Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Wettelijk minimumloon per 1 januari 2023

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het besluit tot vaststelling van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2023 gepubliceerd. Het minimumloon wordt met 8,05% verhoogd en vervolgens zoals gebruikelijk halfjaarlijks geïndexeerd.

Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2023:

per maand: € 1.934,40;

per week: € 446,40;

per dag: € 89,28.

Minimumjeugdlonen

De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen per 1 januari 2023 zijn:

Leeftijd

Staffeling

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

80%

€ 1.547,50

€ 357,10

€ 71,42

19 jaar

60%

€ 1.160,65

€ 267,85

€ 53,57

18 jaar

50%

€ 967,20

€ 223,20

€ 44,64

17 jaar

39,5%

€ 764,10

€ 176,35

€ 35,27

16 jaar

34,5%

€ 667,35

€ 154,00

€ 30,80

15 jaar

30%

€ 580,30

€ 133,90

€ 26,78

Voor bbl-leerlingen in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 21 jaar gelden de bovenstaande bedragen. Voor leerlingen in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar zijn de staffels en hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen echter als volgt:

Leeftijd

Staffelingspercentage

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

61,50%

€ 1.189,65

€ 274,55

€ 54,91

19 jaar

52,50%

€ 1.015,55

€ 234,35

€ 46,87

18 jaar

45,50%

€ 880,15

€ 203,10

€ 40,62

Minimumloon per uur

Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.

Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

21 jaar en ouder

€ 12,40

€ 11,75

€ 11,16

20 jaar

€ 9,92

€ 9,40

€ 8,93

19 jaar

€ 7,45

€ 7,05

€ 6,70

18 jaar

€ 6,20

€ 5,88

€ 5,58

17 jaar

€ 4,90

€ 4,65

€ 4,41

16 jaar

€ 4,28

€ 4,06

€ 3,85

15 jaar

€ 3,72

€ 3,53

€ 3,35

Voor werknemers van 18 tot en met 20 jaar die een arbeidsovereenkomst zijn aangegaan in verband met een bbl bedraagt het bruto minimumloon per uur per 1 januari 2023 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

20 jaar

€ 7,63

€ 7,23

€ 6,87

19 jaar

€ 6,51

€ 6,17

€ 5,86

18 jaar

€ 5,65

€ 5,35

€ 5,08

Bron: Min SZW 03-10-2022 – Besluit van 3 oktober 2022 tot vaststelling van het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2023 vanwege een bijzondere verhoging van 8,05% en de halfjaarlijkse indexatie en tot wijziging van het Besluit inkomensondersteuning AOW-ers teneinde de inkomensondersteuning te verlagen (Stb. 2022, 381)

Demonstratieprojecten energie- en klimaatinnovatie

Het budget voor de subsidie Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is vanwege grote belangstelling met € 16 miljoen verhoogd naar € 74,6 miljoen. Verder is de openstelling verlengd tot 10 januari 2023. Hierdoor krijgen meer ondernemers de kans om een goed projectvoorstel te doen.

De regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is voor ondernemers die helpen om de CO2-emissies tegen lage kosten te verminderen in Nederland in 2030. Het gaat hierbij om pilot- en demonstratieprojecten met de thema’s:

energie-efficiëntie;

hernieuwbare energieproductie met ruimtelijke inpassing;

flexibilisering van het energiesysteem;

lokale infrastructuur, circulaire economie;

CC(U)S (Carbon Capture, Utilisation and Storage);

of andere CO2-reducerende maatregelen.

Met de DEI+ wordt bijgedragen aan de CO2-doelstellingen uit het Klimaatakkoord. Ook wordt de Nederlandse concurrentiekracht versterkt. Daarmee wordt voor meer werkgelegenheid en welvaart gezorgd.

Pilot- en demonstratieprojecten In een pilotproject test en verbetert de ondernemer een nieuwe techniek in een proefopstelling die de praktijk kenmerkt. In een demonstratieproject investeert de ondernemer in een productie-installatie die ook na het einde van het subsidieproject in gebruik blijft. Er kan ook subsidie worden aangevraagd voor een pilot- of demonstratieproject als de innovatieve dienst een belangrijke bijdrage levert aan de energietransitie (de overgang van fossiele brandstoffen naar duurzaam opgewekte energie), en de ontwikkeling ervan technisch uitdagend is. Als men investeert in hernieuwbare energiebronnen, zoals windenergie, zonne-energie en geothermische energie. Of als men op grote schaal nieuwe producten of materialen maakt uit afval. De projecten moeten innovatief zijn. Bij pilotprojecten wordt daarvoor gekeken naar de internationale stand van onderzoek en techniek. Voor demonstratieprojecten geldt dat er maximaal twee keer eerder subsidie mag zijn gegeven voor een zelfde soort installatie uit de Topsector Energie-regelingen.
Het bedrag van de binnengekomen aanvragen is nu al hoger dan het verhoogde budget. Blijf vooral aanvragen, want RVO keurt niet alle aanvragen goed. Hierdoor komt weer budget vrij.

Internationaal samenwerken Ziet men als de ondernemer kans om de ontwikkeling van de innovatie te versnellen door internationaal samen te werken? Of wilt men een innovatie op locatie demonstreren samen met buitenlandse partners? Dan is het CETPartnership misschien interessant. Deze subsidie kan ook via de DEI+-regeling worden aangevraagd.

Bron: RVO 04-10-2022, https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/dei

Internetconsultatie modernisering personenvennootschappen

Het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen is opnieuw ter consultatie voorgelegd. Het voorstel is aangevuld met de belangrijkste fiscale maatregelen, de regels voor omzetting van personenvennootschappen in rechtspersonen en vice versa, overgangsrecht en enkele andere invoeringsregels.

Al twee keer eerder werd een wetsvoorstel Personenvennootschappen ingediend om de regeling voor de maatschap en de andere personenvennootschappen (verspreid over twee wetboeken) in een regeling onder te brengen. In 2019 is een aangepast voorstel ter consultatie voorgelegd. Mede op basis van de reacties op deze consultatie en na raadpleging van diverse organisaties is een nieuw voorstel ter consultatie voorgelegd. Het wetsvoorstel wil een duidelijke en eenvoudige regeling bieden met daarbij passende waarborgen, voor zowel de vennoten zelf als de schuldeisers van de vennootschap. Ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel is het voorstel op een aantal punten gewijzigd.

Aansprakelijkheid Ten aanzien van de aansprakelijkheid zijn er geen wijzigingen aangebracht. Er zijn voldoende mogelijkheden om aansprakelijkheid te beperken. De regeling bevat bijvoorbeeld de mogelijkheid van beperking van aansprakelijkheid bij opdrachten. Het overgangsrecht dat in de invoeringswet is opgenomen bevat voorzieningen om de overgang van het oude naar het nieuwe regime soepel te laten verlopen.
Er komt ook geen personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid (vergelijkbaar met een LLP), omdat niet duidelijk is dat hier een grote maatschappelijke behoefte bestaat.

Rechtspersoonlijkheid Volgens het voorontwerp werd bij het aangaan van de vennootschapsovereenkomst direct rechtspersoonlijkheid aan de personenvennootschap verbonden. Er is in verschillende reacties en ook in de mkb-toets aandacht gevraagd voor de gevolgen van deze keuze in het voorontwerp. Naar aanleiding van de consultatie is een andere keuze gemaakt. In dit voorstel is rechtspersoonlijkheid gekoppeld aan het naar buiten toe treden onder een gemeenschappelijke naam, zodat voor derden duidelijker is dat er een aparte entiteit als zodanig optreedt. Daarnaast zijn vennoten verplicht de openbare personenvennootschap in het Handelsregister in te schrijven. In de toelichting is verduidelijkt dat het hier om een specifieke van Boek 2 (bv/nv) afwijkende rechtspersoonlijkheid gaat, met een eigen invulling en karakter.

Stille en openbare personenvennootschap Het oorspronkelijke voorontwerp gaf een regeling die zag op een personenvennootschap die zowel openbaar als stil kon zijn. De regeling is heroverwogen en er is een onderscheid aangebracht tussen een openbare personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid en een stille personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maar met een afgescheiden vermogen, in de vorm van een bijzondere gemeenschap. Tenzij de vennoten iets anders geregeld hebben, moeten zij instemmen met elkaars handelingen voor rekening van de vennootschap.

Fusie/omzetting/splitsing en fiscale maatregelen Op verzoek is het voorstel is aangevuld met de belangrijkste fiscale maatregelen, de regels voor omzetting van personenvennootschappen in rechtspersonen en vice versa, overgangsrecht en enkele andere invoeringsregels. Deze regels zijn in de (concept-)Invoeringswet opgenomen. De regels voor fusie en splitsing worden in een latere tranche meegenomen. Bij het ontwerpen voor de regels voor fusie en splitsing zullen de voorstellen van de werkgroep worden betrokken.

Commanditaire vennoot De commanditaire vennoot wordt aansprakelijk wanneer deze de CV heeft bestuurd als ware een gewone vennoot en de CV hierdoor failliet is gegaan. Daarnaast zijn de mogelijkheden om als commanditair vennoot te besturen iets ingeperkt. Het is redelijk om de commanditair vennoot, die bijdraagt door geld of een andere inbreng ter beschikking te stellen, enige mate van zeggenschap te geven. Deze zeggenschap zal normaliter niet gelijk staan aan de mate van zeggenschap die aan een gewone vennoot wordt toegekend.

Overgang algemene titel bij één overblijvende vennoot In de consultatiereacties en de literatuur zijn verschillende suggesties gedaan ten aanzien van het regime van de overgang onder algemene titel bij één overblijvende vennoot. Deze voorstellen zijn overgenomen. Wanneer een personenvennootschap wordt ontbonden als gevolg van het uittreden van de voorlaatste vennoot, zijn er drie mogelijkheden. De personenvennootschap kan tijdelijk worden voortgezet door de overgebleven vennoot, de personenvennootschap kan worden ontbonden onder voortzetting van de activiteiten door de enig overgebleven vennoot of er kan worden voortgegaan met de vereffening. Bij deze laatste optie is toegevoegd dat de zakelijke schuldeisers verhaalsvoorrang blijven houden op de voormalige goederen van de vennootschap wanneer deze zijn overgegaan naar het privévermogen van de overgebleven vennoot. Bovendien kunnen schuldeisers verzet aantekenen tegen de overgang en aanvullende waarborgen eisen voor voldoening van hun schulden.

Er kan tot 10 februari 2023 worden gereageerd.

Bron: Min. J&V en MvF 10-10-2022, https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpv2

HR: aftrek periodieke gift onafhankelijk van sterfterisico

Periodieke giften zijn giften in de vorm van een vaste en gelijkmatige periodieke uitkering, die uiterlijk bij overlijden van de schenker eindigen en die worden gedaan aan een ANBI of vereniging. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er naast een minimale looptijd van vijf jaar geen aanvullende voorwaarde geldt. De sterftekans is niet van belang evenmin het feit dat de gift afhankelijk is van meerdere levens.

Een man is voorzitter van een stichting. De stichting kwalificeert als een algemeen nut beogende instelling (ANBI). De man en zijn echtgenote hebben zich verbonden om voor vijf jaar periodieke uitkeringen te schenken aan de stichting. De schenking eindigt na vijf jaar of, als dat eerder is, na het overlijden van de langstlevende schenker.
In geschil is of de periodieke uitkering is aan te merken als een periodieke gift. Volgens hof Den Bosch is daarvan geen sprake. Hof Den Bosch leidt uit de wetsgeschiedenis van de Wet inkomstenbelasting 2001 af dat voor een periodieke uitkering nog steeds is vereist dat iedere uitkering afhankelijk is van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Van een onzekere toekomstige gebeurtenis is geen sprake als het sterfterisico van de echtelieden ver onder de 1% ligt. De jaarlijkse uitkering wordt dus niet aangemerkt als periodieke gift, maar als een andere gift waarvan de aftrek is beperkt tot 10% van het verzamelinkomen.
De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak. Uit de wetsgeschiedenis volgt volgens de Hoge Raad dat de wetgever de eis dat een uitkering ten minste jaarlijks gedurende vijf jaar moet worden voldaan, heeft opgenomen om geschillen over het risico-element te voorkomen. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat als aan de voorwaarde van het aantal jaren is voldaan, daarmee een wezenlijk risico-element aanwezig is. Hieruit volgt dat ook bij een sterftekans die lager is dan 1%, sprake is van een periodieke gift. Aan aftrek als periodieke gift staat ook niet in de weg dat de periodieke gift afhankelijk is van meer levens.

Bron: Hoge Raad 07-10-2022, Hof Den Bosch 31-12-2020 (gepubl. 05-02-2021)

Vergoeding voor afgelaste evenementen met SEG22

Organisatoren van evenementen die eerder dit jaar niet doorgingen vanwege een evenementenverbod door de coronamaatregelen kunnen mogelijk in aanmerking komen voor een tegemoetkoming: de Subsidieregeling Evenementengarantie 2022 (SEG22) is open. Een aanvraag indienen kan tot 28 december 2022 17.00 uur.

SEG22 vergoedt een deel van de kosten als het evenement is afgelast vanwege een evenementenverbod van de Rijksoverheid. De organisatie heeft recht op SEG22 als de startdatum van het afgelaste evenement viel in de periode 1 januari tot en met 8 maart. Het gaat om evenementen die bestemd waren voor publiek en maximaal 14 dagen duurden. De kosten moeten ten minste € 2.500 bedragen. Een volledig overzicht van de voorwaarden is op de website van RVO te vinden.
RVO vergoedt maximaal 90% van de gemaakte kosten. Voor het resterende bedrag is het mogelijk een lening af te sluiten met een jaarlijkse rente van 2%. Vaste kosten, zoals loonkosten of de huur van een bedrijfspand, worden niet vergoed.

Meer weten? Subsidieregeling Evenementengarantie 2022 (SEG22) – https://www.rvo.nl/subsidies-financiering/seg22

Bron: RVO 05-10-2022

Hoge Raad verduidelijkt begrip verletkosten

Moet een zelfstandig beroepsbeoefenaar in persoon een rechtszaak bijwonen? Dan heeft hij bij succesvol procederen recht op vergoeding van verletkosten. De Hoge Raad heeft bepaald dat een ondernemer niet alleen recht heeft op een vergoeding voor de tijd gemoeid met het bijwonen van de zitting en de reistijd, ook komt hij in aanmerking voor vergoeding van de uren dat hij geen omzet kan maken.

Een zelfstandig beroepsbeoefenaar is in beroep gegaan tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst. De rechtbank is het eens met de zelfstandige. Daardoor krijgt de zelfstandige van de rechtbank ook een vergoeding voor verletkosten van € 82 (1 uur). De zelfstandig beroepsbeoefenaar had echter een vergoeding gevraagd voor vier uur, omdat hij die tijd niet voor klanten kon werken. In beroep stelt Hof Arnhem-Leeuwarden de zelfstandige in het ongelijk en deelt de mening van de rechtbank. Voor vergoeding van verletkosten komt alleen in aanmerking de tijd gemoeid met het bijwonen van de zitting. De reistijd komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de zelfstandige woonachtig is in de plaats waar de zitting plaatsvond. Ook de uren waarin geen omzet kan worden gemaakt, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De Hoge Raad deelt de mening van de rechtbank en het hof niet. Als een beroepsbeoefenaar in persoon een zitting moet bijwonen, dan is aannemelijk dat hij daardoor gedurende een aantal uren zijn normale werkzaamheden niet kan uitoefenen. De uren dat hij zijn werkzaamheden niet kan uitoefenen, mist hij omzet. Voor vergoeding als verletkosten komen niet alleen in aanmerking de tijd benodigd voor het bijwonen van de zitting en de heen- en terugreis, maar ook de uren dat de zelfstandige geen omzet kan genereren. Uit de hofuitspraak blijkt niet waarom het hof tot het oordeel is gekomen dat het totale tijdverzuim voor het bijwonen van de zitting van de rechtbank maar een uur was. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Den Bosch voor een beoordeling hoe hoog de vergoeding voor verletkosten moet zijn.

Bron: Hoge Raad 30-09-2022

Tegemoetkoming voor energie-intensieve MKB’ers

Het kabinet gaat energie-intensieve MKB’ers helpen met een Tegemoetkoming Energiekosten-regeling (TEK) schrijven de ministers Adriaansens en Jetten in een brief aan de Tweede Kamer.

Naast een tijdelijk prijsplafond voor kleinverbruikers komt er een Tegemoetkoming Energiekosten-regeling voor het energie-intensief MKB. De TEK is gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De compensatie bestaat uit een deel van de kostenstijging dit jaar en in 2023. De vergoeding bedraagt een percentage van de kostenstijging boven een referentieprijs. Er wordt een maximale vergoeding per bedrijf gehanteerd.
Het kabinet verwacht de voorwaarden van de TEK qua doelgroep, het totale budget, de percentages en de maximale steun per onderneming op korte termijn bekend te kunnen maken. Een dergelijke regeling moet voldoen aan Europese staatssteunregels en goedgekeurd worden door de Europese Commissie. Daardoor kan daadwerkelijke openstelling via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) duren tot het begin van 2023.
Dat volstaat niet voor energie-intensieve mkb’ers die nu al in acute problemen zitten en nog de winter te gaan hebben. Daarom is de inzet om vanaf november al andere maatregelen gereed te hebben om voor ondernemers (tijdelijk) de bedrijfslasten te kunnen verlagen. Het kabinet werkt de opties hiervoor zo snel als mogelijk uit.

Prijsplafond Het tijdelijke prijsplafond geldt van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 voor huishoudens, zzp’ers, (een deel van de) winkels, (een groot aantal) verenigingen, kleine maatschappelijke organisaties en een deel van het kleine MKB. Het variabele plafondtarief wordt vastgesteld op 1,45 euro/m3 gas en 0,40 euro/kWh elektriciteit. De volumegrenzen voor gas en elektriciteit komen uit op respectievelijk 1200 m3 gas en 2900 kWh elektriciteit.

Uitwerking prijsplafond Kleinverbruikers ontvangen in november en december 2022 via de energieleveranciers een tegemoetkoming van gemiddeld € 190 per huishouden als korting op de energierekening. In 2023 ontvangen de energieleveranciers een vergoeding voor het deel van hun klanten dat onder het tijdelijke prijsplafond valt. De leveranciers ontvangen maandelijks een voorschot op basis van de verwachte levering van energie aan kleinverbruikers binnen de verbruiksgrenzen onder het prijsplafond. De definitieve vergoeding zal achteraf worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijk geleverde energie die binnen de verbruiksgrenzen van het prijsplafond valt en de daadwerkelijke verlaging van het tarief aan consumenten.

Bron: Min. EZK, 04-10-2022

Nota van wijziging Belastingplan 2023

De in de aanbiedingsbrief bij het Belastingpakket 2023 aangekondigde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2023 is naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zijn onder meer de begrenzing van de giftenaftrek voor periodieke giften en de afschaffing van de doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling opgenomen.

Aanpassen giftenaftrek voor periodieke giften De aftrek van periodieke giften aan ANBI’s wordt per 1 januari 2023 begrensd tot € 250.000 per kalenderjaar. Deze beperking heeft gevolgen voor een hele kleine groep belastingplichtigen. Alleen voor 4 oktober 2022, 16.00 uur aangegane verplichtingen tot het doen van periodieke giften zijn hiervan uitgezonderd. Dat is ook het moment waarop het persbericht waarin de begrenzing van de aftrek van periodieke giften is aangekondigd, is gepubliceerd. Door aan te sluiten bij dit tijdstip wordt anticipatiegedrag voorkomen. De uitzondering voor de op 4 oktober 2022, 16.00 uur bij notariële of onderhandse akte van schenking aangegane verplichting tot het doen van periodieke giften is van toepassing tot en met 31 december 2026. Deze periodieke giften zijn, mits wordt voldaan aan de voorwaarden, nog vier kalenderjaren na de totstandkoming van die overeenkomst volledig aftrekbaar. Daarmee wordt voorkomen dat er voor de meeste reeds aangegane verplichtingen tot periodiek schenken aan een ANBI substantiële fiscale gevolgen zijn verbonden waarop men niet heeft kunnen anticiperen.

Afschaffen doelmatigheidsmarge gebruikelijkloonregeling Voorgesteld wordt de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling af te schaffen. De belastingplichtige die werkzaamheden verricht voor zijn bv waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, moet voor zijn werkzaamheden fiscaal ten minste een arbeidsinkomen van minimaal € 48.000 (2022) in aanmerking nemen op basis van de zogenoemde gebruikelijkloonregeling.
Er zijn situaties waarin een belanghebbende een vaststellingsovereenkomst (VSO) heeft gesloten met de Belastingdienst over de hoogte van het gebruikelijk loon, waarbij het in aanmerking te nemen loon 75% bedraagt van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Als deze VSO na 1 januari 2023 nog een resterende looptijd heeft en er overigens geen relevante wijzigingen – behoudens de voorgestelde wijziging – zijn, blijft de VSO van kracht zonder nadere afstemming met de inspecteur, mits de belanghebbende bij de uitvoering van de VSO uitgaat van een in aanmerking te nemen loon dat 100% (in plaats van 75%) bedraagt van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking.

Lastenverlichting MKB Om de lasten op arbeid te verlagen verlaagt de regering ook de lasten voor ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf. Een van de maatregelen die hieraan bijdraagt bestaat uit het verruimen van de werkkostenregeling (WKR). Om hiervoor het midden- en kleinbedrijf tegemoet te komen wordt voorgesteld de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom te verhogen met 0,22%- punt tot 1,92%.
Ook het premietarief voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) wordt verlaagd. Voor 2023 betekent dit dat het Aof-premietarief voor kleine bedrijven (bedrijven met een loonsom tot 25 maal de gemiddelde loonsom per werknemer) ongeveer een half procentpunt lager zal worden vastgesteld

Nultarief en vrijstelling voor de algemene bestedingsbelasting op de invoer, levering en installatie van zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines De invoer, (op)levering en installatie van zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines is op dit moment op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden) belast met algemene bestedingsbelasting. Ondernemers noch particulieren kunnen de algemene bestedingsbelasting op de invoer, levering en/of installatie van zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines geheel of gedeeltelijk terugvragen. De regering wil investeringen in zonnepanelen, zonnecollectoren en windturbines op deze eilanden stimuleren. De regering stelt daarom voor om de (op)levering en installatie van zonnepanelen en windturbines bij elektriciteitsbedrijven in de algemene bestedingsbelasting met het nultarief te belasten.

Wijziging Mijnbouwwet in verband met een tijdelijke verhoging van de cijns De regering stelt voor 2023 en 2024 een tijdelijke aanpassing van de cijns voor in geval van uitzonderlijk hoge prijzen. De uit deze maatregel verwachte opbrengst levert een belangrijke bijdrage aan de koopkrachtmaatregelen. De bijdrage van de gassector aan deze maatregelen in de jaren 2023 en 2024 bedraagt via de tijdelijke verhoging van de cijns naar verwachting circa 15%.

Bron: MvF 04-10-2022

Zwart geld ontdekt door vergoeding vanwege inbraak safeloket

Ontvangt de huurder van een safeloket van de bank een vergoeding omdat in zijn safeloket is ingebroken? Die vergoeding kan dan de Belastingdienst opmerkzaam maken op de voormalige, wellicht verzwegen, inhoud van het safeloket.

Een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant ziet op een man die een safeloket heeft gehuurd bij een bank in Nederland. In die safe bewaart hij sieraden en contant geld. Dit vermogen geeft hij niet op in zijn aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2015 tot en met 2018. In 2018 vindt bij de bank een inbraak plaats. Daarbij wordt de inhoud van de safe van de man gestolen. De bank kent hem daarvoor in 2019 vergoedingen toe. Het gaat om een vergoeding van € 110.953,38 voor het gestolen geld en € 23.180 voor de gestolen sieraden. De man meldt de ontvangst van deze vergoeding niet aan de Belastingdienst. Maar de bank licht de inspecteur wel in. De fiscus legt de man vervolgens navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op. Daarop tekent de man beroep aan tegen de boetes.
De man beweert uit onwetendheid het vermogen in het safeloket niet te hebben opgegeven. Zijn belastingadviseur heeft hem niet gevraagd naar het safeloket en hij heeft die adviseur evenmin iets over de inhoud daarvan verteld. Maar de rechtbank vindt deze manier van handelen onachtzaam en onzorgvuldig. De man heeft geweten wat zich in zijn safe heeft bevonden. Daarnaast heeft de bank bij het uitkeren van de vergoeding de man gewezen op zijn plicht om zijn gehele inkomen en vermogen op te geven. Het is aan grove schuld aan de kant van de man te wijten dat te weinig belasting is geheven. De vergrijpboetes zijn daarmee terecht opgelegd.
Verder stelt de man nog dat de bank geen informatie over hem heeft mogen doorgeven aan de fiscus. Daarmee zou in strijd zijn gehandeld met privacywet- en regelgeving. De rechtbank wijst echter erop dat banken wettelijk verplicht zijn om informatie te geven die mogelijk van belang is voor de belastingheffing. Deze wettelijke verplichting is een uitzondering op de rechten en verplichtingen op grond van de privacyregelgeving. De klacht van de man baat hem dus niet.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-09-2022 (gepubl. 27-09-2022)

NOW regeling

Betaalpauze coronaschulden met drie maanden verlengd

Staatsecretaris Van Rij heeft de Tweede Kamer in een brief van 8 september 2022 laten weten ondernemers de mogelijkheid te bieden een betaalpauze in te lassen. Op verzoek van de Tweede Kamer is deze betaalpauze verlengd van drie naar zes maanden.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen op 22 september jl. hebben de Tweede Kamerleden Hermans en Heerma een motie ingediend met betrekking tot de versoepeling van de betalingsregeling. In de deze motie is de regering onder meer verzocht om een betaalpauze van zes maanden in te voeren voor ondernemers die op 1 oktober 2022 moeten starten met het aflossen van de (corona)belastingschuld en hierbij geen bureaucratische toets in te voeren. Deze motie is aangenomen.
De versoepeling van de betalingsregeling is daarom zo aangepast, dat ondernemers met belastinguitstel eenmalig een betaalpauze van maximaal zes maanden (of twee aaneengesloten kwartaaltermijnen) kunnen krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen wordt de ondernemer gevraagd om een schriftelijk gemotiveerd verzoek in te dienen waaruit aflossingsproblematiek blijkt. Daarnaast geldt als voorwaarde dat de reguliere betalingsverplichtingen (zoals de maandelijkse afdracht omzetbelasting en loonheffingen) vanaf 1 april zijn nagekomen.

Bron : MvF 30-09-2022 en 29-09-2022