
Geen afwaardering landbouwgrond: Hof bevestigt oordeel rechtbank
In het jaar 2000 verkochten X (belanghebbende) en zijn echtgenote landbouwgrond. In de koopovereenkomst was afgesproken dat de koper een aanvullende koopprijs zou betalen als de bestemming van de grond binnen twaalf jaar zou veranderen naar woningbouw.
X nam in 2000 al winst over deze voorwaardelijke nabetaling en paste de landbouwvrijstelling toe. Met de Belastingdienst werd een afspraak gemaakt over de waarde van deze vordering en vastgelegd dat vóór 2012 geen afwaardering zou plaatsvinden.
Geen bestemmingswijziging, vordering vervalt
Op 1 januari 2012 was de bestemming van de grond niet gewijzigd. Hierdoor verviel het recht op de aanvullende betaling. X en zijn echtgenote waardeerden de vordering in hun aangifte IB/PVV 2012 af naar nihil en namen een afwaarderingsverlies van € 238.234 per persoon. Hierop werd de landbouwvrijstelling niet toegepast.
De Inspecteur corrigeerde dit en Rechtbank Noord-Nederland oordeelde dat dit terecht was. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad (17 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1204), waarin werd vastgesteld dat winst over een voorwaardelijke nabetaling onderdeel is van de koopprijs. Omdat X destijds koos voor directe winstneming, blijft de landbouwvrijstelling ook van toepassing op de bijbehorende vordering.
Hoger beroep verworpen
Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigde dit oordeel en verwierp het standpunt van X dat het arrest van de Hoge Raad onjuist zou zijn. Dit betekent dat de afwaardering niet is toegestaan en de landbouwvrijstelling van toepassing blijft op de eerder genomen winst.
Het hoger beroep is daarmee niet geslaagd.