Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Zonder loon is vereiste aangifte niet gedaan

Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de vereiste aangifte niet is gedaan door loon niet aan te geven. Een man moet zich ervan bewust zijn geweest dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Dit leidt tot verzwaring en omkering van de bewijslast.

Een man is middellijk aandeelhouder (dga) van een bv. Deze bv verkoopt in 2016 tweedehands auto’s en voert reparaties aan auto’s uit. In het laatste kwartaal van 2016 verkoopt de bv ook cosmetica en elektronica-artikelen. Tijdens een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat de dga een bedrag van € 215.214 van de bankrekening van de bv naar zijn eigen rekening heeft overgemaakt. De inspecteur heeft dit als uitdeling bij de dga belast. Tijdens de bezwaarfase blijkt dat de dga weliswaar € 39.165 heeft terugbetaald, maar ook dat de dga het uit Dubai genoten loon van € 46.000 niet heeft aangegeven in zijn aangifte.
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het de vraag of de juiste aangifte is gedaan en of de hoogte van de uitdeling niet onredelijk is. De rechtbank oordeelt dat de dga niet de vereiste aangifte heeft gedaan door zijn loon uit Dubai niet aan te geven. Daardoor is zowel relatief als absoluut te weinig belasting geheven. De dga moet zich er volgens de rechtbank bewust van zijn geweest dat hierdoor een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. Omdat de dga de vereiste aangifte niet heeft gedaan, geldt voor hem omkering en verzwaring van de bewijslast.
Door die verzwaarde en omgekeerde bewijslast moet de dga aantonen dat de betaling van de bv van € 215.214 aan hem in privé geen uitdeling is geweest. De dga geeft aan inkoopfacturen van de bv te hebben voorgeschoten, maar kan dit niet met stukken onderbouwen. De rechtbank vindt daarom dat de dga onvoldoende tegenbewijs heeft geleverd op de stelling van de inspecteur. De geconstateerde uitdeling van € 215.214 berust volgens de rechtbank bovendien op een redelijke schatting door de inspecteur.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 15-06-2021