Werkelijk rendement sterk gedaalde cryptovaluta nihil
Hof Amsterdam heeft de uitspraak van rechtbank Noord-Holland vernietigd en heeft het belastbaar inkomen uit cryptovaluta verminderd tot nihil, vanwege aangetoond verlies.
Een vrouw heeft per 1 januari 2018 in box 3 de blote eigendom van een vordering van € 90.000 op haar grootouders waarvan de waarde € 10.800 is, nog een vordering van € 669 en € 154.016 aan cryptovaluta. Per 1 januari 2019 is de waarde van het blooteigendom van de vordering van € 90.000 en de overige vordering € 11.246 en cryptovaluta van € 5.987. Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat het werkelijke rendement in 2018 nihil is. De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Oordeel hof De overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep door de inspecteur is verschoonbaar vanwege een foutieve notificatie door de rechtbank. De vordering waarvan de vrouw de blooteigendom heeft, moet worden gewaardeerd volgens de waarderingsregels uit het uitvoeringsbesluit. Bij de bepaling van het werkelijk rendement moet geen rekening worden gehouden met inflatie; het nominale rendement is leidend. Dit laatste blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024. De vrouw heeft aannemelijk gemaakt dat het werkelijke rendement op haar cryptovaluta in 2018 negatief was. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is met 18 maanden overschreden, waarvan 13 maanden toe te rekenen zijn aan de bezwaarfase.
Bron: Hof Amsterdam 15-10-2024 (gepubl. 30-10-2024), Rb. Noord-Holland 14-09-2023 (gepubl. 27-10-2023), Hoge Raad 06-06-2024.