Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

HR: Verhoor zonder rechtsbijstand onrechtmatig

De Hoge Raad heeft bevestigd dat het nultarief omzetbelasting terecht is geweigerd. Maar de Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de inspecteur de ondernemer had moeten wijzen op het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan de verhoren.

Een bv handelt in auto’s. Zij heeft in 2015 en 2016 auto’s verkocht aan ogenschijnlijk Hongaarse afnemers, maar de auto’s zijn naar Duitsland gegaan. De verkoopfacturen vermelden dus niet de werkelijke afnemers van de auto’s. De inspecteur heeft naar aanleiding van een boekenonderzoek het nultarief op de intracommunautaire transacties geweigerd en naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Verder heeft hij vergrijpboetes opgelegd. Deze steunen mede op verklaringen van een bestuurder van de bv. Voordat de bestuurder die verklaringen tijdens twee besprekingen ten overstaan van de inspecteur heeft afgegeven, is hem de cautie gegeven maar is hem niet meegedeeld dat hij recht op rechtsbijstand heeft. Bij de tweede bespreking was de belastingadviseur van de bv aanwezig.

Oordeel hof Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht het nultarief heeft geweigerd vanwege fraude. Verder heeft het hof de afgelegde verklaringen buiten beschouwing gelaten, omdat voorafgaand aan de verhoren de bestuurder ook had moeten worden gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Zonder die verklaringen heeft de inspecteur niet doen blijken dat de bv opzet kan worden verweten. Het overige bewijs is wel voldoende voor grove schuld. Het hof heeft de boetes dan ook verminderd tot 25%.

Nultarief terecht geweigerd Volgens de Hoge Raad kan het nultarief worden geweigerd als volgens objectieve gegevens vaststaat dat btw-fraude is gepleegd of dat de bv had moeten weten dat zij deelnam aan btw-fraude. Voor de bewijsvoering van de objectieve gegevens geldt de normale maatstaf van aannemelijk maken, aldus de Hoge Raad. Op de inspecteur rust dus geen zwaardere bewijslast met betrekking tot het weigeren van het nultarief. Volgens de Hoge Raad heeft het hof voldoende gemotiveerd waarom de bv had moeten weten dat binnen de keten btw-fraude zou worden gepleegd. Het nultarief is daarom terecht geweigerd. Ook heeft het hof kunnen aannemen dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat de bv voor leveringen grove schuld kan worden verweten ter zake van het niet op aangifte betalen van omzetbelasting. Het cassatieberoep van belanghebbende is ongegrond.

Inspecteur moet belastingplichtige attenderen op rechtsbijstand De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de staatssecretaris wel gegrond. Met het hof is de Hoge Raad van oordeel dat het recht op bijstand van een raadsman ook van toepassing is bij bestuurlijke boetes. Dit betekent dat voorafgaand aan een verhoor door de inspecteur op dat recht moet worden gewezen. Indien dat niet is gebeurd, moet de rechter beoordelen of dit verzuim van dien aard is dat belanghebbende geen behoorlijk proces zou hebben gekregen als van die verklaringen gebruik zou worden gemaakt voor het bewijs voor beboeting. Het hof heeft dit laatste echter miskend, zodat de Hoge Raad de hofuitspraak vernietigt en verwijst. Tot slot merkt de Hoge Raad nog op dat bijstand van een raadsman niet betekent dat bijstand door een advocaat moet worden verkregen. Vereist is slechts dat de bijstandsverlener is staat is om effectieve juridische bijstand te verlenen in de desbetreffende punitieve zaak.

Bron: Hoge Raad 06-09-2024.

Erfbelasting voor biologische kinderen discriminerend

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Successiewet 1956 in strijd is met het discriminatieverbod. Het betreft het hoge tarief erfbelasting dat van toepassing is voor een verkrijging door een kind dat niet juridisch is erkend door zijn biologische vader, maar wel een nauwe persoonlijke band (family life) met die vader had.

Een man, geboren in 1996, is niet erkend door zijn biologische vader (erflater), maar wel door de echtgenoot van zijn moeder. De biologische vader is overleden in 2017. In het testament heeft de biologische vader zijn (niet-erkende) zoon benoemd tot erfgenaam. De inspecteur heeft op de verkrijging door de niet-erkende zoon tariefgroep II voor overige verkrijgers toegepast en ook de vrijstelling voor overige verkrijgers. Het hof heeft geoordeeld dat tariefgroep I van toepassing is alsmede de kindvrijstelling. Het hof oordeelde dat tariefgroep I en de kindvrijstelling van toepassing was. Bij de Hoge Raad is in cassatie in geschil of op de verkrijging tariefgroep I en kindvrijstelling van toepassing is of dat tariefgroep II en vrijstelling voor overige gevallen van toepassing is.

Oordeel van de Hoge Raad De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor de toepassing van de Successiewet een familierechtelijke betrekking vereist is. Die ontbrak. Echter, de Hoge Raad heeft erkend dat de Successiewet in strijd is met het discriminatieverbod van art. 8 en art. 14 EVRM, omdat het onderscheid maakt tussen huwelijkse en buitenhuwelijkse kinderen. De Hoge Raad kan dit rechtstekort niet zelf oplossen. Het is aan de wetgever om dit rechtstekort te herstellen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar de aanslag blijft in stand. Het tarief voor overige verkrijgers is van toepassing alsmede de vrijstelling voor overige verkrijgers. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn is de Staat veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding.

Bron: Hoge Raad 06-09-2024.

Fiscus beoordeelt geen modelovereenkomsten meer

Per 6 september 2024 is de Belastingdienst gestopt met het beoordelen van modelovereenkomsten in verband met de afschaffing van het handhavingsmoratorium.

Het kabinet is tot de conclusie gekomen dat het huidige gebruik van modelovereenkomsten niet langer houdbaar is. Vanaf 6 september 2024 zal de Belastingdienst geen modelovereenkomsten meer beoordelen. Op basis van de beginselen van behoorlijk bestuur zal de fiscus de lopende goedgekeurde modelovereenkomsten eerbiedigen tot de einddatum van de goedkeuring. De partijen kunnen dus tot de einddatum van de modelovereenkomst deze nog gebruiken. De laatste einddatum is in 2029. De goedgekeurde lopende modelovereenkomsten bieden overigens alleen zekerheid voor zover opdrachtgever en opdrachtnemer ook daadwerkelijk werken zoals is overeengekomen in de modelovereenkomst.

Bron: MvF 06-09-2024.

Studie- en fitnesskosten zijn geen ondernemerskosten

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een onderneemster niet geslaagd is om aan te tonen dat de opgevoerde studie- en fitnesskosten van de kinderen zijn ingegeven door zakelijke motieven.

De kinderen van een onderneemster zijn in loondienst bij de onderneemster. Bij de aangifte inkomstenbelasting voert de onderneemster bij de overige personeelskosten collegegelden, fitnesskosten en treinabonnementen op. De Belastingdienst weigert voornoemde kosten in aftrek toe te staan. Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of de kosten voor de studie van de kinderen en de fitnesskosten aftrekbaar zijn. Ook de aftrekbaarheid van de vergoeding van de treinkosten aan de dochter is in geschil.

Opgevoerde kosten hebben geen zakelijke meerwaarde De rechtbank oordeelt dat de studiekosten niet aftrekbaar zijn omdat de studies geen directe zakelijke meerwaarde hebben voor de onderneming. Ook de fitnesskosten zijn niet aftrekbaar, omdat de onderneemster onvoldoende kan aantonen dat deze kosten een zakelijk doel dienen. Diverse andere kosten zijn ook niet aftrekbaar omdat de onderbouwing daarvan ontbreekt. Wel mag de onderneemster een bedrag van € 2.137 voor het treinabonnement van de dochter in aftrek brengen.

Bron: Rb. Noord-Holland 30-05-2024 (gepubl. 02-09-2024).

Hof geeft vuistregels bij boetevermindering

Hof Amsterdam geeft in een uitspraak ook vuistregels voor de vermindering van een verzuimboete vanwege de overschrijding van de redelijke termijn

Een bv doet op 31 december 2019 een dividenduitkering van € 347.000. De Belastingdienst ontvangt de aangifte dividendbelasting op 10 januari 2020. Maar de bv draagt de dividendbelasting niet binnen een maand na de dividenduitkering af. Daarom legt de inspecteur haar een naheffingsaanslag dividendbelasting op. Ook krijgt de bv een verzuimboete opgelegd van 3% van de niet-afgedragen dividendbelasting. De bv gaat in bezwaar en beroep tegen de boete. Voor Hof Amsterdam stelt zij dat zij op 31 december 2019 voor het eerst een dividenduitkering heeft gedaan. De bv was toen niet bekend met de wijze waarop zij de aangifte dividendbelasting moest indienen. Zij stelt op het verkeerde been te zijn gezet door de werkwijze met betrekking tot de inhouding en afdracht van loonheffing. Bovendien heeft de bv na het ontvangen van de naheffingsaanslag de belasting, boete en belastingrente direct betaald. Ten slotte drukt de boete zwaar op de bv.

Doel van verzuimboete Het hof overweegt als volgt. De verzuimboete dient belastingplichtigen te stimuleren om hun wettelijke verplichtingen na te komen. In beginsel mag de fiscus daarom een verzuimboete opleggen als vennootschappen niet op tijd de dividendbelasting betalen. Maar het doel van de verzuimboete is ook te behalen met een verzuimboete van minder dan 3%. Bovendien moet de hoogte van de boete in een evenredige verhouding staan tot de ernst van de verwijtbare gedraging. In deze zaak vindt het hof gezien de omstandigheden een matiging van de boete op zijn plaats. Het hof verlaagt de verzuimboete daarom van € 1.561 naar € 1.000.

Vuistregels boetevermindering Daarnaast past het hof een verdere verlaging toe van de boete naar € 950 omdat de redelijke termijn is overschreden. Het hof heeft de verlaging van de verzuimboete gebaseerd op de volgende vuistregels. Een vermindering van de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn blijft achterwege als de boete minder dan € 1.000 bedraagt. De belastingrechter volstaat dan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Anders bedraagt de vermindering:

5% van de boete, maar maximaal € 2.500, als de redelijke termijn is overschreden met minder dan zes maanden,

10% van de boete, maar maximaal € 2.500, als de redelijke termijn is overschreden met zes tot twaalf maanden,

15% van de boete, maar maximaal € 10.000, als de redelijke termijn is overschreden met een jaar tot twee jaren,

20% van de boete, maar maximaal € 20.000, als de redelijke termijn is overschreden met minstens twee jaren.

Bron: Hof Amsterdam 17-07-2024 (gepubl. 03-09-2024).

Doorbelasten premie aansprakelijkheidsverzekering btw belast

Een stichting die een ziekenhuis exploiteert, belast de premie voor de beroepsaansprakelijkheidsverzekering door naar het samenwerkingsverband van medisch specialisten. De rechtbank oordeelt dat dit een belaste dienst is voor de omzetbelasting.

Een stichting exploiteert een ziekenhuis. De medisch specialistische zorg binnen dat ziekenhuis wordt verricht door medisch specialisten. De in het ziekenhuis werkzame vrijgevestigde medisch specialisten zijn een samenwerkingsverband aangegaan, het coöperatief. De stichting heeft een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Een deel van de premie van die verzekering belast zij door naar het coöperatief. Bij Rechtbank Noord-Holland is het de vraag of de doorbelasting van de premie door de stichting aan het coöperatief een belaste dienst is voor de omzetbelasting.

Doorbelasting btw belaste dienst De rechtbank heeft geoordeeld dat de stichting een economische activiteit verricht door het coöperatief tegen vergoeding te vrijwaren van schadeverhaal. De vrijstelling voor verzekeringsdiensten is niet van toepassing omdat de prestatie van de stichting geen verzekeringsdienst is. Het beroep op het VAVO-arrest faalt omdat er geen sprake is van één ondeelbare economische prestatie tussen de stichting en het coöperatief. Ook het leerstuk van kosten voor gemene rekening is niet van toepassing.

Bron: Rb. Noord-Holland 28-06-2024 (gepubl. 26-08-2024).

Nieuwe of gebruikte auto? Lood om oud ijzer voor bijtelling

De Nederlandse bijtellingsregeling bij privégebruik van de auto van de zaak maakt geen onderscheid tussen nieuwe of gebruikte auto’s. Dit botst niet met de Europese mensenrechten.

Een man woont in België, maar werkt voor een werkgever die is gevestigd in Nederland. Deze werkgever stelt een auto van de zaak ter beschikking aan de Belgische werknemer. Hij kan deze auto gebruiken voor privédoeleinden. Daarom past de Nederlandse werkgever de bijtelling wegens privégebruik auto van de zaak toe. De werknemer betwist de juistheid van de bijtelling. Voor Hof Arnhem-Leeuwarden voert hij aan dat de bijtelling in strijd is met de Europese mensenrechten. Daarbij gaat het om het verbod om producten uit andere EU-lidstaten zwaarder te belasten dan binnenlandse producten. Het hof oordeelt echter dat de bijtellingsregeling geen onderscheid maakt tussen ingevoerde en nationale auto’s. Het voordeel voor privégebruik van de auto telt als loon, ongeacht de woonplaats van de werknemer. Dat de Belgische fiscale autoriteiten onderscheid maken tussen nieuw een gebruikte auto’s en Nederland niet, doet daar niets aan af.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 20-08-2024 (gepubl. 30-08-2024).

Ondanks meerderheid van aandelen geen financiële verwevenheid

Om een fiscale eenheid omzetbelasting te kunnen vormen moet onder meer sprake zijn van financiële verwevenheid tussen ondernemingen. Daarvoor is een meerderheid van de aandelen in een vennootschap alleen niet voldoende.

Een bv verzorgt tegen vergoeding schoonmaakwerkzaamheden voor een stichting. De bv heeft een directeur, die geen aandelen heeft. Voornoemde stichting houdt 51% van de aandelen in de bv, een andere bv houdt de overige 49% van de aandelen. De aandeelhouders van de bv hebben een samenwerkings- en aandeelhoudersovereenkomst gesloten vanwege de oprichting van de bv. Aanvankelijk gaat de inspecteur akkoord met het verzoek de bv op te nemen in de bestaande fiscale eenheid omzetbelasting waartoe de stichting behoort. Later trekt hij die beslissing in als hij de samenwerkings- en aandeelhoudersovereenkomst onder ogen krijgt en legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op.

De procedure bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant Bij de rechtbank is in geschil of de bv kan worden opgenomen in de fiscale eenheid omzetbelasting. Meer in het bijzonder is in het geschil of is voldaan aan de financiële verwevenheid. Daarnaast doet de bv een beroep op het vertrouwensbeginsel, het evenredigheids- en voortvarendheidsbeginsel.

Financiële verwevenheid Om een fiscale eenheid omzetbelasting te kunnen vormen moet onder meer sprake zijn van financiële verwevenheid. Hiervan is sprake als de ene vennootschap de meerderheid van aandelen, met daaraan verbonden, de meerderheid van de zeggenschapsrechten in de andere vennootschap, in handen heeft. De bestuurder van de bv mag een deel van zijn bevoegdheden niet uitoefenen zonder toestemming van de algemene vergadering van de bv. Daarnaast geldt een geschillenregeling tussen de aandeelhouders van de bv waardoor niet kan worden gezegd dat de meerderheidsaandeelhouder haar wil kan opleggen aan de bv of haar medeaandeelhouder. Daardoor is niet voldaan aan de financiële verwevenheid.

Geen strijd met vertrouwensbeginsel of voortvarendheidsbeginsel Ook verwerpt de rechtbank het beroep op het vertrouwensbeginsel. De bv heeft bij het verzoek om een fiscale eenheid essentiële informatie achtergehouden zoals de samenwerkings- en aandeelhoudersovereenkomst. Daardoor kan de bv zich niet beroepen op het vertrouwensbeginsel. Ook is er geen strijd met het evenredigheids- of voortvarendheidsbeginsel. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag tijdig opgelegd.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 08-08-2024 (gepubl. 26-08-2024).

Voor tijdelijke woning geen verlaagd tarief overdrachtsbelasting

Voor toepassing van het lage tarief overdrachtsbelasting moeten de kopers niet alleen de woning meer dan zes maanden bewonen, maar ook de bedoeling hebben de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf in gebruik te gaan nemen.

Een echtpaar koopt op 21 juni 2021 een woning die op 5 januari 2022 juridisch wordt geleverd (hierna: woning I) en betaalt 8% overdrachtsbelasting. Op 1 oktober 2021 koopt het echtpaar een woning die op 8 februari 2022 wordt geleverd (hierna: woning II). Bij deze aankoop is 2% overdrachtsbelasting betaald. Vanwege verbouwingen aan woning II, heeft het echtpaar van 7 januari tot 12 augustus 2022 in woning I gewoond. Het echtpaar wil ook voor de eerste woning 2% overdrachtsbelasting betalen, maar de inspecteur wijst het bezwaar tegen afdracht van 8% overdrachtsbelasting af. Bij Rechtbank Den Haag is het de vraag of de inspecteur het bezwaar terecht heeft afgewezen.

Intentie om woning I permanent te gaan gebruiken ontbreekt De rechtbank overweegt dat voor de verkrijging van een woning de datum waarop de akte van levering is opgemaakt van belang is. Het echtpaar had ten tijde van de verkrijging van woning I niet de intentie die woning permanent als hoofdverblijf te gaan gebruiken. Op het moment van verkrijging van woning I op 5 januari 2022 had het echtpaar de koopovereenkomst voor woning II al gesloten. Het echtpaar wist dat ze in woning I slechts tijdelijk, namelijk tot de verbouwing van woning II was afgerond, zouden verblijven. Het echtpaar had niet de intentie woning I als hoofdverblijf te gaan gebruiken. Dat het echtpaar langer dan zes maanden in woning I heeft gewoond is dan niet meer relevant.

Bron: Rb. Den Haag 24-01-2024 (gepubl. 27-08-2024).

Voor gefactureerde uren was meer arbeidscapaciteit nodig

Als een ondernemer meer uren arbeid factureert dan de maximale arbeidscapaciteit toelaat, dan zijn er te weinig uren in de aangiften loonheffingen verantwoord. Volgens Rechtbank Den Haag zijn de naheffingsaanslagen LB en vergrijpboetes daarom terecht opgelegd.

Een vrouw exploiteert een schoonmaakbedrijf en heeft zich als werkgever bij de Belastingdienst aangemeld. Uit een boekenonderzoek blijkt dat de vrouw in 2018 en 2019 meer uren heeft gefactureerd dan de maximale arbeidscapaciteit van haar toeliet. De vrouw heeft ook geen urenregistratie bijgehouden. Tijdens het boekenonderzoek door de Belastingdienst zijn er ook verdachte facturen van een Belgische vennootschap aangetroffen. Verder blijken er werkzaamheden te zijn verricht door een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een illegaal in Nederland verblijvend persoon. Naar aanleiding van het boekenonderzoek legt de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen op met toepassing van het anoniementarief. Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de boetes moeten worden verminderd vanwege de duur van de procedure.

Uitbestede uren niet aannemelijk gemaakt De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderneemster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden zijn uitbesteed en dat de gefactureerde uren overeenkomen met de aangifte loonheffingen. De maximale arbeidscapaciteit van de onderneming is in 2018 1.712, terwijl er 5.953 uren arbeid zijn gefactureerd. In 2019 is de maximale arbeidscapaciteit 2.212 uur, terwijl er 6.973 uren zijn gefactureerd. Dit betekent dat een aantal uren niet in de aangiften loonheffingen zijn verantwoord. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.

Ambtshalve vermindering vergrijpboetes De vergrijpboetes, gebaseerd op (voorwaardelijke) opzet en grove schuld, zijn ook terecht maar de rechtbank vermindert de boetes ambtshalve vanwege de duur van de procedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Bron: Rb. Den Haag 08-08-2024 (gepubl. 22-08-2024).