Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Terecht gebruikelijk loon toegerekend aan echtgenoot van dga

Een man valt onder de gebruikelijkloonregeling omdat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Zijn vrouw was ab-houder en hij heeft ook werkzaamheden verricht. Het maakt niet uit dat hij fulltime voor andere werkgevers werkte.

Een bv is per 2 november 2021 ontbonden. De dga is benoemd als de vereffenaar. Zijn vrouw was vanaf de oprichting van de bv tot 16 augustus 2019 de dga van de bv. De inspecteur legt aan de bv een naheffingsaanslag met vergrijpboete op over de periode van 1 april 2017 tot en met 2018. Hij stelt dat de man ook in die periode onder de gebruikelijkloonregeling valt. De man gaat op 19 juli 2022 digitaal in beroep tegen de naheffingsaanslag als gemachtigde van de bv. Hij stuurt een ondertekende machtiging, maar een kopie van de statuten van de bv ontbreekt en het KvK-uittreksel is (te) oud.

Beroep ontvankelijk en naheffing bevestigd Rechtbank Noord-Holland acht het beroep ontvankelijk ondanks dat de bv al was ontbonden. Deze procedure is van belang voor de afronding van de vereffening. Ook moeten de bv en haar dga de naheffing kunnen aanvechten. De rechtbank acht bewezen dat de man, ondanks de gebrekkige machtiging, als gemachtigde kon optreden. Uit het feit dat hij van het digitaal formulier gebruikmaakte volgt, anders dan de inspecteur stelt, niet dat hij voor zichzelf beroep aantekende. De rechtbank bevestigt de naheffingsaanslag omdat de man in 2017 en 2018 een fictieve dienstbetrekking bij de bv had. Zijn vrouw was in die jaren ab-houder en hij heeft ook werkzaamheden voor de bv verricht. Voor het aannemen van een gebruikelijk loon is een arbeidsovereenkomst niet nodig, noch een daadwerkelijke loonbetaling. De bv maakt een lager gebruikelijk loon niet aannemelijk, waarbij het niet uitmaakt dat de man fulltime voor andere werkgevers werkte. Ook is niet aannemelijk dat de bv het gebruikelijk loon niet kon betalen. De bv stelt nog dat de man niet binnenlands belastingplichtig was, maar hetgeen zij aanvoert is onvoldoende om aan te nemen dat de man niet in Nederland woonde.

Bron: Rb. Noord-Holland 13-12-2023 (gepubl. 29-01-2024).