Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Pensioenvoorziening feitelijk voorwerp van zekerheid

De Hoge Raad heeft zonder nadere motivering een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigd. Het hof heeft geoordeeld dat verkapte winstuitdelingen aan de dga hadden plaatsgevonden vanwege onzakelijk verstrekte leningen. Ook de pensioenvoorziening behoort tot het inkomen van de dga. De dga kan haar rekening-courantschuld namelijk alleen door verrekening met de pensioenuitkeringen aflossen.

Een dga heeft bij een dochtermaatschappij van haar holding een pensioen opgebouwd. De holding van de dga heeft diverse leningen aan de zoon van de dga in privé verstrekt of aan de bv van die zoon. De holding heeft daarnaast nog een vordering van € 348.985 in rekening-courant op de dga. Na een boekenonderzoek heeft de inspecteur navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2014 opgelegd. Hij is van mening dat er verkapte winstuitdelingen aan de dga hebben plaatsgevonden. Ook vindt hij dat de pensioenvoorziening als inkomen bij de dga in aanmerking moet worden genomen. Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is op 22 juni 2021 in geschil of in 2012 en 2013 sprake is uitdelingen en of in 2012 een belaste vrijval van het pensioen is geweest.
Het hof heeft geoordeeld dat van meet af aan vast heeft gestaan dat de zoon van de dga de door de dga verstrekte leningen in 2012 en 2013 niet kon of zou aflossen door het ontbreken van betalingscapaciteit bij de zoon. De holding van de dga en de dga moeten zich ook bewust zijn geweest dat de zoon de leningen niet zou kunnen terugbetalen. De verstrekte leningen aan de zoon zijn daarom volgens het hof terecht als verkapte winstuitdeling in aanmerking genomen.
Een pensioenaanspraak die formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid wordt, is loon uit vroegere dienstbetrekking voor de pensioengerechtigde dga. Volgens het hof heeft deze situatie zich hier voorgedaan. Door het faillissement van de dochtervennootschap van de holding heeft de dga geen inkomen meer. Bovendien is haar vermogen te weinig om als verhaal te kunnen dienen. De dga is in 2012 niet in staat om haar rekening-courantschuld aan haar holding af te lossen. De dga kan daarom niet aantonen dat zij zonder verrekening van de pensioenuitkering aan haar aflossingsverplichting kan voldoen. Het bedrag van de pensioenvoorziening van € 255.133 is terecht bij de dga als inkomen in aanmerking genomen.
De inspecteur wil ook nog het restant (na aftrek van de pensioenvoorziening) van de rc-schuld van de dga aan de holding als uitdeling in aanmerking nemen. Daar is het hof het niet mee eens. Ten tijde van het ontstaan van de rc-verhouding is sprake van een zakelijke rc-verhouding. De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat het karakter van die rc-verhouding later is veranderd. Zowel bij het ontstaan van de rc-verhouding als nadien is geen sprake van een onttrekking.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof zonder nadere motivering bevestigd.

Bron: Hoge Raad 01-04-2022