Geen absorptie looninkomsten in winst uit onderneming
Loon uit dienstbetrekking kan onder omstandigheden kwalificeren als winst uit onderneming indien er een nauwe samenhang bestaat tussen de werkzaamheden in dienstbetrekking en de ondernemersactiviteiten. Ook moeten de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden een ondergeschikte plaats innemen.
Een architect genoot winst uit onderneming. In 2015 ging de architect een arbeidsovereenkomst aan met een stichting waar zij in dienst trad als bouwkundig projectleider. In 2015 besteedde zij ruim 1.500 uur aan haar onderneming, waarvan bijna 1.300 uur betrekking had op de werkzaamheden voor de stichting. De inspecteur corrigeerde de aangegeven winst uit onderneming. In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de vrouw de ontvangen bedragen van de stichting mocht aanmerken als winst uit onderneming.
De vrouw gaf aan dat het de bedoeling was om de werkzaamheden voor de stichting als zelfstandige uit te voeren. De stichting ging daar echter niet mee akkoord. Daarom moeten volgens de vrouw de loonopbrengsten worden aangemerkt als te zijn geabsorbeerd door haar onderneming. Het hof geeft aan dat loon ondanks de rangorderegeling mogelijk toch behoort tot de winst uit onderneming. Daarvoor is dan wel vereist dat een nauwe samenhang bestaat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de werkzaamheden verricht als ondernemer. Bovendien moeten de verrichte werkzaamheden in dienstbetrekking in het geheel van de ondernemersactiviteiten een ondergeschikte plaats innemen. Het hof vindt dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aangegeven waaruit blijkt dat tussen de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en de ondernemersactiviteiten een nauwe samenhang bestaat. Bovendien kan niet worden gezegd dat de in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden in het geheel van de ondernemersactiviteiten in 2015 een ondergeschikte plaats hebben ingenomen. De vrouw heeft geen recht op ondernemersaftrek.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 14-01-2020
eHerkenning niet verplichten
De Belastingdienst verplicht ondernemers per 1 februari om gebruik te maken van e-herkenning voor hun belastingaangifte in plaats van gebruikersnaam en wachtwoord. Veel (kleinere) ondernemers vinden dit bezwaarlijk, onder andere vanwege de jaarlijkse kosten voor deze digitale sleutel. MKB-Nederland en VNO-NCW pleiten daarom voor meer keuze voor de ondernemers.
De ondernemersorganisaties zijn op zich voorstander van een veilig digitaal paspoort om zaken mee te doen met de overheid, en eHerkenning is daar volgens hen een goede en veilige methode voor. Ze zijn het echter niet eens met de verplichting om eHerkenning als enige mogelijkheid voor de belastingaangifte. Ondernemers moeten als alternatief ook op papier aangifte kunnen blijven doen. En ondernemers die DigiD gebruiken voor hun aangifte, zoals eenmanszaken, moeten dat ook kunnen blijven doen, volgens de ondernemersorganisaties. DigiD is namelijk ook veilig. Bovendien is er volgens MKB-Nederland en VNO-NCW geen wettelijke basis om ondernemers te verplichten via eHerkenning aangifte te doen.
Daarnaast pleiten de ondernemersorganisaties voor compensatie van de kosten voor eHerkenning.
Bron: MKB-Nederland 20-01-2020
Stage- of arbeidsovereenkomst?
Een stagiair aan een middelbare school meent dat er sprake is geweestvan een arbeidsovereenkomst, omdat hij feitelijk zelfstandig heeft lesgegeven. Hof Amsterdam gaat in dat standpunt niet mee: de lessen vormden onderdeel van zijn tweedegraadslerarenopleiding waarvoor de stagiair studiepunten kreeg en waarbij hij ook werd begeleid.
Een student van een lerarenopleiding sluit januari 2015 een praktijkleerovereenkomst met zijn onderwijsinstelling en een middelbare school in Amsterdam, op grond waarvan hij in het eerste half jaar van 2015 twee dagen per week Engelse les gaat geven aan leerlingen van een vmbo-opleiding. In de praktijkleerovereenkomst is onder meer bepaald dat de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst is. Er is geen onkostenvergoeding, reiskostenvergoeding en/of stagevergoeding overeengekomen. De stagiair heeft de stage met een onvoldoende afgesloten.
Bij de kantonrechter betoogt de student dat tussen hem en de scholengemeenschap een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De kantonrechter wijst zijn vordering echter af.
Op het hoger beroep van de stagiair overweegt het hof dat rekening gehouden moet worden met het feit dat de stage een verplicht onderdeel was van de lerarenopleiding die de stagiair volgde, hij studiepunten voor de stage kreeg, zijn functioneren (tevens) werd beoordeeld door de lerarenopleiding en hij zowel door de lerarenopleiding als door de school waar hij stage liep werd begeleid. De stagiair stelt dat hij de lessen van een docent Engels, die ziek was geworden, zelfstandig heeft verzorgd. Dit feit op zich brengt echter niet mee dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Zowel de school als de stagiair hebben kennelijk gemeend dat de stagiair door het geven van de lessen de in het kader van de opleiding gewenste ervaring kon opdoen. Dat de school daarbij ook gebaat was, omdat zij op die manier gaten in haar lesrooster kon opvullen, is niet van zodanig gewicht dat daaruit volgt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. De stagiair heeft ook begeleiding gekregen en had desgewenst nog meer begeleiding kunnen krijgen. Dat een stagiair volgens een website van de rijksoverheid niet zelfstandig les mag geven, maakt niet dat in de verhouding tussen de stagiair en de school sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst.
Bron: Hof Amsterdam 5-11-2019
Sterkste stijging gemeentelijke woonlasten sinds 2007
De gemeentelijke woonlasten stijgen dit jaar aanzienlijk sterker dan de inflatie. Huurders betalen 5,1% meer, eigenaar-bewoners 4,3%. Dat blijkt uit het rapport Kerngegevens Belastingen Grote Gemeenten 2020, dat is opgesteld door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden van de Rijksuniversiteit Groningen.
De gemeentelijke woonlasten voor meerpersoonshuishoudens die hun woning bezitten (ozb, rioolheffing en afvalstoffenheffing) stijgen gemiddeld met 4,3%. Ter vergelijking, de verwachte inflatie in 2020 is 1,6%. Het is het tweede jaar op rij dat de woonlasten relatief sterk stijgen.
Deze lastenontwikkeling komt in de eerste plaats doordat de afvalstoffenheffing sterk stijgt (met 5,9%). De gemiddelde ozb-aanslag stijgt met 4,0%. Eigenaar-bewoners betalen gemiddeld 1,9% meer voor de rioolheffing. De woonlasten zijn het hoogst in Leiden (€ 878) en het laagst in Den Haag (€ 597).
Huishoudens in een huurwoning betalen afvalstoffenheffing en in sommige gemeenten rioolheffing. Zij betalen in 2019 gemiddeld € 18 meer (5,1%). Dat komt voornamelijk doordat de afvalstoffenheffing in veel gemeenten sterk stijgt (€ 17). De rioolheffing stijgt voor huurders gemiddeld € 0,49 (0,9%).
Een meerpersoonshuishouden betaalt gemiddeld € 306 aan afvalstoffenheffing, 5,9% meer dan vorig jaar. Deze relatief sterke stijging komt doordat het Rijk in 2019 de afvalstoffenbelasting sterk verhoogde (139%). Een deel van de gemeenten heeft deze kostenstijging in 2019 bekostigd uit de reserves en rekent de kosten nu pas via de afvalstoffenheffing door aan de huishoudens. In Arnhem daalt de afvalstoffenheffing gemiddeld met naar schatting 4,1% doordat de gemeente in 2020 (per 1 juli) overstapt op een ander tariefsysteem (betaling per keer dat afval in een verzamelcontainer wordt geworpen). In Apeldoorn stijgt de afvalstoffenheffing 38%. Huishoudens in Nijmegen betalen net als in 2019 het minst (€ 40) omdat deze gemeente een groot deel van de kosten van afvalinzameling en verwerking dekt met de ozb-inkomsten. In Haarlem betalen huishoudens het meest (€ 392).
Huiseigenaren betalen in 2020 gemiddeld € 256 meer ozb. Dat is 4,0% meer dan vorig jaar, variërend van een daling met 1,0% in Arnhem tot een stijging met 15,2% in Groningen. In Amsterdam betalen huishoudens het minst (gemiddeld € 150), in Nijmegen het meest (€ 569).
Gemeenten kunnen kiezen of zij een aanslag voor de rioolheffing sturen naar woningeigenaren, huurders of beide. Huurders betalen gemiddeld € 57 voor de rioolheffing, 0,9% meer dan in 2019. In veertien grote gemeenten betalen huurders geen rioolheffing. In de gemeenten waar huurders wel rioolheffing betalen, varieert het tarief voor zowel één- als meerpersoonshuishoudens van € 28 (Oss) tot € 284 (Zaanstad). Eigenaar-bewoners betalen in Tilburg het minst (€ 96), in Zaanstad het meest (€ 284). Gemiddeld betalen zij 1,9% meer voor de rioolheffing dan vorig jaar.
Bron: RUG 15-01-2020
Onttrekking of gebruikelijk loon?
Wordt een onttrekking binnen een vennootschap aangemerkt als loon, dan hoeft die vennootschap voor dat deel geen gebruikelijk loon in aanmerking te nemen. Maar dat zal niets uitmaken voor eventuele naheffingsaanslagen loonheffingen.
Een vennootschap gaat in beroep tegen naheffingsaanslagen loonheffingen. Volgens de vennootschap had de Belastingdienst bij het opleggen van de aanslag een te hoog gebruikelijk loon in aanmerking genomen. Het controlerapport van de fiscus vermeldde namelijk onttrokken bedragen, die volgens de vennootschap het gebruikelijk loon verlaagden.
In hoger beroep oordeelt Hof Den Bosch dat deze onttrekkingen alleen in mindering zouden komen op het gebruikelijk loon als de fiscus ze als (verkapt) loon had bestempeld. Maar ook dan zou de inspecteur de naheffingsaanslagen hebben opgelegd. In dit geval heeft de inspecteur echter de onttrekkingen niet als loon aangemerkt en hoefde hij het gebruikelijk loon evenmin met deze bedragen te verlagen.
De vennootschap stelt verder dat de inspecteur ten onrechte het gebruikelijk loon niet had verminderd met de bijtelling van de auto van de zaak. Volgens het hof komt de bijtelling in beginsel in mindering op het gebruikelijk loon. De inspecteur maakt echter aannemelijk dat de som van het fictieve loon dat hij had toegepast en de bijtelling niet meer bedroeg dan 75% van het loon dat gebruikelijk is voor de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Daardoor was de naheffingsaanslag niet te hoog vastgesteld.
Bron: Hof Den Bosch 9-01-2020
Auto stond slechts één dag ter beschikking
Een inwoner van Nederland die in een auto met een buitenlands kenteken de Nederlandse weg berijdt, kan een forse naheffingsaanslag MRB tegemoet zien voor de periode waarin de auto feitelijk ter beschikking kan hebben gestaan. Nageheven kan worden over een periode van maximaal vijf jaar, tenzij men kan aantonen dat de auto korter ter beschikking stond.
Een inwoner van Nederland wil op 10 december 2016 zijn ouders van het vliegveld afhalen in Duitsland. Omdat de auto van zijn vader niet wil starten, neemt hij de auto van zijn broer die bij hem op bezoek is. Deze broer woont – op 600 km afstand – in Duitsland en rijdt in een auto met een Duits kenteken. De rit in de Duitse auto wordt bij een controle ontdekt en levert een naheffingsaanslag MRB op van € 6.799, berekend over de periode 1 januari 2012 tot en met 9 december 2016 en een boetebeschikking van € 5.278.
De man gaat in bezwaar en beroep tegen de naheffing en boete. Hij verwijst hiervoor naar verklaringen van hemzelf, zijn ouders en zijn broer. Volgens de inspecteur komt aan die verklaringen onvoldoende bewijskracht toe, maar de rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van de man zoals ook ter zitting herhaald, de overgelegde verklaringen en meer in het bijzonder aan de verklaring van de broer. Anders dan de inspecteur betoogt, leidt de omstandigheid dat deze broer regelmatig op bezoek komt niet zonder meer tot de conclusie dat diens auto aan de belanghebbende ook op andere momenten feitelijk ter beschikking stond. Ook uit het dossier blijkt niet dat de auto eerder gedurende een langere of andere periode feitelijk ter beschikking heeft gestaan. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking moeten daarom worden vernietigd.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 11-12-2019 (publ. 14-01-2020)
Ruim 130.000 aanmeldingen voor de nieuwe KOR
Vanaf 1 januari 2020 is de nieuwe kleineondernemersregeling (KOR) van kracht. Ruim 130.000 ondernemers hebben zich inmiddels voor deze nieuwe regeling aangemeld. Ondernemers, organisaties en verenigingen met een jaaromzet tot € 20.000 die nog geen keuze maakten, kunnen zich nog steeds aanmelden.
Op 1 januari is de nieuwe KOR ingegaan. De oude KOR en korting op de btw is daarmee vervallen. Anders dan bij de oude KOR moeten ondernemers bij de nieuwe KOR vooraf kiezen of ze gebruik willen maken van de regeling. Zodra ze zich met het aanmeldformulier hebben aangemeld en voldoen aan de voorwaarden, gaat de nieuwe KOR in vanaf het volgende btw-aangiftetijdvak. De aanmelding geldt voor tenminste drie jaar, tenzij de omzet boven de € 20.000,- per jaar komt.
Ondernemers die kiezen voor de KOR en voldoen aan de voorwaarden berekenen geen btw aan klanten, trekken geen btw af op investeringen en zijn niet meer verplicht om facturen voor de btw te versturen. Ook doen zij geen btw-aangifte.
Om van de KOR gebruik te kunnen maken moet een ondernemer zich vier weken voor het eerstvolgende btw-aangiftetijdvak aanmelden. Van de 130.000 ondernemers die zich vorig jaar hebben aangemeld voor de KOR zijn 108.000 direct vanaf 1 januari vrijgesteld van de btw en de btw-aangifte. Zij hebben zich hier vorig jaar tijdig voor aangemeld. De overige 22.000 ondernemers maken gebruik van de KOR vanaf 1 april – de eerstvolgende btw-aangifteperiode. Ondernemers die die zich nog niet hebben aangemeld, maar per 1 april gebruik willen maken van de KOR dienen zich uiterlijk 29 februari bij de Belastingdienst aan te melden.
Bron: Belastingdienst 10-01-2020
Vergoeding voor partner moet hoog genoeg zijn voor aftrek
Het is niet mogelijk om een arbeidsvergoeding van minder dan € 5.000 voor de meewerkende partner af te trekken door te stellen dat het gaat om vrijwilligerswerk.
Een man drijft via zijn eenmanszaak een onderneming. Deze onderneming (her)redigeert manuscripten. Deze activiteiten moeten leiden tot publicaties in boekvorm. De echtgenote van de man verricht gedurende enkele uren per week of per maand werkzaamheden voor zijn eenmanszaak. Deze werkzaamheden bestaan onder meer uit het invoeren van teksten en tabellen. Indien nodig redigeert de vrouw de teksten. De man betaalt zijn echtgenoot jaarlijks een bedrag van € 1.500 voor haar werkzaamheden. Hij wil dit bedrag aftrekken van zijn ondernemingswinst. De Belastingdienst weigert deze aftrek echter, omdat de partnervergoeding minder bedraagt dan de drempel van € 5.000.
De ondernemer begint een beroepsprocedure. Voor het hof stelt hij dat de aftrekbeperking alleen geldt als de partner de werkzaamheden verricht om daarmee financieel voordeel te behalen. In zijn geval heeft zijn echtgenote vrijwilligerswerk verricht voor de onderneming, aldus de man. De vergoeding die de vrouw heeft ontvangen komt ook overeen met de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding in de desbetreffende jaren. Hof Den Haag ziet echter in de wet niets wat het standpunt van de ondernemer ondersteunt. Het hof oordeelt daarom dat de man de vergoeding die hij heeft betaald aan zijn echtgenote niet mag aftrekken.
Bron: Hof Den Haag 18-12-2019 (gepubl. 07-01-2020)
Kostenaftrek na mislukte procedure om alimentatie
Een ex-partner die kosten maakt om partneralimentatie te krijgen, kan deze kosten in aftrek brengen in de aangifte. Dat geldt zelfs als de rechter uiteindelijk de vordering afwijst. Wel moet bij het instellen van de procedure redelijkerwijs te verwachten zijn dat de rechter het recht op partneralimentatie zal toewijzen.
Een man voert een aantal procedures tegen zijn ex-echtgenote. Daarbij bepaalt de rechter uiteindelijk dat de man en zijn ex-echtgenote over en weer partneralimentatie zijn verschuldigd. De man heeft echter minder alimentatie verkregen dan waar zijn advocaat om had gevraagd. De kosten voor de advocaat wil de man in aftrek brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur gaat hier niet mee akkoord. Hij vindt dat de kosten van een mislukte poging tot verkrijging van partneralimentatie niet aftrekbaar zijn. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dat de kosten voor een mislukte procedure aftrekbaar zijn. Wel moet bij het instellen van de procedure voor de man redelijkerwijs te verwachten zijn dat hij succesvol zal zijn in de procedure. De rechter is van oordeel dat de man met de overgelegde draagkrachtberekening heeft aangetoond een goede kans te maken bij de civiele rechter meer partneralimentatie te krijgen.
De ex-echtgenote heeft tegen de man een vordering ingesteld om (meer) partneralimentatie van de man te krijgen. De advocaatkosten om die vordering te bestrijden zijn niet aftrekbaar. De rechtbank bepaalt in goede justitie dat de helft van de gemaakte advocaatkosten door de man zien op het verkrijgen van partneralimentatie en dat deze kosten aftrekbaar zijn.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-12-2019 (gepubl. 30-12-2019)
Draag btw af bij automatische incasso
Een ondernemer die een vooruitbetaling per automatische incasso ontvangt, moet verplicht btw af te dragen op het moment dat die vooruitbetaling is ontvangen.
Een bv exploiteert een fitnesscentrum. Zij ontvangt in december 2010 abonnementsgelden voor het jaar 2011. Deze bv vindt dat hier geen sprake is van een vooruitbetaling, omdat de abonnementsgelden via automatische incasso van de rekening van de abonnementhouders zijn geïncasseerd. Daarnaast zijn de abonnementen op ieder moment op te zeggen. In dat geval is het betaalde abonnementsgeld terug te vorderen. Volgens de bv hoeft de afdracht van de btw over de abonnementsgelden vanwege deze omstandigheden pas plaats te vinden in 2011. Maar Hof Arnhem-Leeuwarden ziet geen reden om de btw-afdracht uit te stellen. Volgens de BTW Richtlijn is de btw in het geval van vooruitbetalingen verschuldigd op moment van ontvangst van het bedrag. Ook de wet stelt dat de btw uiterlijk is verschuldigd op het moment waarop de btw-ondernemer de vergoeding voor zijn prestatie ontvangt. Of de afnemer van de prestatie toestemming geeft voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaakt, is irrelevant. De opzegbaarheid van het abonnement is in dit verband evenmin van belang. De bv had de btw over de vooruitbetalingen al in 2010 moeten afdragen. Daarom mag de Belastingdienst naheffen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 24-12-2019 (gepubl. 03-01-2020)