Duidelijkheid over rechtsherstel box 3
Financiën heeft het besluit gepubliceerd waarin wordt aangegeven hoe het voordeel uit sparen en beleggen in box 3 moet worden berekend naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. De berekening geldt voor nog niet onherroepelijk vaststaande en nog niet vastgestelde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de kalenderjaren 2017 tot en met 2022.
Bij het rechtsherstel wordt uitgegaan van de werkelijke samenstelling van het vermogen (zoals aangegeven in de aangifte inkomstenbelasting), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Per vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage. Bij de vormgeving van het rechtsherstel zijn diverse aspecten betrokken, waaronder budgettaire, uitvoeringstechnische en maatschappelijke aspecten. Het is erop gericht om op een geautomatiseerde wijze uitvoering te geven aan het arrest van de Hoge Raad. Met de in dit besluit beschreven nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen wordt naar de mening van het kabinet naar redelijkheid op een zo rechtvaardig, aanvaardbaar en uitvoerbaar mogelijke manier rechtsherstel geboden.
In onderdeel 2 worden de drie doelgroepen van het rechtsherstel benoemd.
In onderdeel 3 staat hoe het rechtsherstel in vier stappen wordt berekend en wanneer een aanslag inkomstenbelasting wordt verminderd of wordt vastgesteld op basis van het berekende nieuwe voordeel uit sparen en beleggen.
In onderdeel 4 wordt per doelgroep aangegeven welke mogelijkheden de belastingplichtige heeft als hij het niet eens is met het geboden rechtsherstel (de rechtsbescherming).
Voor alle doelgroepen geldt dat het rechtsherstel enkel wordt geboden als het berekende nieuwe voordeel uit sparen en beleggen lager is dan het op grond van de wet berekende voordeel uit sparen en beleggen. Als dit niet het geval is, wordt geen rechtsherstel geboden.
Ambtshalve vermindering Ten aanzien van een verzoek om ambtshalve vermindering wordt het volgende gemeld. Een verzoek om ambtshalve vermindering moet zijn ingediend binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft. Tenzij de staatssecretaris anders beslist, kan jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is komen vast te staan, geen aanleiding zijn om die aanslag ambtshalve te verminderen. Om die reden zal de inspecteur een verzoek (om rechtsherstel) afwijzen van een belastingplichtige die niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting, waarin sprake is van een voordeel uit sparen en beleggen. Tegen deze afwijzing staat bezwaar en beroep open.
Het besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022.
Bron: MvF 28-06-2022