scheiding van tafel en bed en een van de partners schrijft zich op een ander adres in de BRP in, is niet langer sprake van fiscaal partnerschap.

Een echtpaar is in Las Vegas gehuwd. De partners wonen ieder in een eigen woning. Een man heeft zijn aangifte inkomstenbelasting ingediend en daarbij aangegeven geen fiscaal partner te hebben. Bij de aanslagregeling heeft de Belastingdienst de partners wel als fiscaal partners aangemerkt. De Belastingdienst heeft de woning van de echtgenoot als hoofdverblijf in aanmerking genomen, omdat de aangifte van de echtgenoot als eerste bij de Belastingdienst is binnengekomen. Het aanmerken van de echtgenoten als fiscaal partners heeft negatieve gevolgen voor de belastbare inkomsten uit eigen woning en de aftrek van specifieke zorgkosten.
In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het fiscaal partnerschap van de echtgenoten. De rechtbank stelt vast dat de echtgenoten gehuwd zijn en geen verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank is ingediend of een verzoek tot scheiding van tafel en bed. De man en zijn echtgenoot zijn fiscaal partner van elkaar. De wettelijke bepalingen laten in de situatie van de man geen andere uitleg toe. Toch verklaart de rechtbank het beroep van de man gegrond. De inspecteur heeft namelijk de drempel voor de aftrek van specifieke zorgkosten niet goed berekend.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 01-11-2022 (gepubl. 11-11-2022)

Ook bijzondere beloning voor mannen hoger dan voor vrouwen

In 2021 werd per werknemersbaan gemiddeld € 5.250 aan bijzondere beloningen uitgekeerd, zoals vakantiegeld, eindejaarsuitkeringen en winstuitkeringen. Dat is 5,6% meer dan in 2020. Vooral in de bedrijfstakken informatie en communicatie, financiële dienstverlening, industrie en specialistische zakelijke diensten lagen de bedragen hoger. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS.

In sommige bedrijfstakken golden in 2020 beperkingen voor het uitkeren van bonussen en winstuitkeringen voor bedrijven die gebruikmaakten van NOW-uitkeringen. Een mogelijk gevolg is dat de bijzondere beloningen in 2021 hierdoor hoger uitvielen. Daarnaast is het aandeel voltijdbanen en de gemiddelde arbeidsduur toegenomen. Wanneer er meer uren verloond worden, neemt ook het bedrag aan bijzondere beloningen toe.
Behalve in de energievoorziening stegen de jaarlonen – exclusief bijzondere beloningen – in alle bedrijfstakken. Gemiddeld over alle bedrijfstakken ging het jaarloon in 2021 gemiddeld met 2,5% omhoog, naar € 33.130. De stijging was naar verhouding het grootst in de cultuur, sport en recreatie, waar de jaarlonen met 4,3% stegen naar € 24.280. In Nederland bedroegen de bijzondere beloningen gemiddeld 16% van het loon.
Mannen krijgen gemiddeld een hogere bijzondere beloning dan vrouwen. Mannelijke werknemers ontvingen in 2021 gemiddeld € 6.580 aan bijzondere beloningen per werknemersbaan, vrouwen € 3.830. Bij vergelijking van voltijd- en deeltijdwerknemers gaat het verschil alleen nog op bij voltijdwerknemers. Mannelijke en vrouwelijke werknemers die in deeltijd werkten ontvingen gemiddeld evenveel bijzondere beloningen.
Voor persoonlijke prestaties of de prestatie van de onderneming krijgen werknemers die minimaal 35 uur per week werken (voltijd) een hogere beloning dan werknemers die in deeltijd werken. Zowel de bijzondere beloningen als jaarlonen nemen toe met de arbeidsduur per week.

Bron: CBS.nl 22-11-2022

Verhuurde onderneming kan ook geruisloos worden ingebracht

De verhuurder van een materiële onderneming, kan de verhuurde onderneming geruisloos in een bv inbrengen. Hof Amsterdam heeft de geruisloze inbreng toegestaan, mits de verhuurder bij de waardeontwikkeling van zijn onderneming belang blijft houden.

Een ondernemer heeft sinds 1997 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming houdt zich bezig met de verkoop van motorbrandstoffen en shopartikelen aan particulieren en bedrijven. Daarnaast wordt carwash geëxploiteerd en verhuurt de ondernemer één caravan. De ondernemer sluit op 12 juli 2010 een overeenkomst voor de verhuur van zijn onderneming aan een derde. Daarbij wordt onder meer overeengekomen dat de verhuur van de onderneming in 2025 na 15 jaar eindigt. De ondernemer wil zijn verhuurde onderneming in 2018 geruisloos inbrengen in een bv. De inspecteur weigert hiervoor de goedkeuring te geven. Bij Hof Amsterdam is in geschil of de inspecteur terecht de geruisloze inbreng van de verhuurde onderneming in een bv heeft geweigerd.
Het hof is van oordeel dat vanaf het moment van verhuur van de onderneming de ondernemer winst uit onderneming blijft genieten. Niet als ondernemer, maar als medegerechtigde. Van belang is daarvoor dat de verhuur van de onderneming maximaal 15 jaar is. Na die 15 jaar vallen de in de onderneming aanwezige stille reserves en goodwill weer aan de ondernemer toe. Hij blijft daardoor belang houden bij de waardeontwikkeling van de onderneming. Omdat de ondernemer tot de verhuur van de onderneming, de onderneming zelf heeft gedreven, is deze medegerechtigdheid de rechtstreekse voortzetting van de gerechtigdheid als ondernemer. De wetgever heeft er volgens het hof uitdrukkelijk voor gekozen dat ook medegerechtigden, zoals de onderhavige ondernemer, gebruik kunnen maken van geruisloze inbreng. Wel moet dan de medegerechtigdheid de rechtstreekse voortzetting zijn van de gerechtigdheid als ondernemer.

Bron: Hof Amsterdam 23-08-2022 (gepubl. 16-11-2022)

Hoge Raad verkort periode berekening belastingrente

De Hoge Raad vindt het niet aanvaardbaar dat de Belastingdienst de belastingrente berekent over een periode waarin de Belastingdienst al heeft beschikt over dat belastingbedrag. De belastingrenteregeling in de AWR wijkt daardoor af van de renteverzuimregeling en dat heeft de wetgever juist niet gewild.

Een bv ontvangt met dagtekening 30 januari 2016 een (eerste) voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2016 naar een belastbaar bedrag van € 12,8 miljoen. De bv heeft deze voorlopige aanslag in 2016 betaald. Op 24 maart 2018 is een tweede voorlopige aanslag opgelegd vanwege de ingediende aangifte vennootschapsbelasting. Uit die aangifte volgt een teruggave van € 344.593. Nadat de bv de aangifte heeft ingediend, stelt de Belastingdienst een boekenonderzoek in. Vervolgens doet de bv opnieuw aangifte vennootschapsbelasting. Door de herziene aangifte vennootschapsbelasting heeft de bv een aanslag ontvangen met een te betalen bedrag van € 14.478. Daarover heeft de Belastingdienst € 1.553 aan belastingrente berekend.
Bij letterlijke toepassing van de belastingrenteregeling wordt ook belastingrente berekend over een periode waarin de Belastingdienst al heeft beschikt het belastingbedrag vanwege een voorlopige aanslag die eerder is opgelegd. Dit gevolg is volgens de Hoge Raad onaanvaardbaar, omdat hierdoor wordt afgeweken van de verzuimrenteregeling in de Awb. De fiscale wetgever heeft met de belastingrenteregeling juist willen aansluiten bij de verzuimrenteregeling in de Awb. Deze regeling veronderstelt namelijk een nog niet betaalde hoofdsom en te compenseren renteschade. Hoofdsom en renteschade ontbreken echter voor zover het betreft de periode dat de Belastingdienst heeft beschikt over het verschuldigde belastingbedrag. De berekening van de belastingrente dient daarom beperkt te worden tot de periode 25 maart 2018 tot en met 3 november 2018. De Hoge Raad merkt voorts op dat de Belastingdienst belastingrente wel mag berekenen over de periode tussen de dagtekening van een aanslagbiljet en de uiterste datum waarop de bv de desbetreffende belastingaanslag moet hebben betaald, ook als de bv die aanslag al vóór het einde van de betaaltermijn heeft betaald.

Bron: Hoge Raad 18-11-2022

Steeds meer personeel reist eersteklas

Steeds meer werkgevers kiezen ervoor om hun personeel eersteklas per trein te laten reizen. Redenen zijn de steeds vollere treinen en de krappe arbeidsmarkt. Dat dit wat extra kost, maakt werkgevers niet uit.

BNR heeft gegevens hierover opgevraagd bij mobiliteitsprovider Shuttel. Bedrijven kiezen bewust voor reizen in de eerste klas. Het werkt kostenverhogend, maar het verhoogt ook de werknemerstevredenheid in tijden van een zeer krappe arbeidsmarkt. Niemand wil chagrijnig personeel dat een hele treinreis heeft moeten staan. Bovendien biedt het medewerkers de mogelijkheid om te werken vanuit de trein.

Ook als werknemers dertig minuten of langer moeten reizen, is hun werkgever sneller geneigd om een eersteklas treinkaartje te betalen, ziet Shuttel. Voorwaarde is dan wel dat de laptop alvast wordt opengeklapt. Eerste klas reizen met de trein wordt echt gestimuleerd. Sommige bedrijven hebben ook liever dat men het werk niet in een drukke coupé doet. Een groot consultancybureau vindt het privacytechnisch beter om eersteklas te reizen, want de kans dat mensen meekijken is daar kleiner.

Bron: BNR 17-11-2022

Bewijslast voor toepassing 2%-tarief OVB bij verkrijger

In 2020 is het tarief voor de overdrachtsbelasting 2% als de onroerende zaak bestemd is om als woning te dienen. Bij verkrijging van een onroerende zaak rust op de verkrijger de bewijslast dat de verkregen onroerende zaak ten tijde van de verkrijging naar zijn aard tot woning is bestemd.

Op 1 februari 2018 koopt een projectontwikkelaar een perceel grond met een voormalige woning en aanhorigheden. De projectontwikkelaar wil de voormalige woning slopen en acht twee-onder-een-kapwoningen bouwen. De projectontwikkelaar heeft het perceel kadastraal laten splitsen in (bouw)kavels. Deze bouwkavels zijn aan particulieren verkocht in combinatie met een onlosmakelijk aan de koop verbonden aannemingsovereenkomst. Na de levering van de bouwkavels aan de particulieren, is de voormalige woning gesloopt. Op 7 september 2020 heeft een echtpaar een bouwkavel in eigendom verkregen. Het echtpaar heeft bij de verkrijging 6% overdrachtsbelasting betaald. Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of het 2%-tarief in de overdrachtsbelasting van toepassing is. Volgens het echtpaar kwalificeert de bouwkavel namelijk als woning zodat het tarief 2% in plaats van 6% is.
Degene die zich op de toepassing van het 2%-tarief beroept, moet volgens de rechtbank kunnen aantonen dat bij de aankoop de onroerende zaak naar zijn aard tot woning is bestemd. De rechtbank is van oordeel dat het echtpaar niet is geslaagd in het leveren van het gevraagde bewijs. Het echtpaar heeft een perceel grond verkregen. De op de kavel gelegen buitenmuur van de voormalige woning beslaat minder dan 1% van de voormalige woning en het terras beslaat ongeveer 25% van de bouwkavel. De verkaveling van het perceel waarop de voormalige woning is gelegen in meerdere kavels leidt ertoe dat die nieuwe kavels naar hun aard geen woning meer zijn. Ook is niet aangetoond dat de over de bouwkavels verspreide delen van de voormalige woning naar hun aard zelfstandig voor bewoning zijn bestemd. De rechtbank oordeelt dat terecht 6% overdrachtsbelasting is afgedragen.

Bron: Rb. Gelderland 04-11-2022 (gepubl. 14-11-2022)

Nieuwsbrief Loonheffingen 2023 gepubliceerd

De eerste uitgave van de ‘Nieuwsbrief Loonheffingen 2023’ is gepubliceerd. In de nieuwsbrief staat informatie over de nieuwe regels vanaf 1 januari 2023 voor het inhouden en betalen van de loonheffingen. Opvallend is de mogelijkheid om vanaf 2023 het toegepaste anoniementarief te herstellen.

In de nieuwsbrief wordt aangekondigd dat het vanaf 2023 mogelijk is het toegepaste anoniementarief te herstellen na ontvangst van de volledige/juiste gegevens. In dat geval kan de eerdere inhouding van loonbelasting/ premie volksverzekeringen tegen het anoniementarief worden hersteld voor zover die in hetzelfde jaar is gedaan. Voor de eerdere aangiften van dat jaar moeten dan correcties worden verzonden.
Daarnaast is onder andere informatie over de volgende onderwerpen opgenomen:

verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding

verhoging van de onbelaste thuiswerkvergoeding

wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling

wijzigingen voor de regeling voor extraterritoriale kosten

tijdelijke verruiming van het lage-inkomensvoordeel (LIV)

wijzigingen voor de aangifte loonheffingen

Eventuele aanvullingen op de onderwerpen uit deze eerste uitgave en wijzigingen uit het Belastingplan 2023 of andere wetten staan in de volgende uitgaven van de nieuwsbrief. De tarieven, bedragen en percentages voor 2023 staan binnenkort in een aparte cijferbijlage bij de nieuwsbrief.

Bron: Belastingdienst 15-11-2022

Pas kostenaftrek na stopzetten opting-in verklaring

Een arbeidskracht die heeft gekozen voor opting-in en die kosten in mindering wil brengen op resultaat uit overige werkzaamheden, moet daarvoor eerst de opting-in beëindigen.

Hof Arnhem-Leeuwarden moet beoordelen of een gemeenteraadslid over de jaren 2014–2016 een kostenaftrek op zijn raadsvergoeding mag toepassen. De man beweert dat de raadsvergoeding resultaat uit overige werkzaamheden vormt. Maar volgens de inspecteur mag het raadslid vanaf 27 maart 2014 de kostenaftrek niet toepassen. Het raadslid en de gemeente hebben namelijk op die dag een opting-in verklaring ondertekend. Bij opting-in behandelt de Belastingdienst grofweg gezegd een arbeidskracht als een werknemer. De man heeft niet gesteld of doen blijken dat deze opting-in verklaring ongeldig is of is stopgezet. Het hof is het daarom eens met de Belastingdienst dat de man vanaf 27 maart 2014 loon uit dienstbetrekking geniet. Vanaf die datum heeft hij daarom in principe geen recht meer op de kostenaftrek.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 25-10-2022 (gepubl. 04-11-2022)

Harde eis voor btw-aftrek op basis van werkelijk gebruik

Een btw-ondernemer mag de aftrekbare voorbelasting alleen berekenen op basis van werkelijk gebruik als dat gebruik nauwkeurig is vast te stellen. Dat deze methode nauwkeuriger is dan de pro rata-methode op basis van omzetverhouding, is op zich onvoldoende.

Binnen één van de twee groepen van vennootschappen, die samen een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting vormen, vindt de uitoefening van een bankbedrijf plaats. Op grond van de bankenresolutie keurt de staatssecretaris van Financiën goed dat deze groep zelf aangifte doet. Daarnaast vindt de toepassing van de aftrek van voorbelasting per groep plaats. De FE gebruikt alle door deze groep aangeschafte goederen voor belaste en voor vrijgestelde prestaties. Volgens de hoofdregel berekent men de aftrek volgens de pro rata-methode naar omzetverhouding. Maar de FE wil de aftrek van voorbelasting pro rata berekenen naar werkelijk gebruik. Hof Den Bosch gaat daarmee akkoord omdat deze berekeningswijze leidt tot een nauwkeuriger bepaling van het aftrekbare bedrag dan volgens de hoofdregel.
Wanneer de Belastingdienst in cassatie gaat, vernietigt de Hoge Raad de hofuitspraak. Om af te wijken van de hoofdregel moet men het werkelijk gebruik nauwkeurig kunnen vaststellen. Het is dus niet voldoende dat de berekening op basis van het werkelijk gebruik nauwkeuriger is dan de hoofdregel. Daarnaast is het hof niet ingegaan op de stelling van de fiscus dat bij de berekening van de pro rata naar werkelijk gebruik van de groep niet alle kosten van alle vennootschappen van de groep in aanmerking zijn genomen. Omdat de FE die stelling niet heeft weersproken, gaat de Hoge Raad uit van de juistheid ervan. Ook daarom bestaat geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat men de aftrek van voorbelasting berekent volgens de pro rata-methode naar omzetverhouding.

Bron: Hoge Raad 11-11-2022