A-G: uitsluitend rechtsherstel box 3-heffing vanaf 2017
dvocaat-Generaal Niessen vindt dat het Kerstarrest in principe alleen rechtsherstel bij aanslagen vanaf 2017 moet bieden. Bovendien moet het gaan om gevallen waarin het werkelijk rendement (beduidend) lager is dan het forfaitair rendement.
De conclusie van de Advocaat-Generaal (A-G) ziet op een zaak waarin een man in bezwaar is gegaan tegen aanslagen IB/PVV over de jaren 2015 tot en met 2018. Zijn bezwaarschrift is gericht tegen de vermogensrendementsheffing. Het forfaitaire box 3-inkomen van de man ligt in de desbetreffende jaren tussen de € 20.908 en € 25.598. De man stelt dat zijn werkelijke inkomen uit sparen en beleggen aanzienlijk lager is geweest. Daarom beroept hij zich op het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ook wel bekend als het Kerstarrest. De A-G concludeert om te beginnen dat het Kerstarrest geen gevolgen heeft voor de box 3-heffing tot en met 2016. De Hoge Raad hecht namelijk in dat arrest waarde aan factoren die in 2017 nieuw waren.
De A-G vindt ook niet dat de belastingrechter de box 3-heffing vanaf 2017 compleet terzijde mag schuiven. Deze heffing is immers pas in strijd met het eigendomsrecht als het forfaitair rendement het werkelijk rendement(duidelijk) overtreft. Dit dient men ook in zijn totaliteit te zien. Per belastingplichtige is onderzoek nodig naar de mate waarin de box 3-heffing hem benadeelt. Alleen voor dat deel heeft hij recht op een redelijke compensatie die is gericht op rechtsherstel. Wat de exacte invulling van een redelijke, op rechtsherstel gerichte compensatie in een concrete zaak is, is voorbehouden aan de feitenrechters. Vervolgens zal de Hoge Raad deze invulling marginaal toetsen.
Het ‘werkelijk rendement’ is als volgt worden bepaald. In ‘normale gevallen’ kan men het reële rendement stellen op de netto-opbrengst van reguliere baten zonder aftrek van financieringskosten. Bij reguliere baten kan men denken aan rente, dividend en huur. Eventueel komen partijen tot een vergelijk en stellen zij gezamenlijk het bedrag van het werkelijke rendement vast. Zij kunnen bijvoorbeeld besluiten om de wettelijke forfaits toe te passen op de spaargelden en het overig vermogen van de belastingplichtige.
Bron: A-G Niessen 24-02-2022