Geen nieuw feit bij opleggen navorderingsaanslag
Vloeit de navorderingsaanslag voort uit een feit dat bij het opleggen van de definitieve aanslag bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn? Dan is geen sprake van een nieuw feit en kan geen navorderingsaanslag worden opgelegd.
Een man heeft zich sinds 2013 ingeschreven als ondernemer. Hij houdt zich bezig met het aanbieden van technische oplossingen gericht op fysieke beveiliging. De ondernemer heeft haast geen omzet behaald. De inspecteur heeft in 2016 een boekenonderzoek ingesteld. Zijn conclusie was dat geen sprake is van een bron van inkomen. Bij het opleggen van de (navorderings)aanslagen heeft de inspecteur dan ook geen rekening gehouden met de winst uit onderneming. Bij Rechtbank Noord-Holland is het de vraag of de inspecteur voor 2016 een navorderingsaanslag kon opleggen en of sprake is van winst uit onderneming.
De definitieve aanslag 2016 is van 30 augustus 2019, de navorderingsaanslag heeft een dagtekening van 21 september 2019. Het controlerapport van het boekenonderzoek is gedagtekend 19 augustus 2019. Volgens de rechtbank staat daarmee vast dat zowel de primitieve aanslag als de navorderingsaanslag zijn opgelegd na afronding van het boekenonderzoek. Dan zijn na het opleggen van de primitieve aanslag geen nieuwe feiten bekend geworden en is de navorderingsaanslag ten onrechte opgelegd.
Om als inkomensbron te kwalificeren moet sprake zijn van deelname aan het economische verkeer en er moet een subjectieve en een objectieve voordeelsverwachting zijn. Volgens de rechtbank staat vast dat sprake is van deelname aan het economische verkeer en staat vast dat de ondernemer het oogmerk heeft gehad voordelen te behalen. Voor de objectieve voordeelsverwachting kijkt de rechtbank naar alle inspanningen die de ondernemer heeft verricht. Deze inspanningen hebben geleid tot de ontwikkeling van een concreet product waarvoor een competitieve markt bestaat. Ook hebben zich gegadigden gemeld. Aannemelijk is ook dat de ondernemer vanuit zakelijke overwegingen heeft gehandeld en dat de uitgaven niet zijn aan te merken als uitgaven gedaan in de sfeer van inkomensbesteding. Dat de ondernemer weinig omzet heeft behaald is onvoldoende om geen objectieve voordeelsverwachting aan te nemen. Er is sprake van een bron van inkomen en wel winst uit onderneming.
Bron: Rb. Noord-Holland 07-10-2021