Voor gefactureerde uren was meer arbeidscapaciteit nodig
Als een ondernemer meer uren arbeid factureert dan de maximale arbeidscapaciteit toelaat, dan zijn er te weinig uren in de aangiften loonheffingen verantwoord. Volgens Rechtbank Den Haag zijn de naheffingsaanslagen LB en vergrijpboetes daarom terecht opgelegd.
Een vrouw exploiteert een schoonmaakbedrijf en heeft zich als werkgever bij de Belastingdienst aangemeld. Uit een boekenonderzoek blijkt dat de vrouw in 2018 en 2019 meer uren heeft gefactureerd dan de maximale arbeidscapaciteit van haar toeliet. De vrouw heeft ook geen urenregistratie bijgehouden. Tijdens het boekenonderzoek door de Belastingdienst zijn er ook verdachte facturen van een Belgische vennootschap aangetroffen. Verder blijken er werkzaamheden te zijn verricht door een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een illegaal in Nederland verblijvend persoon. Naar aanleiding van het boekenonderzoek legt de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen op met toepassing van het anoniementarief. Bij Rechtbank Den Haag is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de boetes moeten worden verminderd vanwege de duur van de procedure.
Uitbestede uren niet aannemelijk gemaakt De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderneemster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werkzaamheden zijn uitbesteed en dat de gefactureerde uren overeenkomen met de aangifte loonheffingen. De maximale arbeidscapaciteit van de onderneming is in 2018 1.712, terwijl er 5.953 uren arbeid zijn gefactureerd. In 2019 is de maximale arbeidscapaciteit 2.212 uur, terwijl er 6.973 uren zijn gefactureerd. Dit betekent dat een aantal uren niet in de aangiften loonheffingen zijn verantwoord. De naheffingsaanslagen zijn daarom terecht opgelegd.
Ambtshalve vermindering vergrijpboetes De vergrijpboetes, gebaseerd op (voorwaardelijke) opzet en grove schuld, zijn ook terecht maar de rechtbank vermindert de boetes ambtshalve vanwege de duur van de procedure. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Bron: Rb. Den Haag 08-08-2024 (gepubl. 22-08-2024).