Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Internetconsultatie voor nieuwe box 3-heffing

De internetconsultatie voor de Wet werkelijk rendement box 3 is gestart en sluit op 20 oktober 2023.

Het demissionaire kabinet heeft een internetconsultatie gestart met betrekking tot de Wet werkelijk rendement box 3. Onder het nieuwe stelsel is het werkelijk rendement belast. Het werkelijk rendement omvat het directe rendement en indirecte rendement. Voorbeelden van direct rendement zijn rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Indirect rendement bestaat uit de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen of vastgoed. In principe is sprake van het jaarlijks belasten van de waardeontwikkeling (vermogensaanwasbelasting). Als sprake is van een verlies, zijn de verliezen te verrekenen worden met box 3-inkomen uit andere jaren. Maar er zal sprake zijn van een verliesdrempel.

Vermogenswinstbelasting en heffingvrij inkomen Voor een aantal vermogensbestanddelen is het uitgangspunt om de waardeontwikkeling bij realisatie te belasten (vermogenswinstbelasting). Dit uitgangspunt zal spelen bij onroerende zaken en bepaalde categorieën aandelen in familiebedrijven en start- en scale-ups. Ook bij een vermogenswinstbelasting vindt belastingheffing plaats over directe inkomsten, zoals huur. De werkelijke kosten zijn aftrekbaar. Daarnaast is een van de voorstellen om voor een eerste (vakantie)woning in box 3 die men zelf gebruikt, een forfait te gebruiken. Dit forfait is een vast percentage van de WOZ-waarde. Tot slot vervangt in het voorstel een heffingvrij inkomen het heffingvrije vermogen.

Bron: MvF 08-09-2023.

Geen informatiebeschikking mogelijk voor ontbonden VOF

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft geoordeeld dat het niet meer mogelijk is een informatiebeschikking op leggen aan een ontbonden VOF.

Op 1 juli 2015 zijn twee ondernemers samen een VOF aangegaan. Vanaf 1 januari 2018 zijn de activiteiten van de VOF overgenomen door een bv. Volgens het uittreksel uit de KvK is de VOF ontbonden en per 1 januari 2019 opgeheven. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is aan de (ontbonden) VOF een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over de periode 1 juli 2015 tot en met 31 december 2017. Tijdens de bezwaarfase heeft de inspecteur met dagtekening 29 januari 2021 een informatiebeschikking aan de vof gegeven.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de inspecteur de informatiebeschikking wel had mogen geven. Vaststaat dat de informatiebeschikking is gegeven op een tijdstip waarop de VOF is opgeheven en toen is opgehouden te bestaan. De Hoge Raad heeft op 21 april 2023 geoordeeld dat aan een rechtspersoon geen verplichtingen meer kunnen worden opgelegd vanaf het moment dat een rechtspersoon ophoudt te bestaan. De inspecteur is van mening dat dit arrest niet geldt omdat een VOF geen rechtspersoonlijkheid heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding om de gevolgen van voornoemd arrest te beperken tot vennootschappen met alleen rechtspersoonlijkheid. Ook als een VOF ophoudt te bestaan, acht de rechtbank het niet meer mogelijk om aan de ontbonden VOF nog informatieverplichtingen op te leggen. De inspecteur was niet bevoegd de informatiebeschikking op te leggen.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 23-08-2023 (gepubl. 04-09-2023).

Prinsjesdag 2023: verwachte maatregelen rond auto en milieu

Het demissionaire kabinet heeft in het kader van klimaatregelingen in het Pakket Belastingplan 2024 verschillende maatregelen voorgesteld die zien op autobelastingen en de energiebelasting.

De val van het kabinet kan natuurlijk als gevolg hebben dat sommige maatregelen uiteindelijk later of helemaal niet doorgaan. Dat zal afhangen van de nieuwe samenstelling van de regering.

Verhogen vaste voet BPM Het is de bedoeling om de vaste voet in de BPM vanaf 2025 te verhogen met € 200 (prijspeil 2023). Het demissionaire kabinet wil de opbrengst gebruiken als dekking voor het extra budget van de aanschafsubsidie.

Aanpak no-cure-no-pay procedures BPM Het demissionaire kabinet heeft het grote aantal BPM-procedures, waarbij gemachtigden werken op basis van het no-cure-no-pay-beginsel, willen aanpakken. Zo zal een verlaging plaatsvinden van de forfaitaire proceskostenvergoeding voor de BPM. Ook zullen bestuursorganen verschuldigde proceskostenvergoedingen en immateriële schadevergoedingen zoveel mogelijk overmaken op de bankrekening van de belanghebbende zelf.

Versoepeling voor inschrijving van buitenlandse kentekens In 2014 zijn aanscherpingen doorgevoerd met betrekking tot buitenlandse kentekens waarover de kentekenhouders ten onrechte geen motorrijtuigenbelasting (MRB) betalen. De aanscherpingen kunnen leiden tot naheffingen over een periode van vijf jaar. Het blijkt echter daarbij niet alleen te gaan om evidente frauduleuze gevallen. Soms blijkt een kentekenhouder zich ondanks voorlichting niet bewust zijn van de in Nederland geldende verplichting om het buitenlands motorrijtuig in te schrijven in het Nederlands kentekenregister. Op dit punt zal een kleine versoepeling van de regels plaatsvinden zodat schrijnende situaties beter zijn te vermijden.

Verduidelijking van MRB-vrijstelling bij APK-keuringsrit In beginsel moet de kentekenhouder van een auto met een geschorst kenteken alsnog MRB betalen als hij met de desbetreffende auto op de openbare weg rijdt. Een uitzondering geldt als dat weggebruik verband houdt met een APK keuringsrit. Er komt een verduidelijking dat deze vrijstelling in de motorrijtuigenbelasting alleen geldt op de dag van de APK-keuring.

Verduidelijken naheffen MRB bij een ontbrekende aanvullende aangifte De Wet MRB 1994 bepaalt dat een naheffing voor de motorrijtuigenbelasting mogelijk is vanwege een verandering aan het motorrijtuig. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de ombouw van een bestelauto die in het kader van een onderneming wordt gebruikt naar een personenauto. Er komt een verduidelijking dat het niet uitmaakt of die verandering is aangebracht door de huidige of een vorige houder van het motorrijtuig of dat het motorrijtuig altijd al in die specifieke toestand verkeerde. Kentekenhouders grijpen deze onduidelijkheid in de wetgeving namelijk soms aan in juridische procedures om de naheffingsaanslag ter discussie te stellen.

Lager naheffingsbedrag bij onjuist gebruik groen kenteken Bedrijven die handelen in auto’s mogen auto’s uit hun handelsvoorraad in bepaalde gevallen op de weg laten rijden met een groen kenteken, ook wel handelaarskenteken genoemd. Onder de huidige wetgeving vindt bij onjuist gebruik van het handelaarskenteken naheffing van MRB plaats over twaalf maanden. Eventueel kan daar nog een fiscale boete bijkomen van maximaal 100% van de na te heffen MRB. Dit effect is volgens de wetgever disproportioneel als het verzuim is beperkt tot uitsluitend het niet kunnen overleggen van het handelaarskentekenbewijs. Daarom is voorgesteld om de naheffingsaanslag in zo’n geval te baseren op drie maanden.

Afschaffen vrijstelling duaal gebruik kolenbelasting De kolenbelasting kent een vrijstelling voor duaal gebruik van kolen. Duaal gebruik wil zeggen dat men de kolen gebruikt als verwarmingsbrandstof en voor een ander doel dan brandstof voor een motor of voor verwarming. Het is de bedoeling dat deze vrijstelling voor duaal gebruik per 1 januari 2028 wordt afgeschaft.

Uitwisselen van informatie door energieleveranciers Op Nederland rust een informatieplicht richting de Europese Commissie ter controle van de goedgekeurde steunmaatregelen. Om te voldoen aan deze informatieplicht, wordt een expliciete wettelijke grondslag opgenomen die de informatieverstrekking van gegevens door energiebelastingplichtigen en begunstigden regelt.

Aanscherping tarieven en nieuwe schijven energiebelasting De wetgever wil per 1 januari 2025 via een ingroeipad een aantal maatregelen nemen met betrekking tot de energiebelasting. Zo zal een verlaging plaatsvinden van de tarieven voor huishoudens tot een bepaald gasverbruik. Daarboven zal sprake zijn van een verhoging. Daarnaast komt er een apart tarief voor waterstof. Bovendien wil de wetgever maatregelen treffen om de degressiviteit bij aardgas aan te passen. Verder moet een verlaging van de tarieven elektriciteit in de hogere verbruiksschijven plaatsvinden. Het is de bedoeling dat maatregelen uiterlijk in 2030 volledig zijn doorgevoerd. Ook kan men per 1 januari 2024 de invoering van nieuwe eerste schijven energiebelasting verwachten. Het is noodzakelijk om in het Belastingplan 2024 nadere wetswijzigingen door te voeren om dit mogelijk te maken. Daarbij valt te denken aan:

een beperking van de kring van verzoekers die teruggaafverzoeken mogen indienen,

het tijdelijk oprekken van de beslistermijn voor teruggaafverzoeken tot twintig weken, en

een wijziging in regeling van tarief voor gas voor een of meerdere woonhuizen op de aansluiting van een glastuinbouwbedrijf.

Afschaffen en beperken vrijstellingen energiebelasting In het coalitieakkoord is een aantal afspraken gemaakt met betrekking tot de energiebelasting. Zo is afgesproken om het verlaagd tarief in de energiebelasting voor de glastuinbouw te laten vervallen. Maar andere afspraken zien op enkele vrijstellingen in de energiebelasting. Om te beginnen zullen de vrijstellingen in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische processen komen te vervallen. Daarnaast zal een beperking plaatsvinden van de input-vrijstelling in de energiebelasting voor elektriciteitsproductie. Deze vrijstelling zal worden beperkt tot het gebruik van aardgas voor elektriciteitsproductie die men levert aan het net. Deze maatregel is gericht op installaties voor warmtekrachtkoppeling (wkk’s).

Actualisering energiebelasting rond duurzame warmtebronnen Voor aardgas dat men gebruikt bij de ondersteuning van warmteopwekking uit duurzame bronnen geldt een gunstigere behandeling in de energiebelasting. Het is de bedoeling dat een uitbreiding zal plaatsvinden van de lijst van duurzame bronnen wordt met deze wijziging uitgebreid met nieuwe duurzame technieken. Aandachtspunt vanuit handhaafbaarheid is een duidelijke en uitvoerbare afbakening.

Maatregelen in verband met de CO2-uitstoot Bij de behandeling van de wetten voor introductie van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en industrie is toegezegd om de hoogte van de tarieven te evalueren. Eventueel valt een en ander te wijzigen in het Belastingplan 2024. Bovendien is in het Convenant Energietransitie Glastuinbouw afgesproken om een CO2-heffing voor de glastuinbouw te introduceren.

Bron: MvF 10-01-2022 – Coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ en MvF 08-05-2023, nr. 2023-0000111799 .

Motorvereniging hoeft geen btw over contributies te voldoen

Hof Den Haag bevestigt dat verenigingen geen btw hoeven af te dragen over contributies die geen rechtstreeks verband houden met verrichte prestaties.

Het hof krijgt de vraag voorgelegd in welke mate een vereniging van eigenaren en liefhebbers van een bepaald merk motorfietsen belastingplichtig is voor de omzetbelasting. Rechtbank Den Haag heeft eerder al geoordeeld dat de vereniging enkele belaste prestaties verricht. Daarbij valt te denken aan de verkoop van producten in een webshop/clubstand en de verkoop van advertentieruimte in het clubblad. Ook het hof komt tot deze conclusie. De vereniging maakt niet aannemelijk dat deze prestaties onder de koepelvrijstelling vallen. Met alleen deze prestaties komt de vereniging echter niet boven de omzetgrens van de kleineondernemersregeling. Daarom is ook van belang of zij btw moet voldoen over de contributies die zij ontvangt van haar leden. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. Daardoor heeft de vereniging recht op teruggaaf van ten onrechte afgedragen omzetbelasting.

Individuele leden kunnen prestaties niet afdwingen Het hof legt de inspecteur de verplichting op om aannemelijk te maken dat ook met betrekking tot de contributie sprake is van een rechtstreeks verband met economische activiteiten van de vereniging. Daarop stelt de Belastingdienst dat de contributie een tegenprestatie vormt voor het recht om deel te nemen aan evenementen, de levering van het clubblad en de overige diensten aan de leden. Maar het hof vindt dat onvoldoende. Het blijkt namelijk dat individuele leden niet kunnen afdwingen dat en hoe vaak de vereniging evenementen organiseert. Individuele leden kunnen evenmin eisen stellen aan de frequentie waarin het clubblad verschijnt.

Geen rechtstreeks verband tussen prestatie en contributie Verder ontbreekt een rechtstreeks verband tussen de prestaties van de vereniging en de hoogte van de contributie. Bovendien verricht de vereniging deze activiteiten niet om een prijs of tegenwaarde te ontvangen, al financiert zij deze activiteiten wel grotendeels met de contributies. De door de contributies gefinancierde activiteiten gebeuren overigens evenmin vanuit enig economisch belang. Met deze activiteiten verricht de vereniging dus geen economische activiteit en handelt zij niet als btw-ondernemer. Zij treedt eerder op als een soort kostenverdeelplaats. Daarom bevestigt het hof het oordeel van de rechtbank. Overigens is dit niet de enige zaak waarin de belastingrechter oordeelt dat een vereniging geen btw over haar contributies hoeft te voldoen.

Intrekking cassatieberoep De staatssecretaris van Financiën heeft aanvankelijk beroep ingesteld tegen de hofuitspraak. Maar hij heeft dit cassatieberoep nog voor de publicatie van de hofuitspraak ingetrokken. Hij vindt de hofuitspraak niet volstrekt onbegrijpelijk. Bovendien hangt dit oordeel af van omstandigheden, die de Hoge Raad in principe door de lagere rechter laat beoordelen.

Bron: Gh Den Haag 20-04-23 (gepubl. 30-08-2023).

Procesbelang kan bestaan uit risico van verliesverdamping

Voor zover geleden verliezen dreigen te verdampen, kan een bezwaar tegen een aanslag en verliesvaststellingsbeschikking een procesbelang meebrengen.

Een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting beschikt aan het begin van 2017 over € 2.697.223 aan nog niet verrekende verliezen. Deze verliezen zijn geleden in de periode van 1 juli 2007 tot en met 31 december 2016. De fiscus legt (de moedervennootschap van) de FE een aanslag Vpb 2017 op naar een belastbare winst van negatief € 303.807. Het bedrag van de aanslag bedraagt daarom nihil. Daarnaast stelt de inspecteur het verlies over 2017 per beschikking vast op € 303.807. De moedervennootschap van de FE gaat in bezwaar tegen deze verliesvaststellingsbeschikking. Zij wil in het boekjaar 2018/2019 verkochte onroerende zaken in 2017 waarderen tegen de waarde in het economische verkeer. Tot en met het jaar 2016 waren deze zaken fiscaal gewaardeerd op kostprijs minus afschrijvingen. Door over 2017 een herwaarderingswinst van € 2.461.423 te creëren, hoopt de FE verliesverdamping te voorkomen.

Grens aan keuzevrijheid tot herwaardering Maar de Belastingdienst wijst haar bezwaarschrift af vanwege het ontbreken van een procesbelang. Rechtbank Den Haag is het daarmee eens. Maar in hoger beroep oordeelt Hof Den Haag dat de moedervennootschap wel een procesbelang heeft. Hoewel de aanslag over 2017 niet verandert, kan de FE toch in een betere positie komen. Met een geslaagd beroep is immers verliesverdamping te voorkomen. Toch verklaart het hof het beroep van de moedervennootschap ongegrond. De onroerende zaken die de FE wil herwaarderen, hebben namelijk dezelfde aard en functie als ander vastgoed dat de FE niet wil herwaarderen. Nu heeft een ondernemer enige keuzevrijheid om bedrijfsmiddelen te herwaarderen. Maar deze vrijheid gaat niet zo ver, dat hij binnen een categorie bedrijfsmiddelen het ene bedrijfsmiddel wel herwaardeert en het andere niet. Daarmee zou de ondernemer namelijk in strijd met het goedkoopmansgebruik handelen.

Minder verliesverdamping sinds 1 januari 2022 Sinds 1 januari 2022 zijn verliezen in de vennootschapsbelasting in principe onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Dat wil zeggen, ze verdampen niet meer automatisch na het verstrijken van een bepaalde termijn. Wel is in een jaar de verliesverrekening onbeperkt tot een bedrag van € 1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Een eventueel verliesoverschot is door te schuiven. Maar een belangrijke wijziging van belang in een vennootschap kan het einde betekenen van de voorwaartse verliesverrekening.

Bron: Hof Den Haag 27-06-2023 (gepubl. 23-08-2023).