Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Aanslag overdrager definitief, dan doorschuiving ook

Is bij een bedrijfsoverdracht verzocht om fiscale doorschuiving? En is de aanslag bij een van de betrokken partijen definitief? Dan kan de andere partij die keus niet meer herzien.

Een echtpaar gaat in 2009 een VOF aan met de maten van een maatschap. De vennoten exploiteren in dit verband een varkenshouderij. De maten brengen de eigendom van roerende zaken, voorraden, kennis, zakelijke relaties en arbeid in. Daarnaast brengen zij het gebruik en genot van bedrijfsgebouwen, erfvoorzieningen, wegen en varkensrechten in. De zaken waarvan alleen het gebruik en genot zijn ingebracht, vormen buitenvennootschappelijk vermogen. De inbreng van het echtpaar bestaat uit de eigendom van de bedrijfserfgrond, kennis, zakelijke relaties en arbeid. Kort na het oprichten van de VOF sluiten de vennoten een overeenkomst voor de overdracht van de onderneming in 2012. De maten beloven daarin hun aandeel in de varkenshouderij in 2012 over te dragen aan de echtgenoten. Ook zullen de partijen de faciliteit van de geruisloze doorschuiving naar ondernemers toepassen. Maar uiteindelijk moeten de maten een procedure voor de arbitragecommissie starten om de echtgenoten de VOF-overeenkomst te doen nakomen.
Nadat de echtgenoten falen om de civiele rechter het vonnis van de arbitragecommissie te laten vernietigen, maken zij bezwaar tegen de toepassing van de doorschuiffaciliteit. Maar de fiscus verbiedt de echtgenoten om hun keuze te herzien. Het echtpaar stapt daarom naar Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Daar stellen de echtgenoten dat hun samenwerking met de maten een schijnconstructie is geweest. Die constructie zou alleen bedoeld zijn om de doorschuiffaciliteit te benutten. Volgens het echtpaar is de economische eigendom van het (buiten)vennootschappelijk vermogen direct bij het aangaan van de VOF al overgedragen. De overdragers hebben daarom slechts een zeer beperkt ondernemersrisico gelopen. Dit blijkt ook uit de overeengekomen vaste prijs voor de overdracht van de onderneming, aldus het echtpaar.
De rechtbank stelt vast dat de maten vóór de inbreng in de VOF winst uitonderneming genoten. De overdragers hebben gedurende minstens 36 maanden vóór de overdracht winst uit onderneming genoten. Dat geldt ook voor de overnemers. Bovendien hebben de partijen gezamenlijk een verzoek ingediend om toepassing van de doorschuiffaciliteit. Daardoor hebben zij voldaan aan de voorwaarden.
Vervolgens behandelt de rechtbank de vraag tot welk moment een gezamenlijk ingediend verzoek is te herzien. Dit blijkt niet expliciet in de wet te zijn geregeld. Gezien de aard en werking van de faciliteit volgt de rechtbank de volgende redenering. De keuze valt niet langer te herzien als bij (een van) de overdrager(s) of overnemer(s) de aanslag die volgt op de aangifte waarin de keuze is gemaakt, onherroepelijk vaststaat. Anders zou de fiscale afrekening achterwege kunnen blijven bij de overdrager zonder dat de fiscale claim overgaat op de overnemer. De rechtbank verklaart het beroep van het echtpaar ongegrond.

Bron: Rb Zeeland-West-Brabant 13-10-2021 (gepubl. 22-10-2021)