Terugvragen van NOW-subsidie moet proportioneel blijven
Als een werkgever te veel NOW-subsidie heeft ontvangen maar te goeder trouw is, moet de overheid een belangenafweging maken voordat zij de subsidie deels terugvordert.
Een bedrijf dat een lunchroom en een juicebar exploiteert, heeft op grond van de eerste Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) een voorschot van € 9.186 ontvangen. Het gaat hier om een tegemoetkoming in de loonkosten voor het loontijdvak maart, april en mei 2020. Op 13 oktober 2021 heeft de onderneming een aanvraag gedaan voor een berekening van de definitieve tegemoetkoming in de loonkosten op grond van NOW-1. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de tegemoetkoming vastgesteld op € 923. De onderneming moet in dat geval dus € 8.263 van het voorschot terugbetalen. De minister komt tot deze conclusie omdat de loonsom in de subsidieperiode zoals bekend op de peildatum van 19 juli 2020 lager is dan die van januari 2020. In dat geval vindt een vermindering plaats van de tegemoetkoming met het verschil tussen deze bedragen. Van deze bepalingen valt niet af te wijken.
Strikt genomen niet voldaan aan voorwaarden De onderneemster bestrijdt voor Rechtbank Amsterdam dat zij het te veel ontvangen voorschot moet terugbetalen. De partijen zijn het er over eens dat pas na de peildatum van 19 juli 2020 correcties in de loonsommen van de maanden april en mei 2020 hebben plaatsgevonden. Dat is namelijk gebeurd bij de loonaangifte van augustus 2020. Hierbij is de loonsom naar boven gecorrigeerd. De onderneming erkent daarom niet te voldoen aan de wettelijke eisen. Maar zij meent disproportioneel hard te worden getroffen. Dit komt doordat de minister vasthoudt aan de peildatum van 19 juli 2020. Verder stelt de onderneming te goeder trouw te hebben gehandeld. Het administratiekantoor dat zij destijds haar aangiftes liet doen, heeft de correcties abusievelijk eerst in de loonaangifte van augustus 2020 verwerkt.
Incorrecte belangenafweging De rechtbank merkt op dat de minister in dit soort situaties een afweging moet maken tussen het belang van een juiste vaststelling van de NOW-subsidie enerzijds en de gevolgen van een lagere vaststelling voor de betrokkene anderzijds. De voor de betrokkene nadelige gevolgen van de lagere vaststelling en de daaruit voortvloeiende terugvordering mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dat vloeit voort uit het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank constateert dat de minister in deze zaak geen correcte belangenafweging heeft gemaakt. De enkele stelling dat een fout in de loonaangifte van het administratiekantoor voor rekening en risico komt van de onderneming is volgens de rechtbank onvoldoende. Dit zegt immers niets over de feitelijke onevenredige nadelen voor de onderneemster.
Minister moet opnieuw beslissen De rechtbank vindt daarbij relevant dat sprake is van een financieel nadeel van € 8.263 voor de onderneming. Bovendien heeft het bedrijf te goeder trouw gehandeld en er is geen sprake van fraude. Daarnaast stelt de onderneming dat de loonsom in de subsidieperiode gelijk is gebleven. Verder is er sprake van een vaststelling van de subsidie en geen sprake van verlening, zodat er meer tijd is om de subsidie te corrigeren. Al met al ziet de rechtbank genoeg redenen om de minister te verplichten opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van het bedrijf. Daarbij moet zij het evenredigheidsbeginsel in acht nemen.
Bron: Rb. Amsterdam 03-08-2023 (gepubl. 08-11-2023).