Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Hypotheekrenteaftrek voor partner die snelste aangifte doet

Hebben geregistreerde partners ieder een eigen woning en geven beiden hun woning op als eigen woning? Dan telt de woning van de partner, die als eerste zijn aangifte heeft ingediend, als de eigen woning van de geregistreerde partners.

Een vrouw en een man gaan op 22 december 2014 een geregistreerd partnerschap aan. Ieder is in een andere woonplaats geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP). Op 9 juni 2017 dient de vrouw haar aangifte inkomstenbelasting over 2016 in. Zij geeft in deze aangifte de woning in haar woonplaats op als eigen woning. Zij geeft dan ook het eigenwoningforfait op en trekt de hypotheekrente af. De man volgt met zijn aangifte op 17 juli 2017. Ook hij geeft zijn woning in zijn woonplaats op als eigen woning. De Belastingdienst gaat daarmee niet akkoord. Het standpunt van de inspecteur is dat de geregistreerde partners in 2016 maar één eigen woning hebben. Daarbij geldt ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Aangezien de vrouw als eerste haar aangifte heeft ingediend, telt haar woning als eigen woning van de geregistreerde partners. De man start vanwege onder andere dit geschil een beroepsprocedure.
Rechtbank Noord-Holland gaat echter mee met het standpunt van de fiscus. De man gooit het vervolgens over een andere boeg. Hij stelt namelijk te hebben gedwaald met betrekking tot de gevolgen van het aangaan van geregistreerd partnerschap. Overigens is zijn geregistreerd partnerschap met de vrouw op 27 november 2018 beëindigd. De rechtbank vindt dat in deze casus een eventuele dwaling voor rekening van de man moet komen. De man weet niet aannemelijk te maken dat hij onjuist is voorgelicht. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat in 2016 nog sprake was van geregistreerd partnerschap en daarmee van fiscaal partnerschap. Pas na een latere vernietiging van het geregistreerd partnerschap kan men daaraan fiscale gevolgen verbinden. In het fiscale recht geldt namelijk in beginsel dat de fiscus geen rekening houdt met de civielrechtelijke vernietiging van rechtshandelingen als en zolang zij niet is ingetreden.

Bron: Rb. Noord-Holland 26-01-2022 (gepubl. 24-02-2022)