Verteerkosten kunnen zakelijk en dus aftrekbaar zijn
Onder bepaalde omstandigheden kunnen verteerkosten (gedeeltelijk) aftrekbare kosten zijn, zo oordeelt de Hoge Raad.
Een consultant woont met zijn gezin in Limburg en werkt in 2014 gedurende zes maanden voor een opdrachtgever in Amsterdam. Daarom huurt hij in Amsterdam een studio, waar hij van zondagavond tot en met vrijdag verblijft. De studio beschikt over een éénpitskookplaat. In 2015 werkt de consultant van februari tot december voor een opdrachtgever in Tilburg. In verband daarmee heeft hij in Tilburg een kamer gehuurd. Hij verblijft van zondagavond tot en met vrijdag op deze kamer. Op die kamer heeft de man de beschikking over een magnetron. Daarnaast kan hij een gemeenschappelijke keuken gebruiken. In de genoemde perioden heeft de consultant de maaltijden afgenomen in of bij horecagelegenheden. Hij wil deze kosten aftrekken van zijn winst uit onderneming, maar zowel de Belastingdienst als Hof Den Haag meent dat dit niet is toegestaan.
Gemengde kosten De consultant gaat vervolgens in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de noodzaak om te eten en te drinken op zichzelf beschouwd niet meebrengt dat de verteerkosten in hun geheel uitsluitend zijn gemaakt ter bevrediging van persoonlijke behoeften van de man. Zijn verblijf in Amsterdam en in Tilburg heeft plaatsgevonden met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming. Daaruit volgt dat men in beginsel moet aannemen dat ook de tijdens die verblijven gemaakte verteerkosten zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen van die onderneming. Dat is alleen anders voor zover de aanleiding voor het belopen van die kosten uitsluitend zou liggen in de privésfeer. Dat eten buiten de deur duurder is dan thuis eten, betekent niet dat de kosten van buiten de deur eten in de privésfeer liggen. De verteerkosten zijn dus in beginsel gemengde kosten, die binnen bepaalde beperkingen aftrekbaar zijn.
Bron: Hoge Raad 18-10-2024, Hof Den Haag 22-03-2022 (gepubl. 20-04-2022).