Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Voor vrijwilligersregeling is totale vergoeding relevant

In de Wet op de loonbelasting en de Wet inkomstenbelasting zijn vrijstellingen opgenomen voor vrijwilligersvergoedingen. De genoemde grensbedragen zijn met inbegrip van eventuele onkostenvergoedingen.

Een man is in 2016 als vrijwilliger werkzaam voor een politieke partij. Hij ontvangt daarvoor een totale vergoeding van € 1.795, bestaande uit € 1.495 presentiegeld en € 300 als onkostenvergoeding. In zijn aangifte IB/PVV 2016 heeft de vrijwilliger een bedrag van € 1.730 als netto resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven. Dat bedrag bestaat uit de ontvangen vrijwilligersvergoeding van € 1.795 verminderd met € 65 kosten. Ook heeft de vrijwilliger een bedrag aan te verrekenen loonheffing aangegeven van € 5.462. Daarvan is volgens de aangifte € 4.270 ingehouden door de Sociale Verzekeringsbank (SVB), maar dat bleek achteraf op een vergissing te berusten. Bij Hof Den Haag is in geschil of op de ontvangen vergoeding de vrijwilligersregeling van toepassing is. Ook is in geschil of de vrijwilliger vertrouwen mocht ontlenen aan de voorlopige aanslag die naar aanleiding van de aangifte is opgelegd.
De vrijwilliger is van oordeel dat de ontvangen vergoeding geheel is vrijgesteld omdat de vrijwilligersregeling daarop van toepassing is. De vrijwilligersvergoeding is € 1.495 (€ 1.795 -/- € 300) en dus minder dan het grensbedrag van € 1.500. Het hof verwerpt de zienswijze van de vrijwilliger. Gezien de wet en de totstandkomingsgeschiedenis van de vrijwilligersregeling moet ervan worden uitgegaan dat de daarin opgenomen maand- en jaargrenzen zien op het totaal van de vergoedingen, inclusief kostenvergoedingen. Het in totaal door de vrijwilliger ontvangen bedrag van € 1.795 overschrijdt het maximumbedrag van € 1.500 (bedrag 2016) en overschrijdt die grens dus. De vrijwilliger kan de vrijwilligersregeling dus niet toepassen. Wel bepaalt het hof dat de vrijwilliger meer kosten in aftrek mag brengen.
De vrijwilliger is ook van mening dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld en dat hij heeft mogen vertrouwen op de opgelegde voorlopige aanslag na het indienen van zijn aangifte. Volgens het hof mocht de inspecteur echter vertrouwen op de gegevens die de vrijwilliger heeft verstrekt. Dat later is gebleken dat de SVB geen loonheffing heeft ingehouden, maakt dat oordeel niet anders. Ook verwerpt het hof het standpunt van de vrijwilliger dat hij vertrouwen heeft mogen ontlenen aan het volgen van zijn aangifte. De inspecteur is niet gehouden een onjuiste voorlopige aanslag te volgen. Ook leidt de gang van zaken niet tot het oordeel dat het vertrouwensbeginsel is geschonden.
De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard (art. 80a Wet RO.)

Bron: Hoge Raad 19-11-2021