Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

IMSV ondanks verrekening met gesloten beurs

Ook als een belanghebbende met zijn gemachtigde bij voorbaat afspreekt dat alle te ontvangen proceskostenvergoedingen, dwangsommen en/of schadevergoedingen aan de gemachtigde worden uitbetaald, ervaart hij bij overschrijding van de redelijke termijn van de procedure spanning en frustratie.

In een BPM-zaak heeft de procedure twee jaar en acht maanden geduurd. Rechtbank Den Haag heeft slechts een IMSV (immateriële schadevergoeding) toegekend van € 500. Hof Den Haag vindt een hogere vergoeding niet nodig, omdat wordt getwijfeld aan de aanwezigheid van spanning en frustratie bij belanghebbende. Belanghebbende is namelijk met haar gemachtigde overeengekomen dat alle vergoedingen voor proceskosten en schade aan gemachtigde toekomen. De gemachtigde brengt deze vergoedingen in mindering op de vergoeding die de gemachtigde in rekening brengt aan belanghebbende. Een en ander leidt tot een verrekening met gesloten beurs.

Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad vernietigt dit oordeel. Een belanghebbende kan bij voorbaat een beslissing nemen over de besteding van de vergoeding wegens spanning en frustratie vanwege de lange duur van een procedure. Dat brengt echter nog niet mee dat die spanning en frustratie hem bespaard zullen blijven. Uit een dergelijke beslissing volgt evenmin dat wordt afgezien van het recht op IMSV. De Hoge Raad kent daarom een IMSV toe van € 1.000.

Bron: Hoge Raad 31-05-2024.

Verhuur werkruimtes aan eigen bv is economische activiteit

De rechtbank oordeelt dat bij een terbeschikkingstelling van werkruimtes door de dga aan zijn bv voor al meer dan 12 jaar, sprake is van een economische activiteit. Daardoor kan de dga deel uitmaken van een fiscale eenheid omzetbelasting.

Een dga heeft alle aandelen in een holding. Deze holding houdt alle aandelen in een tussenholding. De tussenholding houdt alle aandelen in acht bv’s. De dga stelt werkkamers en een garage ter beschikking aan de tussenholding. De dga gebruikt de ter beschikking gestelde ruimtes voor de uitoefening van de dienstbetrekking. De inspecteur heeft na een verzoek van de dga alleen de holding en tussenholding als fiscale eenheid voor de omzetbelasting aangemerkt. Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of ook de dga deel kan uitmaken van de fiscale eenheid omzetbelasting hetgeen de inspecteur bestrijdt.

Oordeel rechtbank De rechtbank constateert dat de dga de ruimtes al meer dan 12 jaar ononderbroken ter beschikking stelt aan de bv als kantoor en werkkamer voor haar directeur. In ruil voor die terbeschikkingstelling ontvangt de dga een vergoeding. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de ruimtes worden gebruikt om er duurzaam opbrengst uit te krijgen. De verhuur is een economische activiteit. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en merkt de dga, zijn holding en tussenholding aan als één ondernemer voor de btw vanaf 1 juli 2022.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 29-05-2024 (gepubl. 03-06-2024).

Verhuurwoning en zonnepanelen zijn één investering voor btw

Laat een btw-ondernemer tijdens de bouw van een voor verhuur bestemde woning zonnepanelen aan het dak bevestigen? En gebruikt hij vervolgens de verhuurwoning als geheel voor economische activiteiten? Dan vormen de verhuurwoning en de zonnepanelen voor de btw één investeringsgoed.

Een man laat op zijn perceel een woning met zonnepanelen bouwen. Deze woning is bestemd voor btw-vrijgestelde verhuur. De elektriciteit van de zonnepanelen wordt gebruikt voor de voor verhuur bestemde woning en de eigen woning van de man. Hij levert het surplus tegen een vergoeding aan een energiebedrijf. Voor de bouw van de verhuurwoning is aan de man € 50.739 aan btw in rekening gebracht. Hiervan heeft € 2.959 betrekking op de zonnepanelen. De inspecteur heeft bij beschikking ‘slechts’ teruggaaf verleend van bedrag van € 2.959. Hof Den Haag heeft dit bedrag verhoogd tot € 4.428. De staatssecretaris heeft cassatieberoep aangetekend.

Investeringsgoed wordt uitsluitend gebruikt voor bedrijfsdoeleinden De Hoge Raad overweegt als volgt. Rekent een ondernemer, zoals de man met betrekking tot de verhuurwoning, een investeringsgoed tot zijn ondernemingsvermogen? En gebruikt hij dat goed als zodanig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden? Dan moet men aannemen dat de uitgaven die zijn gemaakt voor dat investeringsgoed rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de economische activiteiten van die ondernemer. Voor het vaststellen van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen uitgaven en gebruik voor bedrijfsdoeleinden is niet van belang of die belastbare handelingen geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van btw. Het (impliciete) hofoordeel luidt dat de uitgaven van de man voor de verhuurwoning hun uitsluitende oorzaak vinden in de economische activiteiten van belanghebbende en dat die uitgaven objectief daarmee verband houden. Dat hofoordeel is volgens de Hoge Raad cassatieproof. Het ‘hoe dan ook’-criterium uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021 is in dit geval niet van toepassing.

Maar één investeringsgoed Verder zet de Hoge Raad uiteen dat men de voor verhuur bestemde woning met de daarop geplaatste zonnepanelen als één investeringsgoed in aanmerking moet nemen. Voor de aftrek van btw ter zake van de huurwoning, telt daarom – anders dan waarvan het hof is uitgegaan – alle btw mee die ter zake van de bouw en levering van de huurwoning plus zonnepanelen in rekening is gebracht. In deze casus gebruikt de ondernemer een investeringsgoed voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen. In zo’n situatie kan de ondernemer de voorbelasting in aftrek brengen op basis van de pro rata-methode.

Te hoge btw-teruggaaf Aan belanghebbende is voor de bouw van de voor verhuur bestemde woning inclusief zonnepanelen € 50.739 in rekening gebracht. Ook indien wordt uitgegaan van het door het hof vastgestelde aftrekbare percentage van vijf, moet worden geoordeeld dat de teruggaaf van € 2.959 hoger is geweest dan waarop belanghebbende recht heeft. Daarom slaagt het cassatieberoep van de staatssecretaris. De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Bron: Hoge Raad 31-05-2024, Hof Den Haag 11-11-2021 (gepubl. 02-12-2021), Hoge Raad 16-07-2021

Geen proceskostenvergoeding voor overbodige beroepsprocedure

Geeft een belanghebbende in de bezwaarfase een evidente onrechtmatige aanslag effectief gezien niet betwist? Dan kan de belastingrechter afzien van het toekennen van een proceskostenvergoeding die ziet op de beroepsprocedure.

In zijn bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting vraagt een man om te worden gehoord. Hij reageert echter niet op meerdere pogingen om een tijdstip voor een hoorzitting af te spreken. De gemeente verklaart het bezwaarschrift van de man daarom ongegrond. Wanneer de man in beroep gaat, zijn de partijen het erover eens dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Rechtbank Den Haag concludeert dat de beroepsprocedure niet nodig was geweest als de man de evident onrechtmatige naheffingsaanslag effectief had betwist. De rechtbank kent de man daarom geen proceskostenvergoeding die betrekking heeft op de beroepsprocedure. De man krijgt wel een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten die hij in de bezwaarfase heeft moeten maken.

Bron: Rb. Den Haag 16-05-2024 (gepubl. 30-05-2024).