Uiterste aanvraagdatum vaststelling NOW-5 verschoven
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een regeling gepubliceerd waardoor de uiterste aanvraagdatum voor de vaststelling van een subsidie die is verleend op grond van de NOW-5 is verschoven van 22 februari 2023 naar 2 juni 2023.
Werkgevers die een voorschot van een subsidie op grond van NOW-5 moesten uiterlijk 22 februari 2023 een aanvraag indienen voor de vaststelling van deze subsidie. Met deze regeling is de uiterste aanvraagdatum voor de vaststelling van een subsidie die is verleend op grond van de NOW-5 naar achteren geschoven. Het loket is nu geopend tot en met 2 juni 2023. Werkgevers krijgen voor de NOW-5 dus tot en met 2 juni 2023 de tijd om een vaststellingsaanvraag in te dienen. Hiermee zal het loket gelijktijdig sluiten met het vaststellingsloket van NOW-6.
De verlengde openstelling van het vaststellingloket biedt werkgevers langer de kans om een vaststellingsaanvraag voor de NOW-5-subsidie bij UWV in te dienen. Met deze wijziging kunnen accountants op basis van het accountantsprotocol van NOW-5 en NOW-6 bepaalde controlewerkzaamheden met betrekking tot omzet combineren. De sluitingsdata van beide NOW-periodes verschillen echter. Met deze wijziging sluiten beide vaststellingsloketten op dezelfde dag, waardoor accountants de controlewerkzaamheden over een langere periode kunnen combineren.
De regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2022.
Bron: Min. SZW 22-11-2022
Ab-houderschap eindigt pas bij scheiding van tafel en bed
Wie met een ab-houder trouwt in een niet-beperkte gemeenschap van goederen, krijgt in principe de helft van dat aanmerkelijk belang toegerekend. Ook als die persoon feitelijk gescheiden leeft van de ab-houder, maar nog niet heeft verzocht om scheiding van tafel en bed.
Een erflaatster overlijdt en is op dat moment gehuwd in de dan geldende wettelijke gemeenschap van goederen. De vrouw heeft echter geruime tijd feitelijk gescheiden geleefd van haar echtgenoot. Deze echtgenoot houdt aandelen in een bv. De FIOD is een (strafrechtelijk) onderzoek gestart naar een beperkt aantal klanten van de gemachtigde van de echtgenoot. Dat heeft geleid tot inbeslagname van gegevensdragers. De FIOD heeft informatie die strafrechtelijk niet van belang is, doorgespeeld aan de Belastingdienst. Tot die informatie behoort onder andere een e-mail van de echtgenoot van erflaatster. Uit deze e-mail volgt dat de echtgenoot twee grote (box 3-)vorderingen heeft. Aan de erfgenamen is een aanslag IB 2016 opgelegd waarin rekening is gehouden met een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 1.491.279. Er ontstaat een geschil met de Belastingdienst. Dit geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
Is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs dan wel détournement de pouvoir?
Heeft de fiscus het fair play-beginsel geschonden?
Behoren de aandelen in de bv tot de gemeenschap?
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van in fiscale zin uit te sluiten bewijs. Van het ‘zozeer indruisen tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht’ is geen sprake. De Hoge Raad heeft deze formulering gebruikt in zijn arrest van 27 februari 2004. Evenmin is sprake van een schending van het fair play-beginsel als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2005. De e-mail valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder de noemer ‘rapporten en andere geschriften van derden voor zover zij ten doel hebben de fiscale positie van de belastingplichtige te belichten of hem daaromtrent te adviseren’. De e-mail vermeldt feitelijkheden en is niet afkomstig van de gemachtigde, maar van de klant van gemachtigde, de echtgenoot.
Ten slotte heeft de inspecteur terecht aangenomen dat erflaatster ten tijde van haar overlijden op grond van het huwelijksvermogensrecht ab-houdster was. Van een verzoek tot scheiding van tafel en bed is niets gebleken. De Belastingdienst heeft daarom de helft van de waarde van de vorderingen terecht aan erflaatster toegerekend. Het beroep van de erfgenamen is ongegrond.
Bron: Rb. Gelderland 25-10-2022 (gepubl. 07-11-2022), Hoge Raad 24-02-2004 en Hoge Raad 25-09-2005
Loonafspraken weer omhoog
De in oktober gemaakte loonafspraken zijn weer hoger als in de maanden ervoor. Het maandgemiddelde komt uit op 4,7%, de hoogste in veertig jaar. Het gemiddelde voor heel 2023 stijgt naar 3,5%. Dit blijkt uit de maandelijkse cijfers van AWVN.
Er zijn in oktober 17 cao’s afgesloten. Normaal gesproken zijn dat er meer dan 20. In de eerste helft van het jaar zijn echter al extra veel nieuwe akkoorden afgesproken.
Volgens AWVN verlopen de cao-onderhandelingen ondanks de maatschappelijke onrust over de koopkracht en ondanks incidentele vakbondsacties tot dusver constructief. Dit jaar moeten 415 cao’s worden vernieuwd. Daarvan zijn er al 283 (68%) vernieuwd. In andere jaren is dat eind oktober 60%.
De huidige stijging van de loonafspraken wordt versterkt door krapte op delen van de arbeidsmarkt en maatschappelijke onrust over koopkracht. De vaak sterk oplopende bedrijfskosten (onder meer energie- en andere grondstofprijzen), steeds onzekerder wordende (bedrijfs)economische vooruitzichten en de groeiende dreiging van een recessie hebben een dempend effect op de hoogte van de loonafspraken.
Kerncijfers
Loonafspraken oktober gemiddeld 4,7%
Loonafspraken 2022 gemiddeld 3,5%
Loonafspraken 2021 gemiddeld 2,1%
Aantal nieuwe cao-akkoorden in oktober 2022: 17
Aantal aflopende cao’s in 2022: 415 voor 2,9 miljoen werknemers
Aantal vernieuwde cao’s die in 2022 ingaan: 283 voor 2,9 miljoen werknemers
Aantal openstaande cao’s op dit moment met expiratie in 2022: 132 cao’s (150.000 werknemers)
Aantal openstaande cao’s op dit moment met expiratie in 2021: 41 cao’s (95.000 werknemers)
Bron: AWVN.nl 11-11-2022
FE btw kan nasleep hebben voor aansprakelijkheid
Verlaat een vennootschap een fiscale eenheid voor de omzetbelasting? Dan eindigt de hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de btw-schulden van die fiscale eenheid pas als de Belastingdienst daarover is ingelicht.
Een vennootschap is sinds 1 maart 2011 samen met vier andere bv’s onderdeel van een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. De inspecteur heeft daarvoor ook een beschikking afgegeven. Op 1 juni 2016 treedt de vennootschap uit de FE. Dit is vastgelegd in de brief van de Belastingdienst van 9 september 2016. De ontvanger van de belastingen stelt de vennootschap op 22 november 2019 aansprakelijk voor de omzetbelastingschulden van de FE. Het gaat om naheffingsaanslagen omzetbelasting over (juni) 2012, september 2014 en heel het jaar 2015. De vennootschap tekent bezwaar en beroep aan tegen de aansprakelijkstelling. Zij stelt feitelijk niet te hebben voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan een FE omzetbelasting. Ook is de aansprakelijkstelling in strijd met het Unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Zij heeft namelijk geen voordeel heeft gehad van de FE. De btw-schulden zijn bovendien bij een andere bv opgekomen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant merkt op dat de vennootschap alleen aansprakelijk is gesteld voor omzetbelastingschulden van de FE over de periode waarin zij onderdeel uitmaakte van die FE. Nu een beschikking FE omzetbelasting is afgegeven, blijft de hoofdelijke aansprakelijkheid van de deelnemende vennootschappen gelden totdat de fiscus is ingelicht over het niet meer bestaan van de FE. Die hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat ook gedurende de periode dat men door gewijzigde omstandigheden niet langer voldoet aan de materiële voorwaarden voor het bestaan van een FE. Zelfs als de vennootschap niet meer heeft voldaan aan de voorwaarden om tot de FE te behoren, betekent dat niets voor de aansprakelijkheid. De rechtbank vindt dat evenmin sprake is van strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel. Het beroep van de vennootschap is ongegrond.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 03-11-2022 (gepubl. 24-11-2022)
Fout in toelichting beschikking Whk 2023
In de toelichting bij de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (Whk) 2023, die onlangs is verstuurd, staat een fout in de berekening bij middelgrote werkgevers. In de beschikking zelf is het premiepercentage wel juist berekend.
Bij middelgrote werkgevers klopt de tekst onder de rubriek ‘Wegingsfactor’ in de toelichting niet. Daar staat dat ‘loonsom laag’ 10 keer het landelijk gemiddelde premieloon voor 2023 is. Dit moet zijn: 25 keer het landelijk gemiddelde premieloon voor 2023.
De Belastingdienst heeft de wegingsfactor wel vastgesteld met de juiste loonsom laag van 25 keer het landelijk gemiddelde premieloon. En de premieloongrens tussen kleine en middelgrote werkgevers is ook vastgesteld met 25 keer het landelijk gemiddelde premieloon. Het percentage van de gedifferentieerde premie Whk dat in de beschikking staat, is daarom wel juist.
De Belastingdienst adviseert de gegevens op de beschikking te controleren
Zijn de juiste loonsommen gebruikt?
Zijn de uitkeringslasten terecht aan hem toegerekend?
Kloppen de bedragen van de uitkeringslasten?
Is een eventuele overgang van onderneming goed verwerkt?
Als de werkgever het niet eens is met de berekening van de gedifferentieerde premie, is het mogelijk schriftelijk bezwaar maken. Dit bezwaarschrift moet de Belastingdienst binnen zes weken na dagtekening van de beschikking ontvangen. In afwachting van de instroomgegevens kan men binnen de termijn van zes weken een voorlopig bezwaarschrift indienen.
Kleine werkgever Kleine werkgevers ontvangen geen beschikking maar een mededeling ‘gedifferentieerde premie Whk’. Hiertegen kan geen bezwaar worden gemaakt. Voor kleine werkgevers stelt de Belastingdienst de gedifferentieerde premiecomponenten WGA en ZW-flex per sector vast. Deze sectorale premies zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
Bron: Belastingdienst 24-11-2022
Vóór huwelijk is niet af te zien van partneralimentatie
In het zicht van een echtscheiding kunnen echtgenoten overeenkomen dat geen recht op partneralimentatie bestaat, maar niet vóór het huwelijk.
Een man en een vrouw hebben vóór hun huwelijk huwelijkse voorwaarden opgesteld. Daarbij zijn zij een nihilbeding overeengekomen. Dit beding houdt in dat er geen plicht tot betaling van partneralimentatie kan ontstaan. Ook na het beëindigen van hun huwelijk kan geen recht op partneralimentatie ontstaan. Maar tegen de tijd dat het huwelijk eindigt in een echtscheiding, wil de vrouw alsnog partneralimentatie. De man doet vervolgens een beroep op het nihilbeding in de huwelijkse voorwaarden. Maar Rechtbank Rotterdam oordeelt dat het nihilbeding nietig is. In hoger beroep vernietigt Hof Den Haag de uitspraak van de rechtbank. Het hof wijst het alimentatieverzoek van de vrouw af vanwege onvoldoende draagkracht bij de man. Maar ook het hof oordeelt dat een nihilbeding nietig is als het is aangegaan vóór het huwelijk.
In het belang der wet heeft Advocaat-generaal Lückers cassatie ingesteld tegen de hofuitspraak. De Hoge Raad gaat in op de inhoud van art. 1:158 BW. Dit artikel bepaalt dat echtgenoten vóór of na de beschikking tot echtscheiding een overeenkomst kunnen sluiten met betrekking tot de partneralimentatie. Daarbij kunnen zij bijvoorbeeld overeenkomen dat geen recht op partneralimentatie bestaat. Volgens de Hoge Raad werkt dit artikel niet zover dat men daarmee het verbod op een voorhuwelijks nihilbeding mag negeren. Als de wetgever wil dat art. 1:158 BW wel zover gaat, is het aan de wetgever om de wet aan te passen. Maar de wetgever heeft daar nog tamelijk recent vanaf gezien. De Hoge Raad verklaart daarom het cassatieberoep ongegrond.
Bron: Hoge Raad 25-11-2022
Gifgroene auto kan veel waard zijn voor BPM
Het is nog niet zo gemakkelijk om de fiscus ervan te overtuigen dat de kleur van een auto een waarde drukkende factor is voor de BPM.
Een kentekenhouder is in bezwaar gegaan tegen naheffingsaanslagen BPM die de Belastingdienst hem heeft opgelegd vanwege de registratie van dertien auto’s. De inspecteur komt hem met betrekking tot één auto volledig tegemoet en voor de rest deels tegemoet. De man stapt daarop naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hij heeft daar gedeeltelijk succes, want de rechtbank verlaagt de naheffingsaanslagen van in totaal met € 8.951 naar € 16.728. De rechtbank is het bijvoorbeeld met de man eens dat een van de auto’s een ex-rental is. Daardoor is met betrekking tot deze auto de X-ray koerslijst te gebruiken. Maar ten aanzien van de meeste auto’s constateert de rechtbank dat geen sprake is van meer dan normale gebruiksschade.
De rechtbank verwerpt ook de stelling van de kentekenhouder dat een auto door zijn gifgroene kleur minder waard is. Op zich zou een voertuig in een (zeer) incourante kleur minder waard kunnen zijn dan een voertuig in een gangbare kleur. Maar de rechtbank is niet overtuigd dat een waardevermindering hier op zijn plaats is. De kentekenhouder heeft gesteld dat de auto een auto is die beroemdheden normaliter gebruiken op te vallen. Maar dat betekent volgens de rechtbank dat de kleur gifgroen juist een meerwaarde kan bieden.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 07-11-2022 (gepubl. 21-11-2022)
Provincies pleiten voor verlaagd btw-tarief streekproducten
Het moet aantrekkelijker worden voor consumenten om lokaal en duurzaam geproduceerd voedsel te kopen. Een verlaging van de btw op biologische en streekproducten kan volgens daarbij helpen.
Dat stellen de twaalf Nederlandse provincies in een gezamenlijk rapport. Het positionpaper ‘Landbouw en Voedsel, samenwerken aan perspectief voor agrarische ondernemers’ van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is 23 november op het ministerie van Landbouw overhandigd aan minister Piet Adema (LNV).
Welke producten er precies onder moeten vallen en wat de relatie is met andere btw-maatregelen, is nog onduidelijk. In oktober schreef staatssecretaris Van Rij dat het kabinet zorgvuldig onderzoek wil doen naar een btw-nultarief op groente en fruit. De provincies doen suggesties om supermarkten – en andere partijen in de voedingsketen – meer bij veranderingen in de landbouw te betrekken. Ook doen ze de suggestie om afspraken te maken over een minimumaandeel aan Nederlandse waar in de supermarkten. Verder pleiten de provincies voor aanpassing van wet- en regelgeving die duurzaam ondernemerschap in de weg staan.
Bron: Trouw en Nieuwe Oogst, 23-11-2022
UBO-register mag van EU-Hof niet openbaar zijn voor publiek
Het Hof van Justitie oordeelt dat het te ver gaat om een register met gegevens over uiteindelijk belanghebbenden open te stellen voor de hele bevolking van een lidstaat.
Vennootschappen en andere juridische entiteiten in EU-lidstaten zijn verplicht actuele informatie bij te houden over hun uiteindelijk gerechtigden (ultimate beneficial owners of UBO’s). De lidstaten moeten ervoor zorgen dat deze informatie wordt bijgehouden in een centraal register. Bepaalde partijen kunnen dit centraal register (UBO-register) inzien. Deze verplichtingen vloeien voort uit de vierde anti-witwasrichtlijn. In 2018 is deze richtlijn aangepast. Een van de wijzigingen is dat elk lid van de bevolking het UBO-register kan inzien. Dat wil zeggen, zij moeten in beginsel op zijn minst toegang krijgen tot de volgende gegevens met betrekking tot de UBO:
naam;
geboortemaand en geboortejaar;
woonstaat;
nationaliteit; en
aard en omvang van het gehouden economische belang.
Luxemburgs UBO-register: het RUB Luxemburg heeft uitvoering gegeven aan de vierde anti-witwasrichtlijn door het Register van de Uiteindelijk Begunstigden (RUB) in te stellen. In het RUB zijn onder andere de naam, (voor)na(a)men, nationaliteit(en), geboortedag, -maand, -jaar en -plaats, woonstaat en de aard en omvang van het daadwerkelijk gehouden belang van de uiteindelijk begunstigden opgenomen. Al deze informatie is in principe voor iedereen toegankelijk. Het is mogelijk deze toegankelijkheid te beperken vanwege een onevenredig risico van fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie. Een Luxemburgse vastgoedmaatschappij meent dat haar UBO’s deze risico’s lopen. Maar haar verzoek om de informatie minder openbaar te maken is afgewezen. Daarom is de vastgoedmaatschappij een beroepsprocedure begonnen. Ook een andere vennootschap, een SA, heeft beroep aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek tot beperking van de toegankelijkheid van informatie over UBO’s.
Openheid is niet belangrijk genoeg Het EU Hof van Justitie oordeelt dat het voor de bevolking toegankelijk maken van de informatie over UBO’s een ernstige inmenging in het recht op privacy vormt. Het recht op privacy is alleen te beperken met maatregelen die noodzakelijk zijn en daadwerkelijk een doelstelling van algemeen belang dienen. De toegankelijkheid tot de informatie over UBO’s komt voort uit het beginsel van openheid. Het Hof oordeelt echter dat openheid geen doelstelling van algemeen belang is. De maatregel om de bevolking toegang te geven tot inzage in het RUB is evenmin passend, noodzakelijk en evenredig om witwassen te bestrijden.
Richtlijn is deels ongeldig Het Hof ziet daarom reden een deel van de in 2018 ingevoerde wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn ongeldig te verklaren. Het betreft het deel dat ertoe leidt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de UBO’s in alle gevallen voor elk lid van de bevolking toegankelijk is. Hoewel de Nederlandse situatie niet een op een hetzelfde is als de Luxemburgse situatie, geeft deze uitspraak aanleiding naar de verstrekking van informatie over UBO’s te kijken. De minister van Financiën heeft de Kamer van Koophandel gevraagd vanaf heden tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het register meer te verzorgen.
Bron: EU HvJ 22-11-2022
Overgangsperiode thuiswerkende grensarbeiders verlengd
Uit berichtgeving op de site van SVB blijkt dat de afspraak dat grenswerkers die in België of Duitsland wonen thuis kunnen blijven werken zonder gevolgen voor hun sociale zekerheid tot 30 juni 2023 is verlengd.
De huidige afspraak geldt tot 1 januari 2023. In een Kamerbrief in juli 2022 meldde staatssecretaris Van Rij dat voor de langere termijn de Nederlandse inzet erop gericht is om met de buurlanden te verkennen of een specifieke regeling voor de thuiswerkdagen van grensarbeiders wenselijk en mogelijk is. Momenteel wordt hierover overleg gevoerd en om dit overleg meer tijd te geven is besloten tot een verlenging.
Bron: SVB en AWVN 18-11-2022