Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Overname betalingen dga aan steunfonds vereniging is een uitdeling

Als een bv de door haar dga gedane betalingen als een vordering tegen de nominale waarde overneemt onder ongebruikelijke omstandigheden, kan er sprake zijn van een uitdeling.

De dga van een bv doet betalingen aan het steunfonds van de door hem opgerichte voetbalvereniging. De bv neemt de betalingen in 2012 als vordering tegen de nominale waarde over en vormt een voorziening. Zij vormt ook een voorziening voor bedragen die zij zelf in het steunfonds stort. De bv heeft tot oktober 2014 geen btw-aangiften ingediend. De inspecteur weigert beide voorzieningen en concludeert dat de bv een uitdeling heeft gedaan aan de dga. Hij weigerde ook aftrek van bepaalde kosten en aanpassingen van loonkosten in verband met gebruikelijk loon van de dga. Voor de btw worden een aantal correcties toegepast op basis van de eigen administratie, onder meer omdat ten onrechte het factuurstelsel is toegepast.

Onzakelijke lening Rechtbank Gelderland oordeelde dat er sprake was van een onzakelijke lening, en volgde de inspecteur. De rechtbank kende de bv wel alsnog een kostenaftrek toe ter grootte van wat in eerdere jaren was geaccepteerd. De voor de btw aangebrachte correcties bleven in stand, maar de btw over één niet verwerkte factuur werd verminderd van 21 tot 19%. Er waren terecht verzuim- en vergrijpboetes opgelegd. De boetes vielen wel lager uit, onder meer wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Compromis bij Hof Arnhem-Leeuwarden De bv en de inspecteur komen overeen dat de door de rechtbank vastgestelde aanslagen in stand blijven, maar dat de boetes worden vernietigd. Zij spreken verder af dat de bv geen proceskostenvergoeding krijgt voor het hoger beroep.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-11-2023 (gepubl. 01-12-2023).

Werkelijke rendement tweede woning voor box 3 nihil

Een woning die nog moet worden verbouwd of in aanbouw is, kan onder voorwaarden al kwalificeren als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Daaronder valt niet de situatie dat men de woning niet betrekt omdat de medische voorzieningen in de omgeving niet toereikend zijn.

Een man woont van 7 september 2015 tot en met 25 oktober 2021 in Duitsland. Vanaf 26 oktober 2021 woont hij in een woning in Nederland. Die woning is op 1 juli 2011 door de man en zijn echtgenote aangekocht. De woning is medio 2013 opgeleverd. Het echtpaar is echter vanwege de betere medische voorzieningen in Duitsland blijven wonen. Na het overlijden van de vrouw, is de man in Nederland komen wonen. In zijn aangiften 2017 en 2018 brengt de man rente van hypothecaire lening in aftrek. De Belastingdienst corrigeert die aangiften. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het vervolgens de vraag of de woning kwalificeert als eigen woning of behoort tot de grondslag van het inkomen uit sparen en beleggen.

Woning die wordt verbouwd of in aanbouw is In de Wet inkomstenbelasting is ook sprake van een eigen woning als een woning nog moet worden verbouwd of als een woning in aanbouw is. Volgens de rechtbank is deze bepaling opgenomen omdat de woning dan nog niet kan worden betrokken. De woning van de man is in 2013 opgeleverd. Die woning kon toen betrokken worden. De man en zijn echtgenote hebben er bewust voor gekozen om duurzaam in Duitsland te blijven wonen vanwege de betere medische voorzieningen. De woning is geen eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. De rente is niet aftrekbaar.

Werkelijk rendement woning in box 3 Toepassing van de Wet rechtsherstel leidt niet tot een vermindering van de aanslagen. Daarom moet in afwijking van die wet compensatie worden geboden. De rechtbank bepaalt daarom dat de woning alleen voor het daadwerkelijke rendement in de heffing kan worden betrokken. Daarbij laat het criterium ‘werkelijk rendement’ geen ruimte voor enig fictief rendement berekend naar het eigenwoningforfait. Tussen partijen staat vast dat het werkelijke rendement nihil is. De rendementsgrondslag box 3 bedraagt daarom nihil.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-11-2023 (gepubl. 30-11-2023).

Beschikking fiscale eenheid Vpb heeft geen formele rechtskracht

Volgens de Hoge Raad komt er aan een beschikking fiscale eenheid vennootschapsbelasting geen formele rechtskracht toe. Wel kan een bv onder omstandigheden aan een afgegeven beschikking vertrouwen ontlenen dat sprake is van een fiscale eenheid, ondanks dat niet aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan.

Op verzoek van een bv en haar dochtervennootschap heeft de inspecteur bij beschikking van 21 maart 2011 besloten dat er een fiscale eenheid vennootschapsbelasting tussen hen bestaat. In de aangifte vennootschapsbelasting 2010 heeft de bv het verlies van de dochtermaatschappij geclaimd. Zowel de aanslag vennootschapsbelasting 2010 als de beschikking voor verliesvaststelling zijn overeenkomstig de aangifte vastgesteld. Later is de inspecteur van mening veranderd en beweert dat er nooit sprake is geweest van een fiscale eenheid tussen belanghebbende en de dochtermaatschappij. Hierdoor heeft hij nagevorderd en het verlies herzien.

Uitleg Hoge Raad over beschikking fiscale eenheid Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de inspecteur gebonden is aan de beschikking fiscale eenheid voor het verleden. De staatssecretaris heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad casseert het oordeel van Hof Den Bosch. Volgens de Hoge Raad gaat de betekenis van een beschikking fiscale eenheid namelijk niet zover dat deze automatisch betekent dat er een fiscale eenheid ontstaat als niet aan de vereisten daarvoor is voldaan. Daarom is intrekking of herziening van de beschikking fiscale eenheid in deze gevallen niet noodzakelijk om te voorkomen dat dit gevolg plaatsvindt. De afwijkende oordelen van het hof zijn onjuist. De Hoge Raad verwijst de zaak naar een ander gerechtshof. In het kader van deze verwijzingsprocedure merkt de Hoge Raad op dat een beschikking fiscale eenheid wel als een expliciete toezegging kan worden opgevat, die onder bepaalde omstandigheden het gerechtvaardigd vertrouwen wekt bij de betrokken belastingplichtigen dat zij een fiscale eenheid vormen. Vervolgens legt de Hoge Raad het geldende juridische kader hiervoor uit.

Inspecteur niet gebonden aan foutieve beschikking Daarnaast legt de Hoge Raad uit dat belanghebbende niet kan afleiden uit de ‘Instructie herzien of intrekkingen van beschikkingen’ van de Belastingdienst dat de inspecteur gebonden is aan de beschikking fiscale eenheid.

Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep gegrond en verwijst de zaak naar een ander hof voor onderzoek naar de vraag of de bv vertrouwen heeft kunnen ontlenen aan de beschikking fiscale eenheid Vennootschapsbelasting.

Bron: Hoge Raad 01-12-2023.

Afkoopsom huurovereenkomst belast met btw

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is de afkoopsom die de huurder ontvangt voor de beëindiging van de huurovereenkomst van het bedrijfspand belast met btw. Die afkoopsom volgt namelijk het regime van de huurovereenkomst. Bij het aangaan van de huurovereenkomst is gekozen voor met btw-belaste verhuur.

Een ondernemer voor de btw gaat per 1 juli 2010 een huurovereenkomst aan voor een bedrijfsruimte en parkeerplaatsen. Bij die verhuur is gekozen voor btw-belaste verhuur. De verhuurder wil de bedrijfsruimte verkopen. Daarom zijn de ondernemer en verhuurder in onderling overleg tot beëindiging van de huurovereenkomst gekomen. Daarbij is bedongen dat de huurder recht heeft op een afkoopsom van € 250.000. De ondernemer heeft geen omzetbelasting aangegeven over de ontvangen afkoopsom. Daarom heeft de Belastingdienst een naheffingsaanslag opgelegd en een verzuimboete. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is of de naheffingsaanslag en verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Huur belast met btw dan is afkoopsom ook belast Vaststaat dat de ontvangen afkoopsom voor de omzetbelasting een vergoeding is voor een verrichte dienst, te weten het instemmen met de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank leidt uit het Lubbock Fine-arrest van het Europese Hof af dat als de overeengekomen huur belast is met btw de afkoopsom bij ontbinding van de huurovereenkomst ook met btw belast is.

Matiging verzuimboete De ondernemer is het niet eens met de verzuimboete. Volgens de rechtbank is geen sprake van een pleitbaar standpunt gezien de stand van de rechtspraak en de heersende leer. Voor zijn stelling dat sprake is van avas levert de ondernemer geen bewijs. Wel wordt de boete gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 13-11-2023 (gepubl. 30-11-2023).