Pilot Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie
De Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie start de komende zes maanden als pilot. De webmodule is een online vragenlijst waarmee de opdrachtgever duidelijkheid kan krijgen over de arbeidsrelatie met een opdrachtnemer.
De regels over inhuur van zzp’ers zijn voor veel opdrachtgevers onduidelijk. Daarom heeft het kabinet een webmodule laten maken die kan helpen bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. De vragenlijst is een hulpmiddel om vast te stellen of de opdrachtnemer de werkzaamheden buiten een dienstbetrekking kan uitvoeren. De webmodule staat op Ondernemersplein.kvk.nl.
Deze pilot webmodule is anoniem en er kunnen in deze fase geen rechten aan worden ontleend. Het kabinet wil de pilot later dit jaar evalueren om erachter te komen of de module als instrument behulpzaam is en om hem waar nodig te verbeteren. Na afloop van de pilot beslist het kabinet op welk moment de handhaving (gefaseerd) wordt opgestart, op z’n vroegst is dat 1 oktober 2021.
Bron: Min. SZW en MvF 11-01-2020, Ondernemersplein.KVK.nl
Splitsingsvrijstelling OVB ook voor vastgoed als belegging
Om te bepalen of voor de overdrachtsbelasting een beroep kan worden gedaan op de splitsingsvrijstelling is de rechtspraak van het HvJ inzake het begrip fusie van belang. Uit die rechtspraak volgt dat de fusierichtlijn ook geldt voor vennootschappen zonder materiële onderneming.
Een bv ontstaat in 2015 uit een juridische splitsing van G bv. G bv had twee 50%-aandeelhouders, een broer en een zus. Deze laatste houdt de aandelen in deze bv. De tweede vennootschap die bij die splitsing ontstond is de persoonlijke houdster-bv van de broer. De bv verkreeg alle aandelen in een onroerendezaakrechtspersoon. De bv heeft bij de verkrijging van de aandelen in de onroerendezaakrechtspersoon een beroep gedaan op de splitsingsvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. De inspecteur vennootschapsbelasting heeft de splitsingsvrijstelling vennootschapsbelasting verleend.
Bij de Hoge Raad is het de vraag of overdrachtsbelasting verschuldigd is bij de verkrijging door de bv van de aandelen in de onroerendezaakrechtspersoon. Met name betreft het de vraag of aan de splitsing zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de vrijstelling niet van toepassing geacht. De Hoge Raad casseert die uitspraak echter en zet uiteen dat de splitsingsvrijstelling volgens de Fusierichtlijn moet worden uitgelegd. Doorslaggevend voor de uitleg van het begrip ‘zakelijke overwegingen’ is de rechtspraak van het HvJ. Uit die rechtspraak volgt dat het niet uitmaakt of een verwervende of een verworven vennootschap al dan niet een materiële onderneming drijft. Ook zonder een onderneming in voornoemde zin bestaat mogelijkheid dat de fusie berust op zakelijke overwegingen.
Er is geen reden om aan te nemen dat voor vennootschappen waarin geen materiële onderneming zit de vrijstelling niet zou gelden. Volgens de Hoge Raad staat vast dat de jurisprudentie van het HvJ over de fusievrijstelling, ook in dit geval geldt. De tekst van de Fusierichtlijn maakt namelijk geen onderscheid tussen fusies en splitsingen. Daarom is het uitgangspunt dat ook vennootschappen zonder materiële onderneming zakelijke overwegingen kunnen hebben om te herstructureren. De in art. 5c, lid 1, Uitvoeringsbesluit BRV genoemde herstructurering of rationalisering van actieve werkzaamheden zijn niet meer dan voorbeelden van zakelijke overwegingen voor een splitsing.
Bron: HR 18-12-2020
Uitbreiden en later kwijtschelden lening is geen schenking
Een ouder kan via zijn eigen bv geld lenen aan een vennootschap van zijn kind. Is deze lening onzakelijk, dan kan sprake zijn van een verkapte schenking. Maar een uitbreiding van deze lening en latere kwijtschelding hoeft volgens Rechtbank Gelderland geen schenking te vormen.
Een vader van drie kinderen is tevens enig aandeelhouder van een bv. Zijn kinderen hebben allemaal een eigen holding. Op 13 december 2007 leent de bv van vader aan iedere holding van de kinderen een bedrag van € 166.670 uit. De looptijd van deze leningen is twee jaar en de rente bedraagt 6%. De holdings lenen deze bedragen vervolgens uit aan hun gezamenlijke dochtervennootschap. Op 2 januari 2008 breiden de partijen de bestaande leningen uit tot een bedrag van maximaal € 700.000. Eind 2009 verlengt de bv de looptijd van de lening. Diezelfde dag cederen de holdings hun vorderingen op hun dochtervennootschap aan de bv van de vader. Eind 2014 scheldt de bv de dochtervennootschap haar schuld kwijt.
Vervolgens ontstaat tussen een zoon van de dga en de Belastingdienst een geschil over de fiscale gevolgen van het verstrekken, uitbreiden en kwijtschelden van de lening. De inspecteur meent dat het verstrekken van de leningen in 2007 kwalificeert als een schenking door de vader aan zijn kinderen. De Belastingdienst stelt het bedrag van de schenking op het aanvaarde onzakelijke debiteurenrisico. Met het uitbreiden van de leningsovereenkomst heeft volgens de fiscus eveneens een schenking plaatsgevonden. De inspecteur meent dat het een schenking onder opschortende voorwaarde betreft. De zoon bestrijdt dit alles en begint een bezwaar- en beroepsprocedure.
De rechtbank merkt op dat de zoon het bezwaarschrift tegen de aanslag schenkbelasting over 2007 te laat heeft ingediend. Zijn beroep tegen deze aanslag is dus niet-ontvankelijk. De fiscale kwalificatie van de uitbreiding van de leenovereenkomst en de kwijtschelding komt wel aan bod. De rechter oordeelt dat deze handelingen geen verkapte schenkingen vormen. De fiscus maakt namelijk niet aannemelijk dat de partijen bij het aangaan van de lening een opschortende voorwaarde zijn overeengekomen. De bv liep wel een debiteurenrisico, maar dat is kenmerkend voor het uitlenen van geld. De kwijtschelding vloeit daarom niet voort uit een opschortende voorwaarde.
Bron: Rb. Gelderland 06-11-2020 (gepubl. 04-01-2021)
Geen giftenaftrek vanwege ontbreken getekende verklaring
Als een vrijwilliger afziet van een kostenvergoeding voor werkzaamheden voor een ANBI kan hij die niet bedongen vergoeding onder voorwaarden als gift in aftrek brengen op zijn inkomen. De ANBI moet daarvoor een verklaring afgeven. Daarin moet staan dat de belanghebbende zich als vrijwilliger voor de ANBI heeft ingezet en aanspraak kan maken op de in de verklaring genoemde vergoeding.
De rechtbank benoemt een man in 2013 tot mentor. In de verklaring inzake mentorvergoeding geeft de man aan alleen aanspraak te willen maken op een kostenvergoeding van € 250. De mentor past in zijn aangifte inkomstenbelasting de giftenaftrek toe op niet-bedongen beloningen en niet-gedeclareerde kosten. De inspecteur weigert de geclaimde giftenaftrek.
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden staat de toepassing van de giftenaftrek op de niet-bedongen beloning en niet-gedeclareerde kosten ter discussie. De mentor wil de niet-bedongen beloning voor aanvangswerkzaamheden mentorschap en de beloning voor het mentorschap in aftrek brengen als gift. Ook wil de mentor een aantal niet-gedeclareerde kosten als gift in aftrek brengen.
Het hof vindt het niet waarschijnlijk dat de mentor recht zou hebben gehad op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. De man is namelijk al in 2013 tot mentor benoemd. De mentor heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft afgezien van een vergoeding voor mentorschap met de enkele verwijzing naar de verklaring. Uit de verklaring blijkt niet dat de mentor heeft afgezien van een beloning. Voorts gaat het hof niet akkoord met aftrek van giften van de niet-gedeclareerde kosten voor het meenemen van bewoners van een stichting.
De reden dat het hof de giftenaftrek voor de niet-bedongen beloning en de niet-gedeclareerde kosten weigert is het ontbreken van een getekende verklaring. Daardoor is niet duidelijk dat en tot welke bedragen de mentor exact heeft afgezien van een beloning of een kostenvergoeding.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 08-12-2020
Rittenregistratie zonder exacte adressen kan geldig zijn
Door het bijhouden van een goede rittenregistratie kan een ondernemer met een auto van de zaak de toepassing van het autokostenforfait achterwege laten. Volgens Rechtbank Noord-Nederland hoeft een rittenregistratie niet perfect te zijn. Hoe verder het aantal geregistreerde privékilometers onder de 500 kilometer zit, des te groter de foutmarge. Zo hoeft zelfs het ontbreken van exacte adresgegevens niet fataal te zijn.
Een ondernemer is via zijn eenmanszaak actief op het gebied van technisch ontwerp en advieswerkzaamheden en soft- en hardware engineering in de industrie. De man rekent een auto tot het vermogen van zijn eenmanszaak. Zijn gezin beschikt over een andere auto. De ondernemer houdt over de jaren 2012 tot en met 2016 rittenregistraties bij in Excel-bestanden. Tijdens een boekenonderzoek door de fiscus blijken deze bestanden te zijn beschadigd. Zij zijn als rittenadministratie vrijwel volledig onleesbaar. De man besluit de rittenregistraties te reconstrueren. Dit doet hij aan de hand van het leesbare deel van de bestanden, zijn urenregistratie, zijn agenda, zijn facturen en een routeplanner. De inspecteur accepteert de gereconstrueerde rittenregistraties niet vanwege het ontbreken van exacte adressen.
De Belastingdienst legt de man over de jaren 2012 tot en met 2016 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting op. De man gaat in beroep tegen deze aanslagen. De rechtbank wijst de fiscus op de vrije bewijsleer. Een rittenregistratie is daarom niet de enige manier om te bewijzen dat een ondernemer hoogstens 500 privékilometers heeft gereden. Zelfs een eigen verklaring van de belastingplichtige kan volgens de rechtbank genoeg zijn. Hierbij is wel van belang hoeveel gewicht die verklaring in de schaal legt.
De rechtbank aanvaardt de gereconstrueerde rittenregistraties over de jaren 2014 en 2015. Deze registraties bevatten enkele aanknopingsverschillen, maar deze zijn niet fataal. Het gaat in deze jaren om betrekkelijk kleine en verklaarbare verschillen. De foutmarges zijn krap, maar voldoende om kleine verschillen op te vangen. De rechtbank vernietigt daarom de navorderingsaanslagen over 2014 en 2015. De gebreken in de gereconstrueerde rittenregistraties over de jaren 2012, 2013 en 2016 zijn ernstiger. De aanknopingsverschillen zij te groot om onder de krappe foutmarge te vallen, zodat in de desbetreffende jaren het autokostenforfait van toepassing is.
Bron: Rb. Noord-Nederland 17-12-2020
Subsidieloket elektrische auto weer open
Vanaf maandag 4 januari 2021 09.00 uur is het weer mogelijk om als particulier € 4.000 subsidie aan te vragen voor de aanschaf van een elektrische auto. De verwachting is dat de subsidiepot snel leeg is.
Voorwaarde voor het indienen van een subsidieaanvraag is dat het koopcontract op of na 1 januari 2021 is gesloten. Verder mag de catalogusprijs van de elektrische auto niet lager zijn dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000, moet de auto een actieradius hebben van minimaal 120 kilometer en mag de auto niet zijn omgebouwd tot elektrische auto. De subsidiepot 2021 voor nieuwe elektrische auto’s is € 1.108.000, men moet er dan ook snel bij zijn. Dat bedrag is goed voor 275 nieuwe auto’s.
Nadat het voor 2020 beschikbare bedrag na acht dagen verbruikt was, werd de subsidie voor dit jaar naar voren gehaald. Staatssecretaris van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat zette hier in oktober een streep door, omdat het bedrag opnieuw vliegensvlug slonk.
Als het voor 2021 beschikbare restbedrag is verbruikt, zullen particulieren tot 2022 moeten wachten. Pas dan is het weer mogelijk om subsidie aan te vragen. Op de website van rvo.nl staat een actueel overzicht van het subsidiebudget.
De subsidiepot 2021 voor gebruikte elektrische auto’s bedraagt € 13.500.000. de subsidie voor gebruikte auto’s bedraagt € 2.000.
Bron: RVO.nl en NU.nl 4-1-2021
Besluit noodmaatregelen coronacrisis geactualiseerd
Financiën heeft het besluit noodmaatregelen coronacrisis geactualiseerd. Naast verlenging van termijnen van bestaande goedkeuringen, zijn enkele nieuwe onderwerpen toegevoegd.
In dit besluit zijn voor de volgende onderwerpen nieuwe goedkeuringen opgenomen:
Belastingvrijstelling subsidie financiering vaste lasten tijdens de tweede openstelling (onderdeel 8.5) – deze subsidies zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting (box 1) en vennootschapsbelasting;
Continuïteitsbijdragen zorglichamen (onderdeel 8.6) – zorglichamen raken hun vrijgestelde status voor 2020 door de continuïteitsbijdrage niet kwijt als de zorgvrijstelling in het boekjaar 2019 ook van toepassing was;
Verlenging tot 31 december 2021 van de overgangsregelingen zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen (onderdeel 8.7);
Btw-nultarief COVID-19-vaccins (mits goedgekeurd door de EMA) en COVID-19-testkits (onderdeel 9d) – deze goedkeuringen kunnen met ingang van 21 december 2020 worden toegepast en gelden tot en met 31 maart 2021;
De vervallen goedkeuring inzake het verlaagd btw-tarief voor online diensten door sportscholen is opnieuw opgenomen (onderdeel 9b) – deze goedkeuring geldt vanaf 15 december 2020 totdat de verplichte sluiting wordt opgeheven.
Daarnaast zijn de volgende bestaande maatregelen verlengd:
Tijdelijke uitstelbeleid (onderdelen 3 en 4);
Versoepeling van enkele administratieve handelingen in de loonbelasting (onderdeel 6.1);
Ongewijzigd doorlopen vaste reiskostenvergoeding in de loonheffingen (onderdeel 6.2);
Btw nultarief mondkapjes (onderdeel 9c);
Ter beschikking stellen van zorgpersoneel (onderdeel 9a.1);
Heffing over Duitse netto-uitkeringen (onderdeel 10).
Aan het besluit is een onderdeel over de HIR toegevoegd (onderdeel 8.8). De coronacrisis kwalificeert als een bijzondere omstandigheid waardoor de termijn van drie jaar kan worden verlengd. Aan de overige voorwaarden voor toepassing van de HIR moet zijn voldaan.
De overeenkomsten met België en Duitsland over grensarbeid zijn verlengd tot 31 maart 2021.
Bron: MvF 21-12-2020