Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Vraag subsidie praktijkleren 2019/2020 aan

Ondernemers kunnen vanaf 1 juli 2020 9.00 uur tot en met 16 september 17.00 uur de subsidie praktijkleren voor het schooljaar 2019/2020 aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

De subsidie is een tegemoetkoming in de kosten die de werkgever maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Ook is de subsidie een tegemoetkoming in de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding.
De ondernemer heeft recht op maximaal € 2.700 per praktijk- of werkleerplaats per schooljaar. De hoogte van de subsidie hangt af van het aantal weken waarin de deelnemer praktijkbegeleiding kreeg in het school-/studiejaar. De subsidie kan na afloop van de begeleiding worden aangevraagd. De voorwaarden verschillen per onderwijscategorie.
Ondernemers aan wie een voorschot is uitbetaald, zijn verplicht om uiterlijk 16 september 2020 om 17.00 uur een definitieve aanvraag voor de subsidie praktijkleren in te dienen. Het voorschot wordt met de definitieve subsidie verrekend.
In de studiejaren 2019/2020 tot en met 2021/2022 wordt de subsidieregeling uitgebreid met een extra compartiment. Erkende leerbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie kunnen bovenop de gebruikelijke subsidie praktijkleren een extra subsidiebedrag aanvragen als zij een bbl leerplek aanbieden.

Aan werkgevers die als gevolg van de coronacrisis te maken hebben (gehad) met gedwongen sluiting van 16 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 brengt RVO, de weken waarin zij de BBL-studenten niet konden begeleiden, niet in mindering op de subsidie. Ditzelfde geldt voor bedrijven die weliswaar niet gedwongen gesloten waren, maar die toch moesten sluiten, omdat voortzetting van het bedrijf, met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM, niet verantwoord was.

Bron: RVO.nl en Forum Fiscaal Dienstverleners, 01-07-2020

Prinsjesdag: nieuw voorstel voor box 3

Staatssecretaris Vijlbrief heeft laten weten met een ander voorstel voor box 3-heffing voor spaarders te komen. Naar verwachting wordt dit op Prinsjesdag aan geboden aan de Tweede Kamer. Het oorspronkelijke voorstel kwam weliswaar spaarders tegemoet, maar benadeelde andere belastingplichtigen in box 3.

De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van staatssecretaris Vijlbrief. Voor een groot deel van de spaarders en de kleine beleggers wordt gewerkt aan een voorstel binnen het huidige box 3-stelsel. Zo kunnen zij op korte termijn tegemoet worden gekomen.
Vorig jaar september zijn de contouren voor een hervorming van het box 3-stelsel gepresenteerd. Daarmee zouden spaarders worden ontzien. Maar voor mensen waarvan het vermogen in box 3 voor een relatief klein deel uit spaargeld bestaat, zou de belastingdruk juist stijgen ten opzichte van nu. Bijvoorbeeld de relatief kleine beleggers die defensief beleggen en daardoor gemiddeld genomen lagere beleggingsrendementen halen.
Er zijn veel reacties op het voorstel binnengekomen, van individuele burgers tot brancheorganisaties en de AFM. Daarin is gewezen op het risico dat kleine beleggers zich gedwongen kunnen gaan voelen om in zeer risicovolle beleggingen te stappen. Dit vindt het kabinet onwenselijk. Daarom worden de ideeën zoals vorig jaar aangekondigd niet uitgewerkt in een wetsvoorstel.
Er wordt gewerkt aan een nieuw voorstel binnen het huidige box 3-stelsel om de meeste spaarders en de kleine beleggers tegemoet te komen. Deze oplossing kon niet worden gevonden binnen het vorig jaar gepresenteerde voorstel.
In de brief laat de staatsecretaris ook weten na de zomerperiode met een reactie op het deskundigenadvies inzake de vermogensrendementsheffing in de jaren 2013-2016 te komen. Zijn voorlopige conclusie op basis van het deskundigenadvies en een notitie van het CPB (Rendementen op spaargeld en staatsobligaties 2013-2016 van maart 2020) is dat hieruit geen eenduidig beeld naar voren komt of, en zo ja in hoeverre er in de jaren 2013-2016 sprake was van een schending van art. 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM) en welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden.

Bron: MvF 26-06-2020, Kamerbrief

Aftrek voorbelasting op instandhoudingskosten huurpand

Tijdens leegstand van een onroerende zaak die is bestemd voor verhuur, moet de eigenaar ook kosten maken om de zaak in goede staat te houden. Bestaat de mogelijkheid dat de verhuurder het pand na de leegstand belast verhuurt? Dan is de btw op de instandhoudingskosten aftrekbaar.

Een bv is eigenaar van een pand dat is te gebruiken als kantoorruimte. De bv biedt dit pand te huur aan. Van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 staat het pand leeg. De bv wil dat het pand in goede staat blijft en maakt daarom kosten voor instandhouding van het pand. Zij trekt de btw over deze kosten af. De bv vindt voor de periode van 1 augustus 2009 tot 19 december 2011 een huurder voor een deel van het pand. Deze huurder is een gemeente en de huur vindt daarom vrijgesteld van btw plaats. De inspecteur legt aan de bv een naheffingsaanslag btw op omdat hij meent dat de bv de voorbelasting over de instandhoudingskosten niet had mogen aftrekken. De bv tekent vervolgens beroep aan tegen de naheffingsaanslagen.
Uit oudere rechtspraak blijkt dat een ondernemer de prestaties, die hij afneemt om een bedrijfsmiddel in stand te houden, gebruikt voor zijn bedrijf. Dit is niet anders als dat bedrijfsmiddel tijdelijk niet in gebruik is. Heeft de ondernemer het voornemen om een leegstaand pand later btw-belast te gaan verhuren? Dan is de btw op de instandhoudingskosten gewoon aftrekbaar. Lastiger wordt het als na de leegstand btw-vrijgestelde huur plaatsvindt.
Volgens de Hoge Raad is de verhuur van onroerende zaken in principe vrijgesteld van btw. Een uitzondering geldt als de huurder en verhuurder opteren voor belaste verhuur. Partijen moeten dan in een schriftelijke verhuurovereenkomst kiezen voor belaste verhuur of een gezamenlijk verzoek indienen bij de Belastingdienst. Door deze regeling is pas bij het vinden van een huurder duidelijk of sprake is van belaste of btw-vrijgestelde verhuur als het te verhuren pand geschikt is voor zowel belaste als vrijgestelde verhuur. In deze zaak is dit het geval. Dan moet men volgens de Hoge Raad aannemen dat de ondernemer het voornemen heeft om het pand eventueel btw-belast te verhuren. Onder deze omstandigheid is de btw op de instandhoudingskosten aftrekbaar.

Bron: Hoge Raad 26-06-2020

Uitstel van betaling online te verlengen

Sinds 25 juni 2020 is het mogelijk om met een formulier online verlenging van bijzonder uitstel van betaling aan te vragen.

Vanaf 16 maart hebben ondernemers de mogelijkheid bijzonder uitstel van betaling aan te vragen voor verschillende belastingen als hun bedrijf door de coronacrisis in betalingsproblemen is gekomen. In de schriftelijke ontvangstbevestiging staat de einddatum van het bijzonder uitstel.
Inmiddels is het bijzonder uitstel van drie maanden afgelopen of loopt dit binnenkort af. De Belastingdienst stuurt een brief met de melding dat het bijzonder uitstel afloopt.
Als langer uitstel van betaling nodig is kan de ondernemer via het online formulier een verzoek om verlenging doen. Is het bedrag waarvoor om uitstel wordt verzocht hoger als € 20.000, dan moet extra informatie met het online formulier worden meegestuurd.
Schriftelijke verzoeken die de Belastingdienst in de afgelopen weken heeft ontvangen met de benodigde verklaring en eventuele stukken, worden direct behandeld. Opnieuw verlenging van bijzonder uitstel aanvragen is niet nodig.

Als een aangiftebelasting niet, niet volledig of niet op tijd is betaald, kan een betaalverzuimboete worden opgelegd. De boete wordt door de Belastingdienst (zonder daar tegen bezwaar aan te tekenen) vernietigd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Er is bijzonder uitstel van betaling aangevraagd en gekregen voor een naheffingsaanslag met een betaalverzuimboete omdat de aangifte niet is betaald.
Het gaat om een boete voor de periode waarin het versoepelde uitstelbeleid geldt. Concreet: een boete voor het tijdvak februari 2020 of later.

Bron: Belastingdienst, 25-06-2020

Regeling NOW 2.0 gepubliceerd

De tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 2.0) is gepubliceerd in de Staatscourant. De aanvraagperiode voor subsidie loopt van 6 juli tot en met 31 augustus 2020.

Ten opzichte van de eerste tijdelijke noodmaatregel zijn er een aantal wijzigingen.

Omzet
De laatste wijziging van de NOW 1.0 maakt het mogelijk dat bedrijven, die geconfronteerd zijn met een overgang van de onderneming na 1 januari 2019, de omzetbepaling voor startende ondernemingen hanteren vanaf de datum van de overgang. In de NOW 1.0 was het echter mogelijk dat door het afstoten/verkopen van onderdelen of activiteiten de omzet van een bedrijf werd vertekend en als gevolg hiervan een hogere NOW ontvangen werd. In het geval dat het gaat om het afstoten van onderdelen geldt bij de NOW 2.0 niet dat de referentieomzet een kwart van de omzet in 2019 is, maar wordt de omzet voor de referentieperiode bepaald door de omzet van de hele kalendermaanden vanaf het moment van het afstoten van het laatste onderdeel of activiteit tot 29 februari 2020.
Ook is geregeld dat voor de bepaling van de groepssamenstelling de samenstelling op 1 juni 2020 bepalend is. In de regeling NOW 1.0 gold nog dat de groepssamenstelling geldt zoals deze op 1 maart 2020 bestond. Verschuiving naar 1 juni 2020 zorgt er voor dat de groepssamenstelling voor de NOW 2.0 nauwkeuriger is en dus beter het doel van de regeling benadert. Hierbij wordt dan ook geregeld dat bij de verdere controle van de omzet wordt uitgegaan van de laatste voor 1 juni 2020 vastgestelde jaarrekening. Hierdoor wordt het peilmoment hetzelfde.

Bonussen
Het uitkeren van dividend en bonussen over 2020, waarover in de regel in de jaarvergadering van 2021 wordt beslist, is niet toegestaan. De voorwaarde ziet niet op dividend, bonussen en aandelen over 2019, die pas in 2020 tot uitbetaling zullen leiden aangezien de beslissingen daarover al genomen zijn.
Dit betekent dat bedrijven die al NOW 1.0 subsidie hebben gekregen en die nu ook een aanvraag indienen voor NOW 2.0 zich aan deze verplichting dienen te houden. Alle dividend- en winstuitkeringen aan aandeelhouders en derden mogen in dat geval niet plaatsvinden. Dit geldt ook voor dividenduitkeringen aan aandeelhouders als de Staat en overheden.
Hierbij is het niet relevant of er sprake is van een Nederlandse onderneming of van een internationale onderneming. Indien een werkgever subsidie aanvraagt, dient hij zich aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen te houden. De verplichting om geen bonussen te verstrekken zal beperkt worden tot de bonussen en winstdelingen die worden uitgekeerd aan het bestuur en de directie.

Ontslag
Het kabinet heeft besloten dat de hoogte van de correctie op het subsidiebedrag als gevolg van bedrijfseconomisch ontslag (de ontslagboete) zal worden aangepast. Bij de afrekening zal de subsidie in de gevallen dat de werkgever bij UWV een ontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen heeft ingediend niet langer voor 150%, maar voor 100% worden gecorrigeerd met de hoogte van de loonsom(men) van de werknemer(s) voor wie ontslag is aangevraagd. Het gaat hierbij om ontslagaanvragen om bedrijfseconomische redenen die in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020, de periode waarop de loonkostensubsidie ziet en waarbinnen werkgelegenheid zo veel mogelijk behouden moet blijven, bij UWV zijn ingediend en niet tijdig, binnen vijf werkdagen, zijn ingetrokken.

Scholing
Een nieuwe verplichting die is gericht op het voorkomen van werkloosheid betreft de verplichting voor de werkgever om zijn werknemers te stimuleren een ontwikkeladvies aan te vragen of deel te nemen aan scholing.

Deze regeling treedt in werking met ingang van 26 juni 2020.

Bron: Min. SZW 22-06-2020

Neem bezwaar tegen fictief loon serieus

Een eerste stap voor een dga om te voorkomen dat de fiscus hem belast voor een hoog gebruikelijk loon, is het tijdig indienen van zijn aangifte. Door aan zijn aangifteplicht te voldoen, loopt hij niet tegen een omkering van de bewijslast aan. Natuurlijk is het nog beter als de dga het fictief loon dat hem voor ogen staat kan beargumenteren.

Een man houdt alle aandelen in een bv die een accountantspraktijk drijft. De man voert de werkzaamheden van de bv uit. De Belastingdienst maant deze dga diverse malen aan om zijn aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 in te dienen. Maar de dga geeft daar geen gehoor aan. Daarom legt de inspecteur hem ambtshalve aanslagen op. De man gaat vervolgens in bezwaar door alsnog aangiftes in te dienen. Hoewel de inspecteur de bezwaarschriften afwijst vanwege termijnoverschrijding, merkt hij ze wel aan als verzoeken om ambtshalve verminderingen. De fiscus verlaagt dan ook de aanslagen. Maar de dga vindt dat na deze ambtshalve vermindering het gebruikelijk loon nog te hoog is. Bovendien heeft de fiscus verzuimboetes opgelegd en in stand gelaten. De dga start daarom een beroepsprocedure.
De man begint echter met een achterstand. Hij heeft immers zijn aangifteplicht verzaakt, zodat sprake is van een omkering van de bewijslast. De dga neemt alleen stellingen in en levert geen bewijs aan. De Belastingdienst onderbouwt zijn berekening van het gebruikelijk loon wel. Het gebruikelijk loon is gebaseerd op gegevens die de dga zelf heeft aangeleverd. Daarnaast maakt de fiscus aannemelijk dat de bv voldoende financiële ruimte heeft om het loon te kunnen betalen. Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van de man dan ook ongegrond.

Bron: Hof Den Bosch 19-06-2020

Wetsvoorstel excessief lenen ingediend

Het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap is ingediend bij de Tweede Kamer. Staatssecretaris Vijlbrief heeft eerder al aangegeven dat het in werking treden van de Wet excessief lenen wordt uitgesteld naar 2023.

Zoals al eerder is aangegeven wordt, als de totale som van de relevante schulden meer dan € 500.000 bedraagt, dat meerdere op grond van de voorgestelde maatregel als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Dit bovenmatige deel van de schulden wordt vastgesteld aan het einde van het kalenderjaar en wordt als fictief regulier voordeel voor dat kalenderjaar in aanmerking genomen. Met de maatregel wordt voor de belastingheffing – in de structurele situatie – aangesloten bij het jaar waarin de belastingplichtige ab-houder of de met hem verbonden personen feitelijk over de gelden beschikken. Hiermee wordt de belastingheffing vervroegd, waardoor belastinguitstel en -afstel wordt voorkomen. De voorgestelde maatregel heeft alleen gevolgen voor de bepaling van het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van de inkomstenbelasting.
Voorgesteld wordt de ab-houder niet individueel maar met zijn partner gezamenlijk in de heffing te betrekken voor hun schulden boven de € 500.000 aan de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden. De voorgestelde maatregel is ook van toepassing op schulden die met de ab-houder verbonden personen hebben aan de vennootschap van de ab-houder.
De wet treedt per 1 januari 2023 in werking. Als peildatum geldt 31 december, waardoor het op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden berekende fictief reguliere voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken. Ab-houders die sinds de aankondiging in 2018 hun schuld nog niet hebben teruggebracht tot € 500.000 en waarvoor het gedurende deze crisistijd lastig kan zijn om hun schuld aan hun vennootschap verder af te lossen worden op deze wijze tegemoetgekomen.

Bron: MvF 17-06-2020

Aanvragen tegemoetkoming TOFA mogelijk

Flexwerkers die door de coronacrisis hun inkomsten (grotendeels) zijn kwijtgeraakt en die geen recht hebben op een uitkering, kunnen vanaf 22 juni 9.00 uur een aanvraag doen voor de tegemoetkoming TOFA.

Flexwerkers die in februari van dit jaar een sv-loon hadden van minimaal € 400 (het drempelbedrag), kunnen gebruik maken van de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Zij moeten in april minimaal de helft van dat sv-loon hebben verloren. Tegelijkertijd mag hun sv-loon in april ook niet hoger zijn geweest dan € 550. Het UWV heeft een pagina ingericht met daarop:

een volledig overzicht van de voorwaarden die gelden voor de regeling, en;
een beslisboom (Hoe vraag ik de tegemoetkoming TOFA aan?) waarmee u meteen kunt zien of u in aanmerking komt voor de tegemoetkoming.

De TOFA kan aangevraagd worden van maandag 22 juni tot en met zondag 12 juli 2020.
Bij een positieve beslissing van de UWV ontvangt de flexwerker een eenmalig bedrag van € 1.650 bruto voor de periode maart, april en mei 2020. UWV streeft ernaar om binnen vier weken na de aanvraag een beslissing te sturen. Vervolgens wordt het bedrag binnen 10 kalenderdagen uitbetaald.

Bron: UWV, 21 juni 2020

Inwerkingtreding Wet excessief lenen schuift door naar 2023

Het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap is op 17 juni ingediend bij de Tweede Kamer. Staatssecretaris Vijlbrief heeft eerder bij het beantwoorden van vragen uit het schriftelijk overleg over de fiscale maatregelen in verband met het coronavirus al aangegeven dat het in werking treden van de Wet excessief lenen wordt uitgesteld naar 2023.

Zoals al eerder is aangegeven wordt, als de totale som van de relevante schulden meer dan € 500.000 bedraagt, dat meerdere op grond van de voorgestelde maatregel als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Dit bovenmatige deel van de schulden wordt vastgesteld aan het einde van het kalenderjaar en wordt als fictief regulier voordeel voor dat kalenderjaar in aanmerking genomen. Met de maatregel wordt voor de belastingheffing – in de structurele situatie – aangesloten bij het jaar waarin de belastingplichtige ab-houder of de met hem verbonden personen feitelijk over de gelden beschikken. Hiermee wordt de belastingheffing vervroegd, waardoor belastinguitstel en -afstel wordt voorkomen. De voorgestelde maatregel heeft alleen gevolgen voor de bepaling van het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van de inkomstenbelasting.
Voorgesteld wordt de ab-houder niet individueel maar met zijn partner gezamenlijk in de heffing te betrekken voor hun schulden boven de € 500.000 aan de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden. De voorgestelde maatregel is ook van toepassing op schulden die met de ab-houder verbonden personen hebben aan de vennootschap van de ab-houder.

De wet treedt per 1 januari 2023 in werking. Als peildatum geldt 31 december, waardoor het op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden berekende fictief reguliere voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken. Ab-houders die sinds de aankondiging in 2018 hun schuld nog niet hebben teruggebracht tot € 500.000 en waarvoor het gedurende deze crisistijd lastig kan zijn om hun schuld aan hun vennootschap verder af te lossen worden op deze wijze tegemoetgekomen.

Bron: MvF 17-06-2020, wetsvoorstel en 15-06-2020, beantwoording Kamervragen

Minimumtarief zzp’er en zelfstandigenverklaring van de baan

Staatssecretaris Vijlbrief en minister Koolmees hebben in een voortgangsbrief aangegeven hoe het staat met de ontwikkeling van de webmodule, het beloofde hulpmiddel bij het beoordelen van werkrelaties. De maatregel voor een minimumtarief en een zelfstandigenverklaring wordt niet verder uitgewerkt.

Een deel van de bedrijven zal in de toekomst de werkrelatie anders moeten vormgeven als ze een opdracht door een zzp’er willen laten uitvoeren. Dat blijkt uit de testfase van de webmodule. Deze is naar verwachting vanaf het najaar in een pilot vrijwillig te consulteren, zodat bedrijven en zzp’ers zich kunnen voorbereiden. Opdrachtgevers zouden in 25% van de opdrachten een opdrachtgeversverklaring krijgen voor de in te huren zzp’er. In 27% van de opdrachten is geen uitsluitsel te geven. In 48% van de opdrachten gaf de webmodule de indicatie dienstbetrekking, wat inhoudt dat er waarschijnlijk een arbeidsovereenkomst nodig is.

In de brief wordt verder voorgesteld de maatregel voor de onderkant van de arbeidsmarkt (het minimumtarief) en die voor de bovenkant van de arbeidsmarkt (de zelfstandigenverklaring) niet verder uit te werken. Het voorstel brengt voor alle zelfstandigen te veel administratieve lasten met zich mee om effectief te zijn, zo blijkt ook uit consultatie bij belanghebbenden.
Om toch te lage tarieven tegen te gaan, volgt het kabinet met interesse initiatieven van sociale partners en andere partijen om afspraken voor zelfstandigen vast te leggen. Verder wil het kabinet de arbeidsmarktpositie van platformmedewerkers versterken.

Het handhavingsmoratorium is tot in ieder geval 1 januari 2021 verlengd. Tijdens dit moratorium handhaaft de Belastingdienst als een opdrachtgever kwaadwillend blijkt, of als opdrachtgevers na aanwijzingen van de Belastingdienst hun werkwijze niet binnen een redelijke termijn aanpassen (in de meeste gevallen tot drie maanden) wanneer blijkt dat sprake is van een dienstbetrekking.

Bron: MvF 15-06-2020, Voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’