Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Geen werknemersvrijstelling zonder arbeidsovereenkomst

Een ontvanger van een erfenis of legaat die de werknemersvrijstelling in de erfbelasting wil toepassen, moet aannemelijk kunnen maken dat hij in dienstbetrekking heeft gewerkt voor de erflater.

Een vrouw verricht gedurende zo’n vijftien jaar een groot aantal huishoudelijke werkzaamheden voor een alleenstaande man op leeftijd. Haar ‘beloning’ bestaat uit een bedankje en af en toe een klein geldbedrag om wasmiddelen te kopen om de kleding van de man te wassen. Maar de man uit wel in bedekte termen dat hij het daar niet bij wil laten. Op 22 februari 2020 komt de man te overlijden. In zijn testament heeft hij de vrouw een legaat van € 50.000 toegewezen. Dit bedrag is volgens het testament wel vrij van kosten, maar niet van erfbelasting. Maar de vrouw stelt dat dit bedrag is vrijgesteld van erfbelasting dankzij de zogeheten werknemersvrijstelling.
Op grond van de werknemersvrijstelling is het bedrag of goed, dat een werknemer van de erflater of zijn partner erft of gelegateerd krijgt, vrijgesteld van erfbelasting. Maar deze vrijstelling geldt alleen voor zover men het verkregen bedrag of goed kan beschouwen als de voldoening aan een natuurlijke verbintenis in verband met de verrichte arbeid.
De Belastingdienst en Rechtbank Den Haag menen echter dat de werknemersvrijstelling in deze zaak buiten beschouwing moet blijven. De vrouw maakt namelijk niet aannemelijk dat zij een werknemer van de erflater is geweest. Op zich zijn er voldoende aanwijzingen dat zij jarenlang veel voor de erflater heeft gedaan. Maar het valt niet af te leiden onder welke voorwaarden zij haar werkzaamheden heeft verricht. Los van de vraag of de vrouw loon heeft ontvangen, volgt uit niets dat zij verplicht is geweest om voor de man te werken. De rechtbank is evenmin overtuigd van het bestaan van een gezagsverhouding tussen de erflater en de vrouw. De vrouw mag het opleggen van de aanslagen erfbelasting onredelijk vinden, maar dat brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechter mag immers in beginsel niet voorbijgaan aan de wet.

Bron: Rb. Den Haag 17-02-2022 (gepubl. 03-03-2022)