Navorderingstermijn alleen langer na verleend uitstel
Als aan een belastingplichtige uitstel wordt verleend voor het indienen van zijn aangifte, leidt dit tot een verlenging van de navorderingstermijn. Dit geldt echter niet als een belastingplichtige wel om uitstel heeft verzocht, maar dit verzoek pas na het indienen van de aangifte door de Belastingdienst is ontvangen, zo blijkt uit een uitspraak van Hof Amsterdam.
Een man was schuldig bevonden aan witwassen, waarna de Belastingdienst zijn aangiften opnieuw bekeek. Dit leidde ertoe dat de inspecteur op 14 april 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting oplegde over het jaar 2010. De belastingplichtige stelde echter dat de navorderingstermijn op 1 januari 2016 was verstreken. Volgens de inspecteur had de man echter verzocht om uitstel voor het doen van aangifte en moest de navorderingstermijn hierdoor worden verlengd.
Het hof was het niet met de inspecteur eens. De belastingplichtige had weliswaar om uitstel verzocht, maar de inspecteur ontving dit verzoek pas op 26 april 2011. De aangifte was toen inmiddels ontvangen, zodat geen uitstel was verleend. Het hof oordeelde dat hierdoor de navorderingstermijn niet was verlengd, zodat de navorderingsaanslag te laat was opgelegd.
Bron: Hof Amsterdam, 26-2-2019 (gepubl. 29-5-2019)
Pensioenverdeling bij scheiding wordt gemoderniseerd
De regels omtrent de verdeling van pensioenen bij een echtscheiding gaan op de schop. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft hiertoe het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 opgesteld en voorgelegd aan de Raad van State voor advies. De ministerraad heeft al met dit voorstel ingestemd.
De exacte inhoud van het wetsvoorstel wordt pas bekend bij indiening daarvan in de Tweede Kamer. Als de Tweede en Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemmen, krijgen beide ex-partners in de toekomst een zelfstandig recht op een deel van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Hierdoor hebben de beide ex-partners in de toekomst – in tegenstelling tot de huidige situatie – op pensioengebied niets meer met elkaar te maken. Ook geeft deze nieuwe regeling meer inzicht in de financiële situatie van de ex-partners na hun pensionering.
Na de inwerkingtreding van de wet zullen pensioenuitvoerders bij een melding van een scheiding automatisch overgaan tot een verdeling van de pensioenen. Wel kunnen ex-partners desgewenst aangeven dat zij het pensioen niet willen verdelen. Ook kunnen zij samen andere afspraken maken over de verdeling.
Bron: Min. van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 29-5-2019
Voorgeschoten loonheffingen door dga informeel kapitaal
Als een dga bij uitbetaling van zijn stamrechtuitkering de verschuldigde loonheffingen voorschiet voor zijn bv en hij weet dat die bv dit nooit meer kan terugbetalen, dan vormt het voorgeschoten bedrag informeel kapitaal.
Op 1 december 2005 krijgt een man een ontslagvergoeding van zijn toenmalige werkgever van circa € 1 miljoen. Hij brengt de ontslagvergoeding in als stamrecht in een eigen bv. In 2014 wenst de dga gebruik te maken van de afkoopregeling voor stamrechten en daarna de bv te liquideren. Vanwege de slechte financiële positie van de bv besluit de man de verschuldigde loonheffingen uit privémiddelen te voldoen en boekt dit in rekening-courant. Dat doet de man ook met het netto bedrag van de stamrechtuitkering. Het saldo van de rekening-courantvordering van de dga op zijn bv wenste de dga als negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen in box 1 te brengen, waardoor hij ook geen belasting hoefde te betalen over de stamrechtuitkering. In geschil bij Hof Den Haag is of de dga het bedrag van het stamrecht heeft genoten. Het hof stelt voorop dat de waarde van het stamrecht gesteld moet worden op het bedrag dat bij een derde zou moeten worden gestort om de aanspraak te kunnen dekken. De financiële positie van de bv is daarbij irrelevant. Volgens het hof moet bij het betalen van de loonheffingen in privé door de dga al duidelijk zijn geweest dat de bv dit bedrag nooit zou kunnen terugbetalen. Dit leidt tot de conclusie dat de door de dga betaalde loonheffingen kwalificeren informeel kapitaal is. Zou dit informeel kapitaal uit de rekening-courant worden gehaald, dan resteert een vordering. Vanwege deze vordering in rekening-courant van de bv op de dga heeft de man de stamrechtuitkering door verrekening van het nettobedrag volledig genoten, aldus het hof. De inspecteur heeft de stamrechtuitkering dan ook terecht in de belastingheffing betrokken.
Bron: Hof Den Haag 13-2-2019
Eerste Kamer stemt in met WAB
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans aangenomen. Ook werden twee moties aangenomen.
Het wetsvoorstel Arbeidsbalans in Balans wijzigt Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten. Het voorstel beperkt negatieve effecten van specifieke vormen van flexibele arbeid, zoals onzekerheid over werk en inkomen en afwenteling van kosten en risico’s, of maakt deze duurder en daardoor onaantrekkelijker. Ook beoogt het voorstel het aangaan van een vast contract aantrekkelijker te maken voor werkgevers, zodat voor werkenden meer perspectief op zekerheid ontstaat. Om dit te bereiken worden voorstellen gedaan om de wetgeving op het terrein van flexibele arbeid en het ontslagrecht te herzien. Bovendien wordt het aanbieden van een vast contract aantrekkelijker gemaakt door de WW-premie voor vaste contracten lager vast te stellen dan voor tijdelijke contracten.
In de door de Eerste Kamer aangenomen motie-Schalk wordt de regering verzocht bij gelegenheid van een volgend wetsvoorstel te formaliseren dat de f-grond, namelijk ontslag als gevolg van werkweigering in verband met gewetensbezwaar, geen onderdeel kan zijn van de cumulatiegrond.
In de motie-Van de Ven en Oomen-Ruijten wordt de regering verzocht voor de zomer 2019 te komen met de uitwerking van voorstellen voor nieuw zzp-beleid met een definitief tijdpad gericht op een adequate bescherming van de zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt en maatregelen gericht op het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Bron: EK 28-05-2019
KIA niet lager door buitenvennootschappelijke investering
Als iemand deelneemt aan een maatschap en buiten de maatschap om investeert in één of meer bedrijfsmiddelen, mag hij die investering bij de investeringen van de maatschap optellen om de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) te berekenen. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
Een ondernemer participeerde samen met vijf anderen een maatschap. In 2013 investeerde de maatschap voor € 40.517 in bedrijfsmiddelen. Daarnaast investeerde de ondernemer zelf voor € 56.515 in een personenauto. In zijn aangifte inkomstenbelasting telde hij deze investeringen bij elkaar op, wat leidde tot een investeringsaftrek van € 15.470. Dit was in 2013 het maximale aftrekbedrag. Volgens de inspecteur had de ondernemer onjuist gehandeld, want hij stelde dat de afzonderlijke leden van de maatschap geen aanspraak konden maken op een hogere KIA dan wanneer er geen buitenvennootschappelijke investeringen zouden hebben plaatsgevonden. De inspecteur berekende de KIA op € 10.085.
Hof Den Bosch was het echter oneens met de inspecteur. Het hof oordeelde dat de ondernemer de investeringen bij elkaar mocht optellen, ook als dat betekende dat de ondernemer hierdoor een hogere – in dit geval zelfs de maximale – KIA mocht toepassen. De Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het hof. Volgens de Hoge Raad leidt de samentelling van de investeringen er niet toe dat een lid van een samenwerkingsverband geen aanspraak kan maken op het vaste bedrag van de KIA, ook als de aftrek zonder buitenvennootschappelijke investeringen lager was geweest.
Bron: Hoge Raad, 24-5-2019
Bij overheersende vennoot zijn andere ‘vennoten’ in dienst
Als een vennootschap onder firma (vof) meerdere vennoten heeft, maar de feitelijke leiding in handen van één vennoot is en deze tevens toezicht houdt op de andere vennoten, kan dit betekenen dat de ‘ondergeschikte vennoten’ een dienstbetrekking hebben. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.
Een vof had zestien vennoten, maar slechts één van hen had de feitelijke leiding over de vof. Deze vennoot was als enige bevoegd om namens de vof te handelen en te tekenen. Ook mocht alleen hij geld uitgeven c.q. ontvangen en samenwerkingsverbanden aangaan met derden. Verder hield deze vennoot toezicht op alle andere vennoten, die zich bij ziekte bij hem moesten afmelden, waarna hij voor vervanging zorgde. De anderen hadden ook geen zeggenschap over het toetreden van nieuwe vennoten.
De inspecteur stelde dat er sprake was van een schijnconstructie en de rechtbank was het met hem eens. Voor de aanwezigheid van een vof is vereist dat de vennoten op min of meer gelijkwaardige basis met elkaar samenwerken en dat was hier niet het geval. Daarom kwalificeerden de ondergeschikte vennoten niet als vennoot voor de inkomstenbelasting en was er feitelijk sprake van meerdere dienstbetrekkingen.
Bron: Rb. Noord-Nederland, 7-2-2019 (gepubl. 21-5-2019)
Ondanks tijdige melding betalingsonmacht toch aansprakelijk
Kan een bestuurder niet rechtsgeldig betalingsonmacht melden vanwege opzet of grove schuld van het lichaam? Dan kan de aansprakelijkgestelde bestuurder alleen aan aansprakelijkheid ontkomen door aan te tonen dat het niet aan hem persoonlijk is te wijten dat niet rechtsgeldig kan worden gemeld.
Een man en zijn echtgenote wonen in het Verenigd Koninkrijk (VK). Beiden zijn dga van een in het VK opgerichte Limited. Deze Limited heeft de in haar verlies- en winstrekening opgenomen ‘directors fees’ niet in haar Nederlandse loonadministratie verantwoord. Ook heeft de Limited naast toepassing van de 30%-regeling op declaratiebasis onbelaste kostenvergoedingen uitbetaald voor ‘house- en living allowances’ aan de man en zijn vrouw. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd, verhoogd met boeten en rente. De Limited heeft de aanslagen niet betaald en daarom heeft de ontvanger de man aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde aanslagen. Voor Rechtbank Den Haag is in geschil of de aansprakelijkstelling terecht is. Van belang daarvoor is of de man bestuurder is van de Limited. Dit blijkt volgens de rechtbank uit de inschrijving in de Companies House (Kamer van Koophandel in het VK). Ook zijn er afschriften van ‘director’s reports’ bij de stukken van het geding waaruit blijkt dat de man bestuurder is geweest van de Limited. Hoewel de Limited een melding betalingsonmacht heeft gedaan, is deze niet rechtsgeldig, omdat bij opzet of grove schuld van het lichaam de bestuurder geen rechtsgeldige melding betalingsonmacht kan doen. Door aanzienlijke ontvangen beloningen niet in aangifte loonheffingen aan te geven en door andere inkomsten juist onder de 30%-regeling te brengen was sprake van grove schuld. Dat het lichaam feitelijk betalingsonmacht had gemeld of de Belastingdienst al langs een andere weg op de hoogte was van de betalingsonmacht, is dan niet relevant. De bestuurder kan alleen aan aansprakelijkheid ontkomen als hij duidelijk kan maken dat het niet betalen van de aanslagen hem niet valt te verwijten. De loonadministratie wordt verzorgd door een deskundig kantoor, dat is echter niet relevant. Uit de stukken blijkt namelijk niet dat een dergelijk kantoor om advies is gevraagd. Ook blijkt niet dat een dergelijk kantoor zich had uitgelaten over de voorwaarden voor het onbelast kunnen uitbetalen van de ‘director’s fees’ en kostenvergoedingen. Daarom is het aan de bestuurder te wijten dat niet rechtsgeldig kon worden gemeld.
Bron: Rb. Den Haag 21-3-2019 (gepubl. 27-5-2019)
Bij verzwegen inkomsten geldt verlengde navorderingstermijn
Als een belastingplichtige in het buitenland inkomen heeft genoten dat rechtstreeks op een Luxemburgse bankrekening is gestort, vallen deze inkomsten onder de inkeerregeling en is de verlengde navorderingstermijn van toepassing.
Het ging in deze zaak om een echtpaar dat een nertsenfokkerij exploiteerde. Namens het echtpaar werd bij de Belastingdienst gemeld dat er sprake was van buitenlandse bank- en spaartegoeden. Zo was in 2008 een storting gedaan op de Luxemburgse bankrekening van het bedrijf. De stortingen waren gedaan na verkoop van nertsvellen op een beurs in het buitenland. De inspecteur legde vervolgens een navorderingsaanslag op, waarna Hof Den Bosch moest beoordelen of voor de verzwegen inkomsten de verlengde navorderingstermijn van toepassing was.
Het hof oordeelde dat dit inderdaad het geval was. Aangezien de inkomsten waren verkregen uit de verkoop op een beurs in het buitenland, was sprake van in het buitenland opgekomen inkomen. Hierop was de verlengde navorderingstermijn van toepassing, zodat de navorderingsaanslag gehandhaafd bleef.
Bron: Hof Den Bosch, 15-3-2019 (gepubl. 16-5-2019)
Gebruikersvergoeding privépand beperkt tot box 3-voordeel
IB-ondernemers mogen vanwege een (forfaitaire) gebruiksvergoeding een deel van de gebruikelijke huurderslasten aftrekken bij gebruik van privépanden in hun onderneming. Maar daar blijft het dan ook bij. Ondernemers mogen niet ook nog eens een fictieve huurvergoeding aftrekken.
Gebruikt een ondernemer een privévermogensbestanddeel, anders dan een auto, voor ondernemingsdoeleinden, dan mag hij daarvoor een gebruikerskostenvergoeding aftrekken. Maar deze aftrek is wel beperkt tot maximaal het forfaitair rendement van box 3 over dat vermogensbestanddeel. Hierbij hoeft de ondernemer overigens geen rekening te houden met zijn heffingsvrije vermogen. Bovendien mag de ondernemer een evenredig deel van de kosten aftrekken die normaal gesproken voor rekening van een huurder van het vermogensbestanddeel komen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden biedt deze regeling geen ruimte voor meer aftrek. De zaak voor het hof is aangespannen door een vrouw, die in 2011 haar eenmanszaak heeft verplaatst naar een aantal van haar privépanden. Naast de gebruikersvergoeding wil de vrouw een fictieve huurvergoeding aftrekken voor de privépanden waarin zij haar eenmanszaak drijft. Het hof oordeelt dat de Belastingdienst de aftrek van deze fictieve huurvergoeding mag weigeren. Dat hier sprake is van een gedwongen verplaatsing van de onderneming, is geen reden om het aftrekrecht te verruimen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 14-05-2019
Ruim 60.000 bezwaarschriften tegen box 3-heffing
De Belastingdienst heeft ruim 60.000 bezwaarschriften ontvangen tegen de box 3-heffing in de inkomstenbelasting over 2017. Dit heeft staatssecretaris Snel van Financiën geantwoord op Kamervragen.
Ook met betrekking tot eerdere belastingjaren heeft Snel aangegeven hoeveel bezwaren tegen de vermogensrendementsheffing zijn ingediend: 14.205 bezwaarschriften over 2013, 10.060 over 2014, 2.468 over 2015 en 1.186 over 2016. Over 2018 zijn nog geen aantallen bekend. Volgens Snel zijn vrijwel alle ingediende bezwaren ontvankelijk.
Volgens de staatssecretaris zijn belastingplichtigen voldoende op de hoogte van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing en is het eenvoudig mogelijk om tijdig en individueel bezwaar te maken. Verder is volgens de staatssecretaris veel ruchtbaarheid gegeven aan de massaalbezwaarprocedure, ook met betrekking tot het belastingjaar 2018.
Bron: MvF, 20-5-2019