BOR ook voor uit ruziesplitsing verkregen onderneming
Een dga schenkt een aanmerkelijk belang in een bv die een 100% belang in een materiële onderneming heeft verkregen uit een ruziesplitsing. Hof Den Bosch bevestigt dat de bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing kan zijn op zo’n schenking.
Een vrouw schenkt al haar aandelen in een bv aan haar zoon. Moeder en zoon willen de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) toepassen op de schenking van de aandelen. Daartoe moet de moeder onder andere voldoen aan de zogeheten bezitseis. Dat betekent dat zij als schenker van een aanmerkelijk belang (ab) in de vijf jaren vóór de schenking een ab hield in een lichaam dat in die vijf jaar een materiële onderneming heeft gedreven. De inspecteur kijkt naar de bezittingen van de bv en de manier waarop zij deze heeft verkregen.
Op het moment van de schenking bestaat het vermogen van de bv uit een 100% deelneming in een dochtervennootschap en een bedrijfspand. De bv stelt dat bedrijfspand ter beschikking aan haar dochtervennootschap. De bv heeft in het kader van een reorganisatie haar activa verkregen van een oudere holding van de vrouw. Deze oude holding heeft vóór deze reorganisatie 49% van de aandelen in een tussenhoudstervennootschap in eigendom gehad. Deze tussenhoudstervennootschap heeft weer diverse deelnemingen met ondernemingen aangehouden. Deze ondernemingen waren grofweg in twee segmenten te verdelen. Na de reorganisatie heeft de moeder het volledige belang in één segment van de onderneming. Voor het toepassen van de BOR sluit de inspecteur aan bij het belang van de oude holding in de tussenhoudstervennootschap van 49%. De fiscus meent dat de moeder voor maar 49% voldoet aan de bezitseis. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het met de Belastingdienst eens.
Maar de zoon gaat in hoger beroep. Volgens het hof is voor de toepassing van de BOR de situatie op het tijdstip van de verkrijging beslissend. In deze zaak drijft de bv op het moment van de schenking een materiële onderneming. Niet relevant is of in die onderneming (zelfstandige) gedeelten zijn te onderscheiden. Dat zou anders zijn als men in de onderneming van de bv meerdere ondernemingen kan onderscheiden. Maar deze omstandigheid is hier niet aan de orde. Het feit dat het ab door middel van de ruziesplitsing de gehele onderneming omvat, houdt de toepassing van de BOR niet tegen. Het oorspronkelijke 49%-belang is door de ruziesplitsing namelijk een 100%-belang geworden in de onderneming. En die onderneming wordt als zodanig al vijf jaar in die vorm gedreven.
Bron: Hof Den Bosch 17-09-2021
Termijn voor dwangsom begint bij ontvangst ingebrekestelling
Als een bestuursorgaan na een ingebrekestelling niet tijdig een beslissing neemt op een bezwaarschrift, kan de belanghebbende een dwangsom vorderen. De beslistermijn gaat echter pas in wanneer de ingebrekestelling het bevoegde bestuursorgaan bereikt.
De gemeente Haarlem legt aan een vrouw een naheffingsaanslag parkeerbelasting op. De vrouw tekent bezwaar aan tegen deze naheffingsaanslag. Haar gemachtigde stuurt op 2 mei 2017 een ingebrekestelling naar de gemeente Haarlemmermeer. Op 8 mei 2017 ontvangt de gemeente Haarlem deze ingebrekestelling. Zij doet op 24 mei 2017 uitspraak op het bezwaarschrift. De gemeente gaat hierbij uit van een datum van ingebrekestelling van 8 mei 2017 en kent de vrouw een dwangsom toe van slechts € 40. De vrouw meent echter dat zij recht heeft op een hogere dwangsom. Daarom tekent zij beroep aan tegen de beslissing van de gemeente. De Hoge Raad bevestigt dat het bezwaarschrift van de vrouw eerst bij een onbevoegde gemeente is ingediend. De termijn begint dan te lopen vanaf de datum dat het bevoegde bestuursorgaan de ingebrekestelling na doorzending heeft ontvangen. De gemeente hoeft geen hogere dwangsom te betalen, zo oordeelt de Hoge Raad.
Bron: Hoge Raad 24-09-2021
Rekening-courant-verrekening telt niet als betaling voor btw
Onder voorwaarden kan een verrekening in de rekening-courant voor de omzetbelasting tellen als een betaling. Men moet dan wel duidelijk maken dat de schuldeiser afstand doet van zijn vordering in ruil voor een nieuw vorderingsrecht.
In een zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de inspecteur een vennootschap diverse naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd vanwege te weinig opgeven btw. De vennootschap vindt echter dat de naheffingsaanslagen te hoog zijn. Zij beweert onder meer recht te hebben op aftrek van voorbelasting ten aanzien van facturen van een gelieerde vennootschap. De inspecteur gelooft niet dat de vennootschap deze facturen heeft betaald. Maar de vennootschap voert aan dat de facturen door verrekening in rekening-courant (r-c) zijn voldaan. De rechtbank redeneert dat de verrekening in r-c kan tellen als een betaling mits sprake is van schuldvernieuwing. Daarvoor is het nodig dat de schuldeiser in een overeenkomst afstand doet van een vorderingsrecht. Vervolgens moet een nieuwe verbintenis ontstaan, zodat de schuldeiser een nieuw vorderingsrecht verkrijgt op de schuldenaar.
De rechtbank haalt uit de summiere r-c-overeenkomsten niet dat is voldaan aan deze voorwaarden. Op grond van deze overeenkomsten kunnen de vorderingen wijzigen via bankmutaties of via een vastlegging op andere wijze. Een bankmutatie van de transacties tussen de vennootschap en de wederpartij leidt dus niet per definitie tot de vereiste schuldvernieuwing. De vennootschap maakt evenmin met een vastlegging op andere wijze aannemelijk dat schuldvernieuwing heeft plaatsgevonden. Op dit punt stelt de rechtbank de Belastingdienst in het gelijk. Overigens verklaart de rechtbank het beroep tegen een aantal naheffingsaanslagen wel gegrond.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 22-09-2021
Nieuwe en verlengde fiscale maatregelen wegens coronacrisis
In het besluit noodmaatregelen coronacrisis is een tijdelijke aanvullende tegemoetkoming voor belastinguitstel en aanpassing van de reikwijdte van de betalingsregeling opgenomen. Daarnaast wordt een aantal maatregelen verlengd tot 1 januari 2022.
Het demissionaire kabinet verlengt de navolgende (fiscale) maatregelen tot en met 31 december 2021:
Doorlopen van de vaste reiskostenvergoeding tot 1 januari 2022
Vrijstelling voor Duitse bepaalde socialezekerheidsuitkeringen.
Goedkeuring verlaging gebruikelijk loon op basis van vergelijking omzet 2021 in verhouding tot omzet 2019.
Totdat het in formele wetgeving is omgezet, verruiming van de vrije ruimte in de werkkostenregeling tot 3% bij een loonsom tot € 400.000 en 1,18% voor het meerdere.
De Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS) en de regeling Subsidies vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) hoeven ondernemers niet tot hun fiscale winst te rekenen. Dit zal ook nog in de wet worden vastgelegd.
Goedkeuring versoepeling herinvesteringstermijn voor herinvesteringsreserve. Coronacrisis is een bijzondere omstandigheid daardoor hoeven herinvesteringen niet uiterlijk drie jaar na het jaar van investeren plaats te vinden.
Uitstel van betaling voor te betalen belastingen van 1 oktober 2021 tot 1 februari 2022 Daar sommige ondernemers nog steeds te maken hebben met liquiditeitsproblemen die zijn ontstaan door de coronacrisis, kunnen ondernemers die aan de (negen) voorwaarden voldoen in aanmerking komen voor de tijdelijke bijzondere uitstelregeling voor de van betaling van belastingschulden die betaald hadden moeten zijn in de periode vanaf 1 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022. De ondernemer kan hier tot en met 31 januari 2022 schriftelijk om verzoeken.
Voor ondernemers aan wie uitstel van betaling is verleend op grond van de tijdelijke bijzondere uitstelregeling, keurt de staatssecretaris goed dat verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022, worden geacht niet te zijn opgelegd. Als een verzuimboete wordt opgelegd, zorgt de ontvanger ervoor dat deze ambtshalve wordt vernietigd.
Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschulden Daarnaast komt er een betalingsregeling voor de opgebouwde belastingschuld. Kwam een ondernemer in aanmerking voor het bijzonder uitstel van betaling? Dan heeft hij recht op uitstel van betaling tot uiterlijk 1 oktober 2027 voor belastingen van ondernemers:
die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn;
die in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 31 januari 2022 betaald hadden moeten zijn.
Er wordt dan ook geen invorderingsrente berekend. De ondernemer lost de belastingschuld uiterlijk op 1 oktober 2027 af door middel van een betalingsregeling. Gedurende de betalingsregeling geldt moet de ondernemer zich stipt houden aan zijn nieuw opkomende fiscale verplichtingen. Dit betekent dat de ondernemer tijdig juiste aangiften indient en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen tijdig en volledig nakomt.
Ambtshalve vermindering belastingrente Mensen die gebruik hebben gemaakt van de hulp bij aangifte (2019 en 2020) aangeboden door de Belastingdienst waren vanwege de coronacrisis soms te laat met het indienen van hun aangifte. Daardoor berekent de Belastingdienst bij de aanslag belastingrente. Dat vindt de staatssecretaris ongewenst. Daarom wordt volgens de goedkeuring de in rekening gebrachte belastingrente onder voorwaarden aan de belastingplichtige teruggegeven.
Betaalpauze hypotheken In een afzonderlijk besluit is goedgekeurd dat een betaalpauze bij een eigenwoningschuld mogelijk blijft. De eigenwoningbezitter en de geldverstrekker moeten de betaalpauze zijn overeengekomen. De betaalpauze moet uiterlijk op 1 januari 2022 ingaan en mag maximaal een jaar duren. Voor een eigenwoningschuld bij een eigen bv of bij familie of kennissen gelden aanvullende voorwaarden. Dan moet onder meer aantoonbaar een terugval in het arbeidsinkomen zijn geweest.
Bron: MvF 24-09-2021 en 23-09-2021
Terugwerkende kracht sectorindeling voor werkgever
Het beleid om een wijziging in de sectorindeling tot maximaal vijf jaar terugwerkende kracht te geven is zelf met terugwerkende kracht ingetrokken. Dit vormt volgens de Hoge Raad een niet te rechtvaardigen schending van het eigendomsrecht.
Per 1 januari 2006 is een bv voor de toepassing van de sociale verzekeringen ingedeeld in sector 41 (Groothandel I). Deze bv verzoekt op 29 augustus 2018 om de sectorindeling met ingang van 1 januari 2013 te wijzigen naar sector 10 (Metaalindustrie). Zij verwijst naar het beleid van de fiscus om aan een wijziging van een sectorindeling maximaal vijf jaar terugwerkende kracht toe te kennen. Bij een sectorwijziging vanaf 1 januari 2013 heeft de bv recht op een premieteruggaaf van € 332.287. De inspecteur kent aan de wijziging in de sectorindeling maar een tot 1 september 2018 terugwerkende kracht toe. Daarop begint de bv een beroepsprocedure.
Hof Den Bosch verklaart het beroep van de bv ongegrond. Het beleid waarnaar de bv verwijst is namelijk komen te vervallen en wel met terugwerkende kracht tot 29 juni 2018. Voor deze terugwerkende kracht bestaat volgens het hof een rechtvaardiging. De wetgever heeft namelijk gevreesd dat veel werkgevers de mogelijkheid tot wijziging van de sectorindeling met terugwerkende kracht zouden willen benutten. De grote hoeveelheid verzoeken zou een te grote belasting zijn voor de capaciteit van de Belastingdienst. Verder meent het hof dat de nadelige gevolgen van het wachten met het indienen van het verzoek tot wijziging van de sectorindeling voor rekening en risico van de bv moeten komen.
De Hoge Raad volgt in de cassatieprocedure een andere redenering dan het hof. Binnen het wettelijk systeem vindt de sectoraansluiting namelijk van rechtswege plaats. De fiscus moet daarom foutieve sectorindelingen zoveel mogelijk herstellen. Verder dient de inspecteur de gevolgen van een onjuiste sectorindeling zoveel mogelijk ongedaan maken. Het risico dat veel werkgevers een wijziging met terugwerkende kracht aanvragen, is dus geen reden om het eigendomsrecht aan te tasten. Dat een werkgever op de hoogte kon zijn van de onjuiste sectorindeling en eerder om wijziging van de sectorindeling had kunnen verzoeken, doet daar niets aan af. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van de bv gegrond. De zaak wordt doorverwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Bron: Hoge Raad 24-09-2021
Geen aftrek voor volledig betaalde hypotheekrente
Voor de aftrek van rente vanwege een eigenwoningschuld in de situatie dat geen sprake meer is van fiscaal partnerschap, is de eigendomsverhouding van de woning relevant. Betaalt de ene partner de volledige rente, dan krijgt hij toch slechts aftrek voor het aandeel van de rente dat overeenkomt met zijn aandeel in de eigendom.
Een man is tot en met 15 maart 2000 in gemeenschap van goederen gehuwd met zijn ex-partner. Samen met zijn ex-partner bezat de man een woning, ieder voor 50%. In het echtscheidingsconvenant is overeengekomen dat de man geen alimentatie hoeft te betalen aan zijn ex-partner. Ook is daarin overeengekomen dat de man in de woning blijft en alle kosten zou betalen. Tot die kosten behoort onder meer 100% van de rente op de eigenwoningschuld. In 2016 en 2017 heeft de man geen fiscaal partner. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is voor 2016 en 2017 in geschil of de man recht heeft op aftrek van de volledig betaalde rente.
De rechtbank stelt vast dat de man slechts voor 50% eigenaar is van de woning. Hieruit volgt dat voor de man ook slechts 50% van de lening kwalificeert als eigenwoningschuld. Om die reden kan de man maar 50% van de betaalde rente in aftrek brengen. De andere 50% van de rente is niet aftrekbaar. Ook niet als onderhoudsverplichting aangezien in het echtscheidingsconvenant is opgenomen dat de man geen alimentatie hoeft te betalen.
De rechtbank ziet geen mogelijkheden om van de wettelijke bepalingen af te wijken. Dat kan de rechter alleen doen als er bijzondere omstandigheden zijn, die niet zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Maar dat is hier niet aan de orde. Als de man zijn belastingaanslagen niet kan betalen, adviseert de rechtbank de man contact op te nemen met de ontvanger.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-09-2021
Hoge Raad verduidelijkt nemo-teneturbeginsel
In een overweging ten overvloede heeft de Hoge Raad de rol van het nemo-teneturbeginsel bij de suppletieplicht voor de omzetbelasting toegelicht. Verkrijgt de Belastingdienst bewijs voor een beboetbare gedraging van de belastingplichtige door de suppletieplicht? Dan mag de Belastingdienst dit niet als bewijs voor een beboetbare gedraging gebruiken.
Een onderneemster heeft in het tweede kwartaal van 2011 ten onrechte € 209.000 in mindering gebracht op de door haar verschuldigde omzetbelasting. Bij de constatering dat te weinig omzetbelasting is betaald, heeft de onderneemster de plicht om hiervan de Belastingdienst op de hoogte te brengen. Dat is niet gebeurd en daarom heeft de Belastingdienst een vergrijpboete aan haar opgelegd.
Het hof heeft geoordeeld dat de suppletieplicht geen strijd oplevert met het nemo-teneturbeginsel. De Hoge Raad laat dat oordeel in stand, omdat de cassatiemiddelen niet daartegen zijn gericht. Ten behoeve van de rechtsontwikkeling gaat de Hoge Raad nog wel ten overvloede in de verhouding tussen het nemo-teneturbeginsel en de suppletieplicht. De Hoge Raad merkt op dat het nemo-teneturbeginsel (niemand mag gedwongen worden aan zijn eigen veroordeling mee te werken) niet aan het opleggen van een bestuurlijke boete in de weg staat als de belastingplichtige niet vrijwillig een suppletieaangifte indient. De informatie die de Belastingdienst daarmee verkrijgt, mag hij echter niet gebruiken als bewijs voor het begaan van een beboetbaar of strafbaar feit.
Bron: HR 24-09-2021
SEPP-bedrag per elektrische auto omlaag
Het maximale subsidiebedrag voor een elektrische auto gaat vanaf 2022 verder omlaag dan in eerste instantie gepland was, zo blijkt uit een brief staatsecretaris Van Weyenbergh (I en W). Wel komt meer geld beschikbaar voor subsidie. Het kabinet wil zo meer mensen de kans geven een elektrische auto te kopen of leasen, nieuw of tweedehands.
Het subsidiebudget voor nieuwe elektrische auto’s was afgelopen jaar heel snel op en ook de subsidiepot voor gebruikte elektrische auto’s was in augustus leeg. Om de kabinetsambitie uit het Klimaatakkoord, 100% emissievrij nieuwverkoop auto’s in 2030, te behalen wordt extra geld vrijgemaakt voor de (fiscale) stimulering van elektrische personenauto’s en wordt tegelijkertijd extra ingezet op het aantrekkelijk maken van elektrisch rijden voor particulieren en voor ondernemers door aanschafsubsidies.
Voor wat betreft de zakelijke markt wordt de bijtelling voor elektrische auto’s niet extra verhoogd en stijgt deze in 2022, zoals eerder aangekondigd, naar 16%. Wel gaat de cataloguswaarde van de auto waarvoor de bijtellingskorting geldt (cap) eerder omlaag. Vanaf 2022 is de cap € 35.000 en per 2023 wordt deze verlaagd naar € 30.000.
Van Weyenberg trekt € 28 miljoen extra uit voor de aanschaf van een elektrische bestelbussen (SEBA). Ondernemers kunnen nu al tot € 5.000 subsidie krijgen bij de overstap naar een bestelbus die elektrisch of op waterstof rijdt. De verwachting is dat steeds meer ondernemers daar gebruik van willen maken, in aanloop naar 2025. Steden mogen vanaf dan zones aanwijzen waar alleen schone bestelbussen mogen rijden.
Om elektrisch rijden voor particulieren aantrekkelijk te maken wordt de komende drie jaar de subsidiepot voor nieuwe elektrische auto’s met € 80 miljoen verhoogd en die voor gebruikte elektrische auto’s met € 10 miljoen. Omdat de prijzen van elektrische auto’s dalen en omdat er meer animo is dan gedacht heeft het kabinet er, mede op advies van de sector, voor gekozen het subsidiebedrag per nieuwe auto te verlagen. In 2022 wordt dat € 3.350, in plaats van de geplande € 3.700. De jaren erna daalt dat verder: € 2.950 in 2023, € 2.550 in 2024 en € 0 in 2025. Voor tweedehands auto’s blijft de subsidie € 2.000.
Bron: Min. I en W 22-09-2021
Prinsjesdag 2021 – pakket Belastingplan 2022
Het Belastingpakket 2022 bestaat uit de volgende zes wetsvoorstellen: Belastingplan 2022, Overige fiscale maatregelen 2022, Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking, Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten, Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen en Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijks wijzigen bedragen heffingsverminderingen. Daarnaast is het wetsvoorstel Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel aan de Tweede Kamer aangeboden.
1. Belastingplan 2022
Verlaging inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) ter dekking ouderschapsverlof.
Aanpassing van de catalogusprijs waarover de maximale korting op de bijtelling voor emissievrije personenauto’s van toepassing is
Ophoging steunpercentages MIA van 13,5%, 27% en 36% naar respectievelijk 27%, 36% en 45%.
Uitzondering fiscaal partnerbegrip voor toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting
Verhoging leeftijdsgrens status kind van vergunninghouder
Huurtoeslag bij huurgrensoverschrijding, specificering voorafgaande maand geschrapt
Verlengen geldigheidsduur gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups met een jaar
Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten van € 2 per thuiswerkdag
Wettelijk vastleggen tijdelijke verruiming vrije ruimte (COVID-19)
Temporele beperking verrekening voorheffingen met de Vpb (Sofina)
Vrijstelling van overdrachtsbelasting bij terugkoop woning met verkoopregulerend beding
Verduidelijkingen en technische wijzigingen overdrachtsbelasting
Aanpassen CO2-schijfgrenzen en de schijftarieven voor personenauto’s en de CO2-grens en tarief voor de dieseltoeslag voor personenauto’s
Uitbreiding overgangsrecht Postcoderoosregeling
Aanpassen verlaagd tarief walstroom
Aanpassen energiebelasting ter voorkoming dubbele belasting bij batterijopslag
2. Overige fiscale maatregelen 2022
Toepassing van de bijleenregeling en de aflossingsstand wordt in partnerschapssituaties rechtvaardiger en onbedoelde renteaftrekbeperkingen worden voorkomen. Ook wordt de eigenwoningregeling in situaties van overlijden eenvoudiger gemaakt en wordt een achterblijvende partner niet onnodig geconfronteerd met het eigenwoningverleden van de overleden fiscale partner.
Verduidelijken berekeningswijze jaarlijkse herijking van rendementspercentages box 3
Reparatiewetgeving Wet aanpassing box
Maandelijkse gegevenslevering
Delegatiebepaling ondersteuning toeslaggerechtigden
Vereenvoudigen en verduidelijken systematiek S&O-afdrachtvermindering
Verrekenvolgorde bij CFC-maatregel
Aanpassen verwerking negatieve btw-melding
Verduidelijken Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen in relatie tot gebruik van de weg, de wijze van afschrijving op de waarde van een voertuig en enkele technische aanpassingen
Verduidelijken samenloop nihiltarief en vrijstelling aardgas
3. Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking
In dit wetsvoorstel wordt de belastingplichtmaatregel nader ingeregeld in de systematiek van de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de bronbelasting. Tevens worden enkele aanpassingen voorgesteld van de in de genoemde implementatiewet opgenomen belastingplichtmaatregel. Ook wordt voorgesteld om het toepassingsbereik van de hybridemismatchmaatregelen in de vennootschapsbelasting uit te breiden naar gevallen waarin de hybridemismatch ontstaat tussen de belastingplichtige en een gelieerd natuurlijk persoon.
4. Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten
Voorgesteld wordt om de fiscale regeling voor aandelenoptierechten te wijzigen waardoor het aantrekkelijker wordt om aandelenoptierechten als loon te verstrekken. Als gevolg van dit voorstel wordt het heffingsmoment van uitoefening van een aandelenoptierecht in beginsel verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht verkregen aandelen verhandelbaar zijn en er dus liquide middelen voorhanden kunnen zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.
5. Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen
Om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst op te kunnen lossen of ten minste te verzachten, kan het gepast zijn om een tegemoetkoming te bieden. De voorgestelde maatregel biedt daarvoor de juridische grondslag. Op grond daarvan kunnen bij algemene maatregel van bestuur (amvb) gevallen worden aangewezen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
6. Wetsvoorstel verlaging tarief en maandelijks aanpassen verhuurderheffing
Gebleken is dat de beperking dat slechts per eerste van elk kwartaal bedragen kunnen worden aangepast, kan leiden tot een forse toename van het bedrag aan aanvragen tussen het moment dat de overschrijding blijkt en het eerst mogelijke moment van aanpassing. Het heeft daarom de voorkeur dat de wijziging van bedragen waaronder het op nihil stellen van bedragen iedere maand mogelijk wordt, in plaats van ieder kwartaal.
Dit wetsvoorstel regelt in relatie tot de uitvoering bij de Belastingdienst enkel een tariefsverlaging van de verhuurderheffing.
7. Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel
Het doel van het wetsvoorstel is om verrekenprijsverschillen weg te nemen die ontstaan als gevolg van een verschillende toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in met name internationale situaties, die ertoe leiden dat een deel van de winst van een multinationale onderneming niet in een naar de winst geheven belasting wordt betrokken. Dit wetsvoorstel beperkt bij de belastingplichtige een neerwaartse aanpassing van de winst op grond van het zakelijkheidsbeginsel voor zover bij het andere lichaam dat bij de transactie betrokken is geen of een te lage corresponderende opwaartse aanpassing in de belastinggrondslag wordt betrokken.
Verslag evaluatie pilot webmodule naar Kamer
Het doel van de pilot was en is om zicht te krijgen op de werking van de webmodule en wat deze voor opdrachtgevers in de dagelijkse praktijk kan betekenen. Bij 70% van de opdrachten geeft de webmodule duidelijkheid. Dit blijkt uit de evaluatie van de pilot schrijft minister Koolmees in een voortgangsbrief ‘Werken als zelfstandige’. In afwachting van de formatie blijft het moratorium op de handhaving door de Belastingdienst van kracht.
De pilot is 11 januari 2021 gestart en de resultaten tot 10 juli 2021 zijn geëvalueerd. De zes maanden durende pilot is 22.000 keer geopend en 6.600 deelnemers hebben de vragenlijst volledig ingevuld.
Uit de webmodule komt dat gemiddeld in 28% van de gevallen de uitkomst ‘indicatie buiten dienstbetrekking’ wordt gegeven en in 33,9% van de gevallen de uitkomst ‘indicatie dienstbetrekking’. In 9,7 % was sprake van een fictieve dienstbetrekking. In 28,4% van de gevallen is er geen oordeel mogelijk op basis van de webmodule. Als opdrachtgevers en -nemers op een aantal punten aanpassingen doen in het werkproces is dit laatste cijfer mogelijk terug te brengen tot onder de 20%. Het percentage ‘indicatie dienstbetrekking’ zou dan stijgen naar 39,4%. Het percentage geen oordeel zou uitkomen op 17%. De webmodule blijft voorlopig als voorlichtingsinstrument bestaan. De informatie die zo is opgehaald wordt gebruikt ter verbetering van dit instrument. Het nieuwe kabinet zal besluiten welke verdere stappen zullen worden genomen rond het werken als zelfstandige en of en in welke vorm de webmodule wordt ingevoerd.
Uit een aan de webmodule toegevoegde enquête beoordeelt het merendeel van de gebruikers de gebruiksvriendelijkheid en de duidelijkheid van de webmodule als positief.
De afgelopen maanden zijn er ook gesprekken gevoerd met verschillende sectoren rond het thema ‘werken als zelfstandige’ onder meer over de redenen die mensen hebben om te werken als zelfstandige en of en waar het wettelijk kader knelt. Ongelijkheid speelveld werkenden en het belang van meer duidelijkheid en zekerheid worden als grootste knelpunten ervaren. Een ander terugkerend thema zijn de grote kostenverschillen die er zijn tussen loondienst en de inhuur van zelfstandigen.
Het handhavingsmoratorium blijft voorlopig van toepassing totdat er een besluit wordt genomen over de invoering van de webmodule en het (gefaseerd) opstarten van de handhaving. Dat is aan een volgend kabinet. Dat betekent dat er voorlopig beperkt gehandhaafd wordt door de Belastingdienst. Er wordt alleen gehandhaafd op kwaadwillendheid of wanneer aanwijzingen van de Belastingdienst niet binnen een redelijke termijn zijn opgevolgd. Voor een betere naleving is handhaving overigens zeker niet altijd nodig. Het doen van een bedrijfsbezoek of een boekenonderzoek draagt vaak al bij aan een betere werkwijze. Ook werken de Belastingdienst en Inspectie SZW beter samen bij het toezicht arbeidsrelaties en bij het opsporen van schijnconstructies.
Bron: Min. SZW en MvF 20-09-2021