Als thuiswerker naar de zaak reist, is dat ook privégebruik
Sommige werkgevers bieden hun werknemers de mogelijkheid om thuis te werken. Toch kan het gebeuren dat zo’n thuiswerker nog weleens naar kantoor reist. Doet hij dit met een auto van de zaak, dan is voor de btw sprake van privégebruik.
Een bv drijft een advies- en accountantskantoor. Als gevolg van operational lease heeft zij de beschikking over 300 –350 auto’s. De bv trekt de btw over de betaalde leasevergoeding af. Zij stelt aan een paar van haar werknemers een auto ter beschikking. Deze werknemers gebruiken de auto’s voor zakelijke ritten, woon-werkverkeer en maximaal 15.000 kilometer per jaar aan privéritten. Zij moeten de bv een bijdrage betalen vanwege dit privégebruik. De bv voldoet in haar aangifte omzetbelasting de btw vanwege het privégebruik. Maar zij gaat in bezwaar en beroep tegen deze afdracht. Volgens de bv bestempelt de inspecteur het woon-werkverkeer ten onrechte als privégebruik.
Geen afstand woning en werkplaats?
Voor Hof Arnhem-Leeuwarden redeneert de bv als volgt. De werknemers hebben de mogelijkheid om thuis te werken. Thuiswerken reduceert de afstand tussen woning en werk tot nihil. De werknemers hebben in dat geval ook geen vaste werkplaats meer. In dat geval moet een uitzondering gelden op de regel dat voor de btw woon-werkverkeer privégebruik vormt.
Privékarakter blijft behouden
Het hof geeft toe dat de mogelijkheid tot thuiswerken het aantal woon-werkkilometers verlaagt. De aard van de ritten die de werknemers afleggen tussen hun woning en het kantoor verandert daardoor echter niet. De woonplaats blijft een keuze van de werknemer. De beslissing om van de woning naar het kantoor te reizen, blijft eveneens een privéaangelegenheid van de werknemer. Het hof wil daarom geen uitzondering maken. De bv stelt verder dat de maatstaf voor heffing over het privégebruik alleen ziet op de variabele kosten. Het hof verwerpt ook dit standpunt. Het privégebruik was namelijk niet mogelijk geweest zonder het maken van vaste kosten.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14-07-2020 (publicatie 24-07-2020)
Schadevergoeding niet doorgaan koop aandelen belast
Op inkomsten uit aandelen die een deelneming vormen is de deelnemingsvrijstelling van toepassing. Van een deelneming is pas sprake als er een juridische verplichting is voor de verkoper van de aandelen deze te leveren aan de koper. Bovendien moet die koper de tegenprestatie voor die aandelen leveren aan de verkoper.
Een bv verwerft in 1999 een belang in een Poolse vennootschap. Gedurende enkele jaren breidt zij dit belang uit totdat zij in 2006 33% van de aandelen in die vennootschap heeft. Met de Poolse Staat sluit ze vervolgens een overeenkomst voor de aankoop van een 21%-pakket aandelen. Door diverse omstandigheden gaat aankoop niet door en levert de Poolse Staat de aandelen niet. De vennootschap heeft vervolgens een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt. Dit leidt er uiteindelijk toe dat de bv een schadevergoeding van € 1,2 miljard krijgt. Onderdeel van de overeenkomst is dat 20% van de door de bv gehouden aandelen naar de aandelenbeurs van Warschau worden gebracht. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat € 248 miljoen van de vergoeding onder de deelnemingsvrijstelling viel en onbelast was. Volgens het hof is dit bedrag een compensatie voor het verlies van de aandelen van de bv die naar de aandelenbeurs werden gebracht. Het hof was van mening dat het resterende bedrag van die € 1,2 miljard niet onder de deelnemingsvrijstelling viel.
Volgens de Hoge Raad is de deelnemingsvrijstelling bij de koper pas van toepassing als een verplichting bestaat tot levering van de aandelen aan de koper en bovendien de koper tot voldoening van de tegenprestatie aan de verkoper verplicht is.
Voor een aantal situaties maakt de Hoge Raad nu duidelijk dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing in de pre-contractuele fase. Ook als de koper van een aandelenpakket alleen een intentie-overeenkomst heeft gesloten met de verkoper is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing. Verder is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing bij een opschortende voorwaardelijke levering van aandelen en die voorwaarden bovendien afhankelijk zijn van buiten de macht van de koper gelegen toekomstige gebeurtenissen. Tot slot is de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing als de verkoper de aandelen door omstandigheden niet kan leveren. Die omstandigheden moeten eveneens buiten de invloedssfeer van de koper liggen. De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof.
Bron: HR 10-7-2020
VSO rechtsgeldig tot stand gekomen
Hof Den Bosch oordeelt dat een vaststellingsovereenkomst niet onder dwaling, dwang of bedrog tot stand is gekomen. Het hof ziet geen reden af te wijken van het bedrag waarmee een man in de vaststellingsovereenkomst heeft ingestemd.
Eind 2015 heeft een dga een rekening-courantschuld aan zijn bv van € 1.265.604. Ook hebben zijn bv’s een aantal niet-betaalde belastingaanslagen. Daarvoor heeft de dga een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger verleent de dga finale kwijting wanneer hij € 350.000 betaalt. De dga ontvangt begin 2016 een erfenis, waarmee hij die € 350.000 aan de Belastingdienst kan betalen.
De inspecteur vindt bij de aanslagregeling 2016 dat de dga geen verhaal meer kan bieden voor zijn rekening-courantschuld. Na betaling van het geld uit de erfenis heeft de dga geen vermogen meer. Om toekomstige discussies over al dan niet genieten van een uitdeling door de dga te vermijden, hebben de dga en de inspecteur een VSO gesloten. Hierin komen zij overeen onder welke voorwaarden de dga geen regulier inkomen uit aanmerkelijk belang geniet. Dat is het geval als de schulden van de dga aan zijn bv zijn teruggebracht tot € 75.000 door aflossing met het geld uit de projecten. De projecten leveren echter niets op. De inspecteur belast vervolgens de dga overeenkomstig de VSO.
Bij Hof Den Bosch is het de vraag of de dga gebonden is aan de VSO. De dga meent dat bij de totstandkoming van de VSO sprake is van dwaling, dwang of bedrog. Hij vindt daarom dat de VSO niet rechtsgeldig tot stand is gekomen.
Het hof geeft aan dat de dga en de Belastingdienst na het sluiten van een VSO zich ten aanzien van de vraag waarover zij in het onzekere verkeerden, geen beroep op dwaling kunnen doen. Partijen sluiten juist een VSO over bepaalde feiten en omstandigheden om hun rechtsverhouding nader te regelen en bindend vast te stellen. Hier hebben de dga en de Belastingdienst de VSO gesloten om vooraf overeenstemming te bereiken over hoe de dga kan voorkomen dat hij inkomen uit aanmerkelijk belang geniet. Dat is het geval als de dga zijn schuld aan de bv tot hooguit € 75.000 heeft teruggebracht door bijvoorbeeld de inkomsten uit de projecten.
Het hof is ook van oordeel dat de inspecteur de dga niet onder dwang heeft gezet of bedrogen. De inspecteur heeft voor het sluiten van de VSO diverse keren contact gehad met de dga of zijn gemachtigden. De dga heeft daarom voldoende tijd gehad om de inhoud van de VSO te beoordelen en zich door zijn gemachtigden te laten voorlichten. Ook heeft de dga niet aangetoond dat de inspecteur de dga onder ontoelaatbare druk heeft gezet om de VSO te ondertekenen.
Bron: Hof Den Bosch 09-07-2020
Stukken van inspecteur relevant voor aansprakelijkheid
Een beroepsprocedure tegen bestuursaansprakelijkheid is vaak ook gericht tegen de hoogte van de aansprakelijkstelling. In dat geval moet de ontvanger onder andere stukken overleggen die inzicht geven in de berekening van de belastingaanslagen. Daarbij kan het nodig zijn dat hij deze stukken eerst opvraagt bij de inspecteur.
De inspecteur onderzoekt de administratie van een coöperatie. Daarbij vraagt hij kopieën van bankafschriften op en ziet hij kassabonnen in. Naar aanleiding van zijn onderzoek legt de Belastingdienst de coöperatie naheffingsaanslagen omzetbelasting op. Wanneer de coöperatie haar belastingschulden niet betaalt, stelt de ontvanger van de belastingen haar bestuurder aansprakelijk. Deze bestuurder begint daarop een beroepsprocedure. De bestuurder wil tijdens zijn beroep de kopieën van de bankafschriften en de kassabonnen inzien. Maar de ontvanger brengt deze stukken niet in. Hij meent dat de stukken niet specifiek betrekking hebben op de relatie van de bestuurder tot de coöperatie en evenmin op de naheffingsaanslagen.
De bestuurder besluit in cassatie te gaan. De Hoge Raad gaat in op het belang van de stukken die de bestuurder wil inzien. De Hoge Raad redeneert dat de ontvanger in een beroepsprocedure tegen een aansprakelijkstelling alle relevante stukken moet overleggen. Dus ook de stukken die inzicht geven in de hoogte van het bedrag van de aansprakelijkstelling. De ontvanger moet om die reden de stukken overdragen die ter beschikking stonden aan de inspecteur. Dat de ontvanger en de inspecteur afzonderlijke bestuursorganen zijn, doet daar geen afbreuk aan. De Hoge Raad ziet evenmin een excuus in de omstandigheid dat de stukken zich inmiddels niet meer onder de inspecteur bevinden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam om de zaak af te handelen.
Bron: HR 26-06-2020
Onjuiste verliesverrekening leidt tot vernietiging aanslag
Als de Belastingdienst over een jaar eerst een navorderingsaanslag oplegt omdat ten onrechte een verlies was verrekend en de Belastingdienst geeft daarna pas een verliesherzieningsbeschikking af? Dan moet de Belastingdienst die navorderingsaanslag vernietigen.
Aan een bv wordt een definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2014 opgelegd naar een belastbare winst van € 214.904. Over 2015 geeft de bv een verlies aan in de aangifte. Daardoor vermindert de inspecteur de definitieve aanslag Vpb over 2014. Vervolgens corrigeert de inspecteur het verlies over 2015 en heeft de bv over 2015 een positief belastbaar bedrag. Hierna legt de inspecteur over 2014 een navorderingsaanslag op en wil daarmee de verliesverrekening terugdraaien. Tot slot heeft de inspecteur met dagtekening 28 januari 2020 een verliesherzieningsbeschikking over 2015 afgegeven. Hierin is staat dat het verlies over 2015 nihil is.
Bij Rechtbank Gelderland is het de vraag of de aanslagen Vpb 2014 rechtsgeldig zijn opgelegd. De rechtbank geeft aan de primitieve aanslag Vpb 2014 niet te willen vernietigen. De inspecteur heeft over 2014 geen verlies vastgesteld. Daarom is een aparte verliesherzieningsbeschikking voor de primitieve aanslag niet nodig. De primitieve aanslag over 2014 is correct opgelegd.
De navorderingsaanslag Vpb 2014 is opgelegd om een onjuiste verliesverrekening te corrigeren. De bv stelt dat de inspecteur geen aparte beschikking herziening verlies heeft genomen. Volgens de rechtbank moet de inspecteur bij een ten onrechte verrekend verlies, eerst een verliesherzieningsbeschikking afgeven. Daarna kan de inspecteur de navorderingsaanslag opleggen. De inspecteur heeft pas na het opleggen van de navorderingsaanslag een verliesherzieningsbeschikking genomen. Die volgorde is niet goed en moet leiden tot vernietiging van de navorderingsaanslag. Dit is alleen anders als de bv met de foute volgorde zou hebben ingestemd. Dat heeft de inspecteur niet aangetoond. De navorderingsaanslag 2014 moet worden vernietigd.
Bron: Rb. Gelderland 22-6-2020
TOFA met twee weken verlengd
Flexwerkers, oproep- en uitzendkrachten met inkomstenverlies door corona krijgen twee weken langer de tijd om bij UWV een aanvraag te doen voor financiële tegemoetkoming. De TOFA wordt verlengd tot en met zondag 26 juli. Het aantal aanvragen staat nu op bijna 19.000. De verwachting is dat meer mensen van de regeling gebruik zouden kunnen maken.
Hoewel UWV heeft aangegeven de adviestool op www.uwv.nl/TOFA te gebruiken, komen er veel aanvragen binnen die niet aan de voorwaarden voldoen. Op dit moment wordt ruim de helft van de aanvragen afgewezen. Dit lijkt voornamelijk te komen doordat mensen te weinig salaris hebben ontvangen in februari of te veel in april en daarmee niet voldoen aan de voorwaarden.
De TOFA is bedoeld voor flexwerkers die in februari meer dan € 400 bruto (drempelbedrag) hadden en in april minimaal de helft daarvan zijn verloren. Daarbij was het brutoloon in april niet meer dan € 550. Zij kunnen in aanmerking komen voor een vaststaand eenmalige bruto tegemoetkoming van € 550 per maand voor de maanden maart, april en mei. De aanvrager mag in deze periode geen WW, bijstand, of andere socialezekerheidsregeling hebben ontvangen. Op www.uwv.nl/TOFA staat een volledig overzicht aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan.
In Nederland werkten in 2019 ruim 800.000 flexwerkers. 545.000 van hen werkten als oproep- of invalkracht en 266.000 als uitzendkracht. De meeste flexwerkers (57%) hebben na ontslag recht op WW. Van de overige 43% zal ook een groot deel recht hebben op WW, bijvoorbeeld omdat zij meer dan zes maanden onafgebroken werken bij dezelfde werkgever, of daarvoor bij een andere werkgever hebben gewerkt.
Naar schatting komt maximaal één derde van de werknemers met een oproep- of uitzendcontract niet in aanmerking voor WW. Meer dan de helft (53%) daarvan zijn thuiswonende kinderen. Negen procent is student. Van de overige 38% heeft ongeveer een derde een huishoudinkomen van meer dan twee keer modaal.
Bron: Min. SZW 10-07-2020
Einde uitstel? In één keer terugbetalen niet nodig
Ondernemers die drie maanden bijzonder uitstel van betaling hebben gekregen vanwege de coronacrisis, hebben mogelijk van de Belastingdienst een brief ontvangen dat het uitstel is afgelopen. Dit betekent echter niet dat de belasting in één keer alsnog betaald moet worden.
In de brief wijst de Belastingdienst erop dat het bijzonder uitstel kan worden verlengd. De Belastingdienst heeft nu in een nieuwsbericht aangegeven dat een passage in de brief wat onhandig is geformuleerd. Door die formulering kan de gedachte ontstaan dat de verschuldigde belasting in één moet worden betaald. Dat is niet het geval. De Belastingdienst geeft aan de brief aan te zullen passen.
Het kabinet wil ondernemers zo goed mogelijk helpen en kijkt naar gespreide terugbetalingsmogelijkheden en maatwerk. Hierover ontstaat in de zomer meer duidelijkheid. Dan informeert de Belastingdienst de belastingschuldigen over de betaling. Er hoeft nu nog geen belasting te worden betaald. Bovendien is het altijd nog mogelijk langer bijzonder uitstel aan te vragen na het verstrijken van de drie maanden.
Bron: Belastingdienst, 10-07-2020
Jaarbudget SEPP 2020 nieuwe auto’s al overtekend
Volgens de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is voor nieuwe elektrische auto’s al meer subsidie aangevraagd dan het jaarbudget. Dit geldt voor koop en lease. Voor gebruikte elektrische auto’s is er nog wel budget.
Elektrische personenauto’s doen voldoen aan de volgende voorwaarden, komen in aanmerking voor een subsidie van € 4.000 (nieuwe auto) of € 2.000 (gebruikte auto):
Een 100% elektrische personenauto met een actieradius van minimaal 120 kilometer.
De catalogusprijs (oorspronkelijke nieuwprijs) is niet lager dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000.
De auto is als elektrische personenauto geproduceerd en mag niet zijn omgebouwd tot elektrische auto.
Eigenaren van nieuwe compacte elektrische auto’s kunnen nog steeds een aanvraag indienen. Ook toekomstige eigenaren van nieuwe elektrische auto’s kunnen aanvragen blijven indienen. De aanvraag wordt doorgeschoven naar 2021. Aanvragen kunnen niet meer dan één kalenderjaar worden doorgeschoven. Het jaarbudget voor 2021 is nog niet vastgesteld.
Bron: RVO.nl
Kosten borgstelling stichting niet aftrekbaar
Degene op wie de ab-regeling van toepassing is, kan onder voorwaarden een verlies uit borgstelling aan de eigen vennootschap in aftrek brengen. Iemand die zich borg stelt voor een onafhankelijke stichting, kan de kosten daarvan niet in aftrek brengen op zijn inkomen.
Een stichting heeft een perceel grond ontwikkeld tot een driving range en een golfbaan met negen par-3- en par-4-banen. Voor deze ontwikkeling heeft de stichting € 1 miljoen geleend. Een bv huurt het golfterrein van de stichting. De indirecte aandeelhouder van de bv, de heer X en een derde hebben zich ieder tot een bedrag van € 500.000 borg gesteld voor een schuld van de stichting aan de bank.
Op 11 oktober 2011 spreekt de rechtbank het faillissement uit van de stichting. De bank spreekt daarop de heer X uit hoofde van zijn borgstelling aan. De heer X en de bank komen in dat kader overeen dat de heer X (in termijnen) € 550.000 aan de bank betaalt. Als tegenprestatie draagt de bank haar vordering op de stichting van € 1 miljoen over aan de heer X. Eind 2012 blijkt echter dat de vordering op de stichting niets meer waard is. In zijn aangifte brengt de heer X de betalingen vanwege de borgstelling en de cessie in aftrek. De inspecteur accepteert de aftrek niet.
Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat de heer X geen betalingen in aftrek kan brengen op zijn inkomen. De heer X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij of anderen over het vermogen van de stichting kunnen beschikken als ware het eigen vermogen. De stichting is in fiscaal opzicht daarom niet transparant. De stichting is bovendien geen aandelenvennootschap of andere entiteit in de zin van de ab-regeling.
Verder is ook niet van belang dat de heer X en de derde certificaten van de stichting aan hen wilden laten uitdelen. Die certificaten zouden recht geven op (een deel van) het kapitaal van de stichting. Ook heeft de heer X niet aangetoond dat hij, de derde, zijn bv en de stichting een samenwerkingsverband zijn aangegaan. Laat staan dat zij hebben aangetoond wat de rechtsvorm van dat samenwerkingsverband is. Voorts is onduidelijk gebleven hoe de heer X en de derde gerechtigd waren of hadden kunnen zijn tot het vermogen van de stichting. Het hof is van oordeel dat de dga de aan de bank betaalde bedragen niet in aftrek kan brengen. De Hoge Raad heeft dit oordeel zonder nadere motivering bevestigd.
Bron: HR 3-7-2020
NOW 2.0 vanaf 6 juli aan te vragen
Vanaf maandag 6 juli om 9.00 uur kunnen werkgevers die in aanmerking willen komen voor de tweede tranche van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 2.0) een aanvraag indienen bij UWV. UWV verwacht, net als bij NOW 1.0, duizenden aanvragen per dag.
Ook NOW 2.0 is bedoeld om zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden in deze moeilijke tijd. Het voorschot voor NOW 2.0 wordt in twee termijnen betaald. De aanvraagperiode voor NOW 2.0 loopt tot en met 31 augustus.
Voor een snelle afhandeling is van belang dat werkgevers de aanvraag in één keer goed en volledig invullen. Dit kunnen werkgevers doen aan de hand van een checklist op de site van het UWV. In een tweetal animaties worden de regeling en het aanvraagproces uitgelegd.
Na de aanvraagperiode volgt straks de definitieve subsidievaststelling. Wie minder omzetverlies heeft geleden dan opgegeven of te maken heeft met een dalende loonsom, kan dan geconfronteerd worden met een flinke terugvordering.
Om werkgevers te helpen bij die realistische inschatting is er de rekenhulp omzetverlies, waarmee het percentage aan omzetverlies over een periode van vier maanden berekend kan worden. Deze rekenhulp is mede mogelijk gemaakt door SZW en UWV. Daarnaast komt binnenkort een online simulatiemodel beschikbaar dat laat zien wat de gevolgen van een dalende loonsom zijn voor de uiteindelijke afrekening.
Bron: UWV.nl, 02-07-2020