Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Heffing box 3 in 2013 en 2014 strijd met artikel 1 EP

Van een schending van art. 1 EP is volgens de Hoge Raad sprake als het zonder risico’s gemiddeld haalbare rendement voor 2013 en 2014 lager is dan 1,2%.

De Hoge Raad heeft op 14 juni 2019 een aantal arresten gewezen over de strijdigheid van de vermogensrendementsheffing voor de jaren 2013 en 2014 met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM (art. 1 EP). De Hoge Raad oordeelt dat de inbreuk die de belastingheffing van box 3 op het ongestoorde eigendomsrecht maakt legitiem is, omdat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft om wetgeving vast te stellen. Wel kan het forfaitair heffen van inkomstenbelasting over de inkomsten uit sparen en beleggen voor een bepaald jaar op stelselniveau in strijd komen met art. 1 EP als komt vast te staan dat het destijds door de wetgever voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar is en belastingplichtigen worden geconfronteerd met een buitensporige last. De Hoge Raad oordeelt dat voor de jaren 2013 en 2014 op stelselniveau het destijds door de wetgever in het forfaitaire stelsel van box 3 voor een lange reeks van jaren veronderstelde rendement van 4% niet meer haalbaar was zonder daar veel risico voor te hoeven nemen. Vervolgens is van belang of de belastingdruk in box 3 voor de jaren 2013 of 2014 hoger is dan het gemiddeld zonder veel risico’s haalbare rendement. Dan worden belastingplichtigen op stelselniveau namelijk geconfronteerd met een buitensporig zware last in box 3 die zich niet met het door art. 1 EP beschermde recht op ongestoord genot van eigendom verdraagt. Daarvan is sprake als het nominale zonder veel risico’s te behalen rendement voor de jaren 2013 en 2014 lager is dan 1,2%. Met een dergelijke schending op stelselniveau gaat een rechtstekort gepaard. Dit rechtstekort kan echter niet worden herzien zonder op stelselniveau keuzes te maken. Voor ingrijpen van de rechter is dan in beginsel geen plaats. Dit is alleen dan het geval bij een individuele en buitensporige last.

Bron: HR 14-06-2019