Prinsjesdag 2023: verwachte wijzigingen voor ondernemers
Het pakket Belastingplan 2024 zal hoogstwaarschijnlijk verschillende fiscale wijzigingen voor ondernemers (IB-ondernemingen en lichamen) en dga’s bevatten. Een overzicht met de verwachte wijzigingen.
Dga’s en ondernemers moeten op grond van eerder aangenomen wetten, zoals het Belastingplan 2023, al rekening houden met wijzigingen die per 1 januari 2024 ingaan. Zoals de invoering van een progressief tarief voor box 2 in de inkomstenbelasting en de verdere afbouw van de zelfstandigenaftrek. Maar ook het pakket Belastingplan 2024 bevat wijzigingen die de ondernemer en de dga aangaan. Men dient zich echter bewust te zijn van het feit dat veel wijzigingen zijn aangekondigd door het kabinet voordat het demissionair werd. Het is dus mogelijk dat bepaalde maatregelen uit het pakket Belastingplan 2023 niet doorgaan of later in werking treden dan gepland.
Versobering van (energie)-investeringsaftrek Net zoals de milieu-investeringsaftrek (MIA) zou de EIA op basis van wetgeving per 1 januari 2024 komen te vervallen. Maar bij het opstellen van deze zogeheten horizonbepaling heeft de wetgever een voorbehoud gemaakt voor het geval de evaluaties van deze regelingen positief zouden uitpakken. Dat is ook gebeurd, zodat deze faciliteiten ook na 1 januari 2024 nog even blijven bestaan. Maar vanaf 2024 vindt een structurele verlaging plaats van het aftrekpercentage van de energie-investeringsaftrek (EIA). Daarnaast vindt een verlaging plaats van het plafond maximaal investeringsbedrag voor deze faciliteit.
Verruiming herinvesteringsreserve bij stoppersregelingen Het gebruik van de herinvesteringsreserve bij gedeeltelijke staking moet toegankelijker worden. Zo neemt de wetgever barrières voor stoppende agrariërs weg.
Aanpassing doorschuifregeling bij ontbinding Bij een geruisloze terugkeer uit de bv/nv bestaat een regeling om niet-verrekende verliezen uit de Vpb-sfeer mee te nemen naar de IB-sfeer. Daarbij vindt een correctie plaats van deze verliezen voor de tariefverschillen tussen de IB en de Vpb. Deze correctie wordt berekend door middel van een bepaalde breuk (verhoudingsgetal). In het Belastingplan 2023 is het verhoudingsgetal ongewijzigd gebleven. Dit verhoudingsgetal had moeten worden aangepast, vanwege de aanpassing van het lage Vpb-tarief in combinatie met de aftopping van de aftrek van de MKB-winstvrijstelling (en de geldende IB-tarieven). Praktisch gezien is dit al geregeld in een goedkeurend besluit. Maar de wetgever wil toch de wet repareren met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023.
Reparatiewetgeving lucratief belang Op 14 april 2023 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de lucratiefbelangregeling. Meer specifiek betreft het de economische vergelijkbaarheid van vermogensrechten met achtergestelde soortaandelen. De Hoge Raad heeft kort gezegd beslist dat men daarbij moet aansluiten bij de kapitaalseis dat de achtergestelde soortaandelen minder zijn dan 10% van het geplaatst aandelenkapitaal. De demissionaire staatssecretaris van Financiën vreest men de lucratiefbelangregeling, onder dit uitgangspunt, in de toekomst te vaak zal ontlopen. Daarom is reparatiewetgeving op zijn plaats, aldus de staatssecretaris. Hij wil in het Belastingplan 2024 een wetswijziging voorstellen. Daardoor zal een lening, die niet kwalificeert als informeel kapitaal, met terugwerkende kracht tot 26 juni 2023 ook meetellen voor de beoordeling of sprake is van een lucratief belang.
Aanpassingen rond Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Als een dga na emigratie bovenmatig leent van een nieuwe, in het buitenland gevestigde, vennootschap vordert de ontvanger van de belastingen de conserverende aanslag in. Dit is een ongewenst gevolg van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Het Belastingplan 2024 zal dit herstellen. Daarnaast wordt in de Wet IB 2001 een aanpassing aangebracht voor het verdelen van het maximumbedrag excessief lenen bij het einde van een fiscaal partnerschap. Verder moet nog een aanpassing plaatsvinden van de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap zelf. Deze wet verwijst nu naar het huidige vlakke box 2-tarief. Per 1 januari 2024 zal box 2 echter een progressief tarief krijgen.
Afschaffing van betalingskorting inkomstenbelasting Per 1 januari 2023 is de betalingskorting bij de voorlopige aangifte (VA) van de vennootschapsbelasting afgeschaft. In lijn daarmee zal het ook komen tot de afschaffing van de betalingskorting voor de inkomstenbelasting.
Aanpassing vrijstelling in de BOR en DSR Onder de huidige wetgeving bedraagt de vrijstelling van schenk- en erfbelasting in het kader van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) 100% van de goingconcernwaarde van de onderneming voor zover dit vermogen maximaal € 1.205.871 bedraagt. Het meerdere is voor 83% vrijgesteld. Hierbij geldt dat dankzij de zogeheten doelmatigheidsmarge bij bv’s tot 5% van het vermogen wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. De regering wil de vrijstelling per 1 januari 2024 aanpassen door tot € 1.500.000 aan ondernemingsvermogen voor 100% vrij te stellen, terwijl het meerdere maar voor 70% wordt vrijgesteld. Bovendien wil de regering de doelmatigheidsmarge afschaffen. Daarnaast zal de Belastingdienst aan derden verhuurde onroerende zaken aanmerken als beleggingsvermogen. Dit zal trouwens ook gelden voor de doorschuifregeling (DSR) in het ab-regime. Bedrijfsmiddelen die men gemengd gebruikt, zullen slechts kwalificeren voor de BOR en de DSR voor zover ze daadwerkelijk binnen de onderneming worden gebruikt.
Alleen BOR/DSR voor regulier ab Daarnaast zullen de BOR en de DSR niet meer openstaan voor ieder aanmerkelijk belang, hoe beperkt ook. De wetgever wil de toegang tot deze regelingen beperken tot reguliere aandelen met een belang van 5% die volledig meedelen in de winstgerechtigdheid en de liquidatieopbrengst. De BOR en de DSR blijven gelden voor preferente aandelen die in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging zijn uitgegeven. De verwateringsregeling blijft eveneens bestaan. Verder staat een bestrijding van overige constructies met de BOR op de planning voor 2026. Daarbij valt te denken aan een langere bezits- en voortzettingstermijn vanaf hoge leeftijd en een antimisbruikbepaling.
Andere voorwaarden voor BOR Aan de andere kant bestaat ook een wens om veel knelpunten met betrekking tot de bezitseis en voortzettingseis bij de BOR weg te nemen. Daarnaast zal per 2025 de eis komen te vervallen dat een werknemer die het bedrijf overneemt minimaal 36 maanden in de onderneming heeft gewerkt. Daar tegenover staat dat de het demissionaire kabinet per 2025 een minimumleeftijd van 21 jaar voor de bedrijfsopvolger in het kader van de BOR en DSR wil introduceren. De minimumleeftijdseis zal alleen gelden bij een schenking, niet bij een vererving.
Aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury De vennootschapsbelasting kent een specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars. Deze renteaftrekbeperking treedt in werking als de leverage ratio respectievelijk eigenvermogenratio minder dan 9% (percentage 2023) is. Deze maatregel noemt men ook wel de minimumkapitaalregeling. Maar deze regeling werkt onevenwichtig uit ten aanzien van interne treasury activiteiten van banken. Daarom is op technische punten een aanpassing van de minimumkapitaalregel nodig om deze verstoring te voorkomen. Om de opbrengstderving te dekken zal een verhoging van het percentage van de minimumkapitaalregel dat niet aftrekbaar is plaatsvinden. Het nieuwe percentage zal 9,4% bedragen.
Nieuwe voorwaarden voor niet-transparant FGR Naast het Belastingplan 2024 zal het pakket Belastingplan 2024 naar verwachting een paar andere wetsvoorstellen bevatten. Een van deze wetsvoorstellen is het Wetsvoorstel vastgoedmaatregel in het fbi-regime en aanpassing van het fonds voor gemene rekening (FGR) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi). Dit wetsvoorstel bevat onder andere nieuwe voorwaarden voor het niet-transparant – en daarmee zelfstandig belastingplichtig – voor de vennootschapsbelasting zijn van een FGR. Zo zal een FGR per 1 januari 2025 een beleggingsinstelling of een maatschappij voor collectieve belegging van effecten (icbe) moeten zijn. Bovendien moet sprake zijn van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Bewijzen van deelgerechtigdheid die uitsluitend zijn te vervreemden aan het FGR, tellen niet als verhandelbaar. Door deze nieuwe voorwaarden zullen sommige lichamen mogelijk niet langer vennootschapsbelastingplichtig zijn. Daarom bevat het wetsvoorstel ook overgangsrecht met mogelijkheden voor uitstel van belasting betalen.
Alleen gereglementeerd fonds kan vanaf 2025 vbi zijn Het Wetsvoorstel vastgoedmaatregel in het fbi-regime en aanpassing van het FGR en de vbi beperkt bovendien de mogelijkheden om onder het regime van de vbi te vallen. Per 1 januari 2025 zal de voorwaarde gelden dat het lichaam een gereglementeerd fonds is.
Einde vennootschapsbelastingplicht voor open cv Het Wetsvoorstel fiscaal kwalificatiebeleid (buitenlandse) rechtsvormen zal eveneens deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2024. Een belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel is dat de open commanditaire vennootschap vanaf 1 januari 2025 geen vennootschapsbelastingplichtig lichaam meer is. Ook dit zal leiden tot fiscale afrekening, al is de fiscale claim onder voorwaarden door te schuiven op grond van overgangsrecht. Verder zal deze nieuwe wet per 1 januari 2025 de fiscale kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen regelen. De kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen blijft in beginsel plaatsvinden aan de hand van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Daarnaast introduceert de wetgever twee aanvullende methoden: de symmetrische methode en de vaste methode.
Afschaffing giftenaftrek voor bv’s Een bv kan binnen bepaalde grenzen giften aan algemeen nut beogende instellingen (anbi’s) en steunstichtingen sociaal belang behartigende instellingen (sbbi’s) aftrekken. Een overschot telt als een uitdeling aan de aandeelhouder. Onder voorwaarden en binnen bepaalde grenzen kan deze giften aftrekken. De demissionaire staatssecretaris van Financiën vindt dit echter nogal omslachtig. Daarom wil hij de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afschaffen. Tegelijkertijd zal een niet-zakelijke gift aan een ANBI of sbbi niet meer kwalificeren als een verkapte winstuitdeling aan de aandeelhouder.
Maatregelen tegen dividendstripping Een ander onderdeel van het pakket Belastingplan 2024 is het Wetsvoorstel versterking aanpak dividendstripping. Het gaat hierbij vooral om twee maatregelen. De eerste maatregel betreft de wettelijke vastlegging van een zogeheten registratiedatum. De andere maatregel ziet op het aanpassen van de bewijslastverdeling ter verbetering van de bewijspositie van de inspecteur.
Onderzoek naar mogelijke wijzigingen in de btw De overheid zit verder met een aantal lopende Europese trajecten. Sommige trajecten gaan over de btw. Zo zal vanaf 1 januari 2025 voor grensoverschrijdende virtuele diensten de btw voortaan verschuldigd zijn in de lidstaat van vestiging van de afnemer. Deze bepaling ziet op culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten. Daarnaast evalueert het demissionaire kabinet de doelmatigheid van het verlaagde btw-tarief in zijn geheel. De evaluatie richt zich in het bijzonder op de toepassing ervan op sierteelt, arbeidsintensieve diensten, cultuur en logies. Eventuele afschaffing of versobering kan gepaard gaan met alternatieve beleidsinstrumenten. Verder vindt onderzoek plaats naar wat binnen de btw-regelgeving de mogelijkheden zijn voor een herzieningsregeling op (kostbare) verbouwingsdiensten. De conclusies uit al deze onderzoeken kunnen wellicht terugkomen in wetsvoorstellen die op Prinsjesdag 2023 bekend worden gemaakt.
Bron: MvF 08-05-2023, 26-06-2023 en 27-06-2023
Aandelentransactiebetaling niet te verwarren met schenking
Een storting op een rekening vanwege een aandelentransactie mag men niet verwarren met een schenking. Zo’n ‘vergissing’ bij het doen van aangifte inkomstenbelasting vormt grove schuld.
Een vrouw ontvangt op 12 oktober 2011 van haar vader 16% van de aandelen in een buitenlandse nv. Deze aandelen hebben een waarde € 4.477.792. Op 5 november 2012 koopt de nv de aandelen van de vrouw voor € 4.500.000 in. Daarbij blijft de nv de koopsom schuldig. In 2014 en 2015 lost de nv € 120.000 respectievelijk € 300.000 op deze schulden af. De nv stort deze bedragen op een rekening ten name van de vrouw en haar vader. Maar de tegoeden op de bankrekening komen alleen toe aan de vrouw. In haar eerste aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2014 en 2015 maakt de vrouw geen melding van haar vordering op de nv. Zij vermeldt evenmin de bankrekening waarop de aflossingen zijn gestort. Pas later dient zij herziene aangiftes in waarin zij de vordering en de bankrekening wel meldt.
Grove schuld De inspecteur stelt dat door grove schuld aan de kant van de vrouw aanvankelijk onjuiste aangiftes zijn ingediend. Omdat de vrouw is ingekeerd, matigt de Belastingdienst de vergrijpboete tot 60% van de boetegrondslag. Normaal gesproken zou de boete 75% bedragen. De vrouw gaat in beroep tegen de vergrijpboete. Hof Den Haag is het met de Belastingdienst eens dat sprake is van grove schuld. Uit de bankafschriften volgt dat de nv de betalingen heeft verricht ten titel van de aandelenverkoop. De bedragen waren bovendien hoger dan eerdere schenkingen van de vader. De vrouw moet hebben begrepen dat de stortingen geen gewone schenkingen van haar vader waren, maar betalingen door de nv vanwege de aandelentransactie. Bovendien is het algemeen bekend dat banktegoeden en andere bezittingen boven een bepaald bedrag belast zijn in box 3.
Boetematiging Aan de andere kant heeft de vrouw later een andere belastingadviseur in de arm genomen. Daarop zijn herziene aangiftes ingediend. Het verwijt dat de vrouw treft, is daarom minder ernstig. Daarnaast is er voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging aanwezig om de boetes te beperken. Bovendien blijkt de redelijke termijn te zijn overschreden. Daarom vernietigt het hof de vergrijpboete over de aanslag 2014 en verlaagt de boetebeschikking 2015 van € 28.933 naar € 10.000.
Bron: Hof Den Haag 12-07-2023 (gepubl. 08-08-2023)
eHerkenning leidt niet tot overschrijding aangiftetermijn OB
Het niet kunnen inloggen met eHerkenning is geen reden om geen aangifte te kunnen doen. De Belastingdienst voorziet in een alternatief inlogmiddel voor rechtspersonen die (nog) geen eHerkenning kunnen aanschaffen, omdat men zich niet kan inschrijven in het Handelsregister.
Dit schrijft staatssecretaris Van Rij in antwoord op een verzoek om informatie over gegevens van de omzetbelasting met betrekking tot de verzuimboetes in verband met eHerkenning. Het verzoek is gedaan op basis van de Wet open overheid (Woo). Naar aanleiding van het verzoek is een document aangetroffen. In het besluit op het verzoek beantwoordt de staatssecretaris deels de vragen die in het verzoek staan.
De staatssecretaris verwijst ook naar het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2022 waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat er wel een wettelijke grondslag is voor het verplicht gebruik van eHerkenning.
De aangiftetermijn is nooit overschreden. In alle gevallen is er gelegenheid gegeven om op een andere manier aangifte te doen, indien zij binnen de doelgroep vielen die nog geen eHerkenning middel konden aanschaffen. Opties zijn: compensatie voor het inschakelen van een intermediair, aangifte doen op papier en alsnog inloggen op het oude PDO portaal.
Bron: MvF 08-08-2023