Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Verdeling economische gemeenschap: vrijstelling OVB

Binnen een samenlevingsovereenkomst is een van de partners juridisch gezien de enige verkrijger van een woning. Dat sluit niet uit dat (mede) de andere partner de economische eigendom heeft verkregen. Bij een latere verdeling van de gemeenschap kan dan een vrijstelling van overdrachtsbelasting gelden.

Een vrouw woont al lange tijd samen met haar partner. In 2012 verkrijgt haar partner een woning. In 2017 beëindigen de partners hun relatie. De vrouw krijgt op grond van het convenant de woning toebedeeld voor een koopprijs van € 205.000. De vraag is of deze verkrijging is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Hof Den Bosch meent van niet. Van een ‘gezamenlijke verkrijging’ zoals bij de verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is hier geen sprake. In de cassatieprocedure volgt de Hoge Raad echter een andere redenering dan het hof. De Hoge Raad gaat ervan uit dat men sinds 1 januari 1995 onder ‘gezamenlijke verkrijging’ ook de gezamenlijke verkrijging van de economische eigendom dient te verstaan.
De vrouw en haar partner kunnen afspreken dat zij bij de levering van de woning aan haar partner in 2012 voor 40% economisch gerechtigd tot die woning is geworden. In die situatie valt niet uit te sluiten dat de vrouw en haar partner de economische eigendom van die woning toen gezamenlijk hebben verkregen in de verhouding 60% – 40%. Juridisch gezien is de woning alleen eigendom van de partner. Maar dat hoeft de toepassing van de vrijstelling niet te belemmeren. De situatie van vrouw en haar partner valt immers te vergelijken met die van in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten met een woning die juridisch op naam van een van hen staat. De toedeling aan de andere partner leidt in die situatie ook niet tot heffing van overdrachtsbelasting.
Het hof heeft niet vastgesteld of de vrouw bij de levering van de woning aan haar partner in 2012 voor 40% tot die woning economisch gerechtigd is geworden. Dat had wel moeten gebeuren. Daarom verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep gegrond en verwijst de zaak vervolgens door naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Constateert het hof dat de vrouw niet bij de levering van de woning aan de partner voor 40% economisch gerechtigd is geworden, maar op een later tijdstip? Dan moet het hof onderzoeken of dat een grond is voor een vermindering van de overdrachtsbelasting die verschuldigd is bij de levering van die woning op 21 december 2017.

Bron: HR 11-06-2021