
Aftrek rijksmonumentonderhoud blijft beperkt tot vastgesteld bedrag
X (belanghebbende) en zijn echtgenote waren eigenaar van een woning met rijksmonumentenstatus. In 2016 hebben zij de woning verbouwd en X claimde in zijn aangifte IB/PVV 2016 dat van de totale verbouwingskosten (€ 128.525) een bedrag van € 48.228 als onderhoudskosten moest worden aangemerkt. Hiervan zou 80% aftrekbaar zijn.
Oordeel van de Inspecteur
De Inspecteur beoordeelde de aftrek en stelde vast dat slechts € 12.333 als onderhoudskosten kwalificeerde. Hierover werd 80% aftrek toegekend, waarvan 72% aan X werd toegerekend.
Deze vaststelling was onderbouwd met een rapport van een geregistreerd taxateur. X betwistte dit en baseerde zich op een eigen berekening en inschatting.
Uitspraak Rechtbank en Hof
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde dat X niet aannemelijk maakte dat het bedrag aan onderhoudskosten hoger was dan € 12.333. Zijn eigen berekening had onvoldoende onderbouwing in vergelijking met het taxatierapport van de Inspecteur.
Hof Den Bosch bevestigde dit oordeel in hoger beroep.
Conclusie
X krijgt geen extra aftrek voor onderhoudskosten.
De vaststelling van de Inspecteur blijft staan.
Het hoger beroep is ongegrond en de aanslag blijft ongewijzigd.