Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Vage raamovereenkomst maakt geen afnemer

Wil een partij kwalificeren als afnemer voor btw-doeleinden, dan moet zij een duidelijke overeenkomst van opdracht zijn aangegaan.

Een bv verricht een soort reclamediensten, te weten het bedenken en ontwerpen van acties om particulieren over te halen om mee te doen aan bepaalde prijzenfestivals. Tot 23 november 2000 heeft de bv deze diensten verricht voor een gelieerde vennootschap. Op 31 oktober 2000 sluit deze gelieerde vennootschap een overeenkomst met een ander gelieerd lichaam buiten de EU. Deze overeenkomst bepaalt dat het lichaam de activiteiten van de vennootschap verricht. De vennootschap draagt zorg voor financiële transacties. Zij stoot de ontvangen gelden onder inhouding van een provisie door naar het lichaam. Vanaf 23 november 2000 reikt de bv facturen uit aan het nieuwe lichaam en later sluit zij een raamovereenkomst met dat lichaam. De bv brengt over haar diensten aan dat lichaam geen Nederlandse omzetbelasting in rekening. Zij meent namelijk dat de dienst niet plaatsvindt in Nederland.

Uit e-mailverkeer blijkt werkelijke afnemer Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de Belastingdienst dat de bv haar diensten feitelijk niet levert aan het lichaam, maar aan de vennootschap. Hof Arnhem-Leeuwarden deelt die conclusie. Volgens het hof geeft de factuur- en geldstroom in het desbetreffende tijdvak niet de economische en commerciële realiteit van de handelingen van de bv weer. Daarbij is van belang dat de raamovereenkomst zeer algemeen is verwoord. Hierin is slechts opgenomen dat het lichaam het voornemen heeft om de bv regelmatig te belasten met het uitvoeren van reclamediensten. Maar de raamovereenkomst zelf houdt geen opdracht in tot het daadwerkelijk verrichten van reclamediensten. Een concrete opdracht ontbreekt. Wel is er uitgebreid e-mailverkeer tussen de bv en de vennootschap. Uit deze communicatie blijkt de vennootschap de beslissing te nemen over het afnemen van de reclamediensten van de bv. Daarom heeft de bv btw in rekening moeten brengen.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 05-09-2023 (gepubl.15-09-2023).

Boete voor wijzigen tenaamstelling met adressticker

Trekt een ondernemer ten onrechte btw af doordat hij de tenaamstelling van een factuur heeft gewijzigd door er een adressticker op te plakken? Dan riskeert hij een hoge vergrijpboete!

Een man drijft een adviesbureau in de vorm van een eenmanszaak. Hij geeft advies op het gebied van onder meer boekhoudingen, belastingen, schuldsaneringen en personeelsbemiddeling. Later komt daar nog de verhuur van recreatiewoningen bij. De ondernemer vraagt en krijgt over het tweede en derde kwartaal van 2019 € 615 respectievelijk € 9.247 aan omzetbelasting terug. Naderhand vraagt de inspecteur de ondernemer om informatie over zijn aangiften omzetbelasting. Daarop stuurt de ondernemer onder andere een creditnota met betrekking tot de levering van een chalet. Op deze creditnota heeft de man een adressticker geplakt met zijn adres erop. Uit een derdenonderzoek en navraag bij de ondernemer blijkt dat de ondernemer met de sticker de tenaamstelling van de factuur heeft gewijzigd. Dit is niet toegestaan. Daarom legt de fiscus de ondernemer naheffingsaanslagen omzetbelasting en een 100%-vergrijpboete op.

Fiscalist moet beter weten De ondernemer gaat in beroep tegen de vergrijpboete. Hij stelt dat een van zijn klanten eerst het chalet heeft gekocht en dat hij het vervolgens heeft overgenomen. Maar Hof Arnhem-Leeuwarden vindt deze stelling niet aannemelijk. De leverancier van het chalet heeft nooit een factuur uitgereikt aan de ondernemer en dit ook nooit willen doen. De ondernemer maakt evenmin aannemelijk dat hij met zijn klant is overeengekomen het chalet over te nemen. Omdat de man zich mede als fiscalist presenteert, heeft hij moeten weten dat hij geen recht had op aftrek van voorbelasting over het chalet. Toch heeft hij deze voorbelasting afgetrokken door willens en wetens de factuur aan te passen. Hij moet zich bewust zijn geweest van de redelijke kans dat hij te weinig belasting zou betalen. Daarom is volgens het hof de vergrijpboete terecht opgelegd. Het hof verklaart het hoger beroep van de ondernemer ongegrond.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 12-09-2023 (gepubl. 22-09-2023).

Maar 1x MRB naheffen voor schendingen handelaarsregeling

Constateert de Belastingdienst dat op één dag met betrekking tot verschillende auto’s niet is voldaan aan de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling? Dan nog mag de fiscus maar één keer motorrijtuigenbelasting naheffen.

Tot de bedrijfsvoorraad van de houder van een handelaarskenteken behoren onder andere een Fiat Panda en een Volkswagen Polo. Op 22 mei 2022 is met beide auto’s gebruik gemaakt van de openbare weg zonder dat de handelaarskentekenplaten over de originele kentekenplaten zijn aangebracht. Daarom heeft de Belastingdienst de kentekenhouder twee naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting (MRB) inclusief verzuimboetes opgelegd. De kentekenhouder gaat daartegen in bezwaar en beroep. Hij stelt dat hij de handelaarskentekenplaten zichtbaar achter de ruiten van de auto’s heeft geplaatst. Hij heeft niet geweten dat dit onvoldoende was.

Geen sprake van afwezigheid van alle schuld Rechtbank Den Haag wijst erop dat de Belastingdienst MRB kan naheffen als men niet voldoet aan de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling. Het naheffingstijdvak is in principe twaalf maanden. Daarbij is de laatste dag de dag waarop de fiscus constateert dat niet aan de voorwaarden is voldaan. De rechtbank haalt uit deze omschrijving dat de inspecteur maar één naheffingsaanslag mag opleggen als hij op dezelfde dag meerdere keren vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan. Dit geldt ook als de waarnemingen betrekking hebben op verschillende auto’s. Omdat in deze zaak beide waarnemingen zeer kort na elkaar op dezelfde dag hebben plaatsgevonden, heeft de Belastingdienst maar één naheffingsaanslag mogen opleggen. Daarom vernietigt de rechtbank een naheffingsaanslag. De boete over de andere aanslag blijft in stand. Een houder van een handelaarskenteken moet namelijk zich bewust zijn van de voorwaarden van de regeling, aldus de rechtbank.

Bron: Rb. Den Haag 26-06-2023 (gepubl. 19-09-2023).

Pakket Belastingplan 2024

Het Pakket Belastingplan 2024 bestaat uit 15 wetsvoorstellen. Hieronder een selectie van de wijzigingen die van belang kunnen zijn voor ondernemers.

Investeringsfaciliteiten Om energie-investeringen en investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te stimuleren zijn er diverse investeringsfaciliteiten beschikbaar. De energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen zouden eindigen per 1 januari 2024. Deze regelingen worden nu echter verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt daarbij wel verlaagd van 45,5% naar 40%.

Verlaging MKB-winstvrijstelling Het kabinet wil de MKB-winstvrijstelling verlagen van 14% naar 12,7%. De MKB-winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst. Als de onderneming verlies lijdt, verkleint de MKB-winstvrijstelling het fiscale verlies.

Bv kan giften niet meer aftrekken In 2023 kunnen bv’s binnen bepaalde grenzen giften aan goededoelenorganisaties aftrekken. Per 1 januari 2024 vindt een vereenvoudiging van het schenken via de bv aan goede doelen plaats. In dat verband komt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting te vervallen. Maar giften die via de bv plaatsvinden zal de Belastingdienst in beginsel evenmin aanmerken als belast dividend.

Bij overheidsingrijpen ruimere HIR Via de herinvesteringsreserve (HIR) is belastingheffing over een boekwinst onder voorwaarden uit te stellen. Na 2024 vindt een verruiming van de voorwaarden plaats. Daardoor kan een IB-ondernemer na een door de overheid gedwongen gedeeltelijke staking van de ene onderneming ook een HIR vormen in een andere, al bestaande onderneming. De eis van het herinvesteringsvoornemen blijft bestaan.

Conserverende aanslag excessief lenen Bij emigratie kan een conserverende aanslag worden opgelegd om een belastingclaim die in Nederland is ontstaan veilig te stellen. Als een dga emigreert, een conserverende aanslag met uitstel van betaling ontvangt en na emigratie bovenmatig (excessief) van een nieuwe buitenlandse vennootschap leent, kan dit het uitstel van betaling beëindigen. Voorgesteld wordt de wet hierop aan te passen, met als doel dat invordering van de conserverende aanslag alleen plaatsvindt indien en voor zover bovenmatig (excessief) wordt geleend van een vennootschap waarop de conserverende aanslag betrekking heeft en de schuldtoename niet al eerder het uitstel van betaling heeft beëindigd.

Verliezen bij geruisloze terugkeer Als wordt besloten om de onderneming van een bv voortaan vanuit een IB-onderneming uit te oefenen, dan kan dit onder voorwaarden zonder directe belastingheffing (geruisloze terugkeer). Verrekenbare verliezen van de bv kunnen dan meegenomen worden naar de IB-onderneming. Om te voorkomen dat de verrekenbare verliezen bij de IB-onderneming door tariefverschillen een groter belastingvoordeel opleveren, wordt het bedrag aan mee te nemen verliezen op forfaitaire wijze berekend. Abusievelijk was dit niet juist in de wet van 2023 opgenomen. Bij besluit van 6 juli 2023 is al bepaald dat dit, vooruitlopend op de wetswijziging, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 wordt aangepast. Nu wordt voorgesteld dit in de wet aan te passen.

Nieuwe voorwaarde voor fgr Wil een fonds voor gemene rekening (fgr) voor de vennootschapsbelasting zelfstandig belastingplichtig blijven, dan moet het per 1 januari 2025 aan een nieuwe voorwaarde voldoen. Het zal dan namelijk een kwalificerend beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten moeten zijn. De deelgerechtigdheid moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Strengere voorwaarden voor vbi Per 1 januari 2025 mogen alleen beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten conform de Wet op het financieel toezicht vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi’s) zijn. De vbi’s mogen alleen rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers. Hiermee vervalt de mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime bij het beleggen van privévermogen.

Overgangsrecht bij verlies fgr-status Is een fonds voor gemene rekening (fgr) door de nieuwe definitie van het fgr niet meer zelfstandig belastingplichtig? Dan zou zonder nadere wetgeving het fonds belasting moeten betalen over de fictieve winst die hierdoor ontstaat. Om acute heffing te voorkomen, komt er overgangsrecht. Er wordt een doorschuiffaciliteit ingevoerd waarmee de belastingheffing wordt uitgesteld. Kan de doorschuiffaciliteit niet worden toegepast, dan kan mogelijk gebruik worden gemaakt van een betalingsfaciliteit. De betaling kan dan worden gespreid over een periode van tien jaar.

ATR blijft deels intact De invoering van de nieuwe definitie van het fonds voor gemene rekening (fgr) op 1 januari 2025 kan reden zijn voor de Belastingdienst om een vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. Vaak ziet zo’n ATR ook op andere onderwerpen waarop de nieuwe definitie van de fgr geen invloed heeft. Voor die aspecten blijft de ATR in stand. Men hoeft daar niet schriftelijk om te verzoeken.

Kwalificatie rechtsvormen Als rechtsvormen in Nederland anders worden behandeld dan in het buitenland kan dat leiden tot ongewenste situaties zoals dubbele belasting of dubbele aftrek. Om die situaties zoveel mogelijk te voorkomen, worden (buitenlandse) rechtsvormen in beginsel beoordeeld op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode. Dit wordt nu wettelijk vastgelegd. Volgens deze methode worden bepaalde civielrechtelijke kenmerken van buitenlandse rechtsvormen vergeleken met die van Nederlandse rechtsvormen om die buitenlandse rechtsvormen vervolgens voor de Nederlandse belastingheffing op dezelfde manier te behandelen. Er komen nieuwe regels voor niet-vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen.

Vervallen belastingplicht open cv Nu kan een commanditaire vennootschap (cv) open of besloten zijn. Als alle vennoten toestemming moeten geven voor het toetreden of vervangen van een commanditaire vennoot, is er sprake van een besloten cv en wordt het resultaat bij de vennoten belast. In alle overige gevallen is er sprake van een open cv en wordt het resultaat bij de cv met vennootschapsbelasting belast. Dit onderscheid is niet in overeenstemming met de wetgeving in andere landen en komt daarom te vervallen: vanaf 1 januari 2025 zijn open cv’s in beginsel niet meer zelfstandig belastingplichtig, maar wordt het resultaat bij de vennoten van die cv belast.

Vrije ruimte werkkostenregeling In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. In de wet is abusievelijk opgenomen dat het maximumbedrag van de vrije ruimte in de eerste schijf in 2023 € 6.800 bedraagt (in plaats van € 12.000). Dit wordt met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 hersteld, waardoor het maximumbedrag in de eerste schijf gelijk zal zijn aan 3% van € 400.000. Vanaf 2024 wordt het percentage van de vrije ruimte verlaagd van 3% naar 1,92% over een fiscale loonsom tot € 400.000.

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten Er is een voorstel om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit betekent dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang het aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer.

Btw-tarief op agrarische goederen en diensten Bepaalde agrarische goederen zijn belast tegen het verlaagde btw-tarief, zoals bijvoorbeeld stro, zaden en pootgoed. Wegens het vervallen van de landbouwregeling stelt het kabinet voor om ook het algemene tarief toe te passen op de levering van bepaalde agrarische goederen per 1 januari 2025.

Verhogen accijns op alcohol Het kabinet stelt voor om de accijnstarieven voor alcoholhoudende producten met 16,2% te verhogen. Dit geldt voor bier, wijn en andere dranken. Het doel is extra inkomsten te genereren en te stimuleren dat alcoholconsumptie wordt verminderd.

Dieselvervangende stookolie Het kabinet stelt voor om het gebruik van dieselvervangende stookolie te ontmoedigen en het fiscale voordeel weg te nemen door het accijnstarief gelijk te stellen aan dat van diesel. Het betreft een verhoging van het accijnstarief van € 41,31 naar € 595,57 per 1.000 liter stookolie per 1 januari 2024.

Verhoging tabaksaccijns Het kabinet stelt voor om de tabaksaccijns op sigaretten en op rooktabak per 1 april 2024 aanvullend te verhogen, met respectievelijk € 0,60 per pakje sigaretten van 20 stuks en € 3,60 per pakje shag van 50 gram.

Tanken wordt nóg duurder Op 1 april 2022 voerde het kabinet een tijdelijke accijnsverlaging door om de sterk stijgende brandstofprijzen te compenseren. Deze compensatie liep uiteindelijk door tot 1 juli 2023. Per die datum zijn de accijnswijzigingen deels weer teruggedraaid. Het plan is om per 1 januari 2024 ook het resterende deel van de accijnsverlaging van 2022 te beëindigen.

Lucratief belang Vermogensrechten die (mede) zijn verkregen als beloning voor werkzaamheden kunnen een lucratief belang vormen. Inkomsten hieruit worden belast in box 1 (maximaal 49,5% in 2023). Hiervan is sprake als de vermogensrechten economisch vergelijkbaar zijn met achtergestelde soortaandelen die in totaal minder dan 10% van het totaal geplaatste kapitaal in de vennootschap uitmaken. Hierbij telt agio en informeel kapitaal ook mee. Het kabinet stelt voor om per 26 juni 2023 een aandeelhouderslening die geen informeel kapitaal vormt, maar die wel bijdraagt aan een beloning voor werkzaamheden, ook mee te tellen voor deze beoordeling. Dit is een reactie op rechtspraak van de Hoge Raad en was in een brief op 26 juni 2023 al aangekondigd.
Let op! Dit voorstel heeft terugwerkende kracht tot 26 juni 2023.

Corrigeren belastingaangifte Het kabinet stelt voor om het corrigeren van een al ingediende belastingaangifte inkomstenbelasting te vereenvoudigen. Dat gebeurt door een herzien digitaal aangiftebiljet inkomstenbelasting als een verzoek om ambtshalve vermindering aan te merken. Dit moet schelen in de communicatie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst. Er wordt echter expliciet niet getornd aan het recht van een belastingplichtige om bezwaar of beroep in te stellen.

Staatssteun, gegevens en transparantie Staatssteun mag uitsluitend onder voorwaarden worden verstrekt. Een van de voorwaarden is de transparantieverplichting via de ‘Transparency Aid Module (TAM)’. In de TAM moeten diverse gegevens opgenomen worden. Om deze gegevens te verzamelen en te verwerken wordt voorgesteld om een verplichting tot het verstrekken van deze gegevens in te voeren. De verplichting bestaat uit een jaarlijkse actieve gegevensverstrekking voor energiebelastingplichtigen en een passieve gegevensverstrekking voor begunstigden. Denk bijvoorbeeld aan gegevens in verband met verlaagde tarieven voor glastuinbouw, laadpalen en walstroom. Er kan een last onder dwangsom opgelegd worden als niet aan de verplichting wordt voldaan.

Bewijspositie bij dividendstripping Bij dividendstripping wordt heffing van dividendbelasting beperkt of zelfs voorkomen. Om dividendbelasting te kunnen verrekenen, terug te vragen of te verminderen moet de ontvanger van het dividend de uiteindelijk gerechtigde zijn. Bij dividendstripping is het voor de Belastingdienst lastig om te bepalen of hieraan wordt voldaan. Om de bewijspositie van de Belastingdienst te verbeteren, is voorgesteld dat degene die een beroep doet op verrekening, teruggave of vermindering, aannemelijk moet maken dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit geldt pas vanaf een bedrag van € 1.000 aan geheven dividendbelasting op jaarbasis (doel-matigheidsmarge).

Navorderingstermijn invoerrechten De huidige wet bepaalt dat invoerrechten tot vijf jaar terug kunnen worden nagevorderd als sprake is van een onjuiste of onvolledige douaneaangifte. Voorgesteld wordt deze navorderingstermijn terug te brengen naar drie jaar als geen sprake is van opzet. Die navorderingstermijn van drie jaar geldt voor het onjuist en onvolledig doen van aangiften, maar ook voor het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen of gegevens. Daarnaast wordt voorgesteld om per 1 juli 2024 de strafrechtelijke sanctie te vervangen door een bestuurlijke boete als geen sprake is van opzet.

Hardheidclausule in de Invorderingswet Op dit moment bestaat er bij de invordering van belastingen geen mogelijkheid om bij onvoorziene en zeer onredelijke gevolgen af te wijken van de regels zoals die in de wet staan. Om die reden wordt er een hardheidsclausule in de Invorderingswet ingevoerd. Daarmee krijgt de Minister van Financiën de bevoegdheid om belastingschuldigen tegemoet te komen in gevallen waarin de Invorderingswet leidt tot ‘onbillijkheden van overwegende aard’. Een belastingschuldige dient in dat geval een verzoek voor toepassing van de hardheidsclausule in te dienen.

BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN

Geen faciliteit voor verhuurd vastgoed In principe komt enkel ondernemingsvermogen in aanmerking voor de BOR en de DSR ab. Dat leidt tot veel discussies, zeker bij verhuurd vastgoed: is het beleggings- of ondernemingsvermogen? Vanaf 2024 is verhuurd vastgoed altijd beleggingsvermogen voor de BOR en de DSR ab. Dat geldt ook voor koppelaankopen die nu nog als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Verhuurd vastgoed wordt voortaan gedefinieerd als vastgoed dat feitelijk ter beschikking is gesteld aan derden. Is dat op het moment van overdracht niet het geval, maar is het vastgoed daar wel voor bestemd, dan wordt het ook aangemerkt als beleggingsvermogen.

Afschaffen doelmatigheidsmarge De BOR en de DSR ab bevatten een doelmatigheidsmarge: bij vennootschapsbelastingplichtige lichamen wordt het beleggingsvermogen ter grootte van maximaal 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Hierdoor kan voor een deel van het beleggingsvermogen toch gebruik worden gemaakt van de BOR en de DSR ab. Voorgesteld is de doelmatigheidsmarge voor de BOR per 1 januari 2025 af te schaffen. Ook voor de DSR ab wordt de marge afgeschaft, maar dit kan pas later worden gerealiseerd. Het tijdstip wordt nog nader bepaald.

Privé en zakelijk gebruikt Voor de BOR en de DSR ab is sprake van ondernemingsvermogen als een bedrijfsmiddel verplicht ondernemingsvermogen is (in de regel max. 10% privégebruik) of keuzevermogen dat is aangemerkt als ondernemingsvermogen (zakelijk gebruik tussen 10% en 90%). Nu wordt het keuzevermogen in zo’n geval in zijn geheel voor de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen aangemerkt. Voorgesteld is voortaan enkel het deel van het bedrijfsmiddel dat zakelijk wordt gebruikt als ondernemingsvermogen voor de BOR en de DSR ab aan te merken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025.

Vervallen dienstbetrekkingseis DSR ab De DSR ab kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.

Minimumleeftijd verkrijger bij schenking Voorgesteld is om een minimumleeftijd in te voeren voor de verkrijger die een onderneming geschonken krijgt. Alleen als de verkrijger minimaal 21 jaar is, kunnen de DSR ab en de BOR worden toegepast. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de regelingen tegen te gaan. De invoering van de minimumleeftijd is gepland voor 1 januari 2025.

Aanpassing vrijstelling BOR De BOR stelt nu 100% van de waarde in het economische verkeer van de onderneming bij voortzetting vrij tot een bedrag van € 1.205.871 per onderneming (dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Vanaf 2025 wordt 100% van de waarde bij voortzetting tot een bedrag van € 1.500.000 vrijgesteld. Voor het meerdere geldt dan nog slechts een vrijstelling van 70%.

De volgende regelingen worden meegenomen in het Belastingplan 2024. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026:

Toegang tot de BOR en de DSR ab wordt beperkt tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal.

De bezitseis en de voortzettingseis in de BOR worden versoepeld.

Constructies (rollator-investeringen en dubbel-BOR) in de BOR worden aangepakt.

VASTGOED

Beperking afschrijving gebouwen in IB Ondernemers, resultaatgenieters en rechtspersonen mogen gebouwen slechts tot een bepaalde waarde afschrijven; de zogeheten bodemwaarde. De hoogte van de bodemwaarde is op dit moment verschillend voor de IB en VPB en is bovendien afhankelijk van de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt (in eigen gebruik of ter belegging). Nu geldt in de IB een ruimere afschrijvingsmogelijkheid voor gebouwen in eigen gebruik dan in de VPB. Het kabinet wil dit onderscheid wegnemen door de bodemwaarde voor alle gebouwen vast te stellen op de WOZ-waarde.

Samenloopvrijstelling aandelentransacties In de praktijk worden onroerende zaken regelmatig via een aandelentransactie overgedragen om btw of overdrachtsbelasting te vermijden. Het kabinet stelt voor om de zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2025 zodanig te wijzigen dat er in ieder geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven wanneer het:

nieuwe onroerende zaken voor de btw betreft;

die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd; of

dat zich dit binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet.

Dit wordt bereikt door de toepassing van de samenloopvrijstelling in die gevallen uit te sluiten.

Fbi-regime bij beleggen in vastgoed Vanaf 1 januari 2025 komt een lichaam dat direct belegt in vastgoed niet meer in aanmerking voor toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) (0% vennootschapsbelasting). De winst van zo’n lichaam wordt daardoor belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief.

Tijdelijke vrijstelling OVB Er komt een voorwaardelijke vrijstelling voor de overdrachtsbelasting (OVB) die verband houdt met het niet langer van toepassing zijn van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) op lichamen die direct in vastgoed beleggen. De voorwaardelijke vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 en alleen bij een voorgeschreven herstructurering voor de verkrijging van de economische eigendom van vastgoed.

AUTO & MOBILITEIT

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding Een werkgever mag in 2023 aan zijn werknemers een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,21 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) toekennen. Deze maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De verhoging geldt ook voor de inkomstenbelasting, zodat ondernemers en resultaat-genieters € 0,23 per kilometer in aftrek op hun resultaat mogen brengen voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel (auto, motor of fiets) rijden.

Verhoging vaste voet bpm De bpm bestaat uit twee delen: de vaste voet en een variabel deel. Het variabele deel wordt gebaseerd op de CO2-uitstoot. Het kabinet stelt voor om de vaste voet in de bpm vanaf 2025 te verhogen met € 200.

Wijzigingen MRB Voor de motorrijtuigenbelasting (MRB) gelden een aantal nihil- dan wel verlaagde tarieven. Het kabinet stelt voor om:

Het nihil- of lager tarief MRB voor personen- en bestelauto’s, geregistreerd met de brandstofsoort LPG, CNG en LNG, per 1 januari 2026 af te schaffen.

Het nihiltarief MRB OV-autobussen op autogas per 1 januari 2030 af te schaffen.

Het MRB-tarief van de kampeerauto van een kwarttarief te versoberen naar een halftarief per 1 januari 2026.

Het kwarttarief in de MRB voor paardenvervoer (paardentrailer) te beëindigen naar het reguliere tarief per 1 januari 2026.

De naheffingsperiode voor motorrijtuigen met een buitenlands kenteken te verkorten van maximaal vijf jaar tot maximaal 12 maanden. De bewijslast wordt gelijkgesteld met de overige naheffingen.

Een verduidelijking door te voeren in de situatie dat een naheffing voor de MRB mogelijk is vanwege een verandering aan het motorrijtuig. Denk hierbij aan het ombouwen van een bestelauto naar een personenauto. Het maakt daarbij niet uit of de verandering is aangebracht door de vorige of de huidige eigenaar.

De naheffingsaanslag te verminderen van 12 naar 3 maanden, wanneer de bestuurder bij een staandehouding geen handelaarskentekenbewijs kan overleggen.

Te verduidelijken dat de vrijstelling in de MRB voor een keuringsrit in het kader van de Algemene Periodieke Keuring (APK) alleen geldt op de dag van de APK.

Voor oldtimers geldt een specifieke MRB-regeling. Voertuigen die 40 jaar of ouder zijn, zijn vrijgesteld van MRB. Het kabinet stelt voor om de oldtimersvrijstelling in de MRB voor auto’s vanaf 40 jaar met ingang van 2028 te versoberen tot motorrijtuigen die voor 1988 zijn gebouwd (met een datum eerste toelating vóór 1 januari 1988).

Afschrijving bpm importvoertuig De afschrijving van een gebruikt motorrijtuig voor de bpm kan worden bepaald met behulp van een algemeen gebruikte handelskoerslijst. Als een importvoertuig beoordeeld naar merk, model, transmissie, brandstof, vermogen, carrosserie en uitvoering niet overeenkomt met een voertuig van de koerslijst (een geringe afwijking in de CO2-uitstoot buiten beschouwing gelaten), dan kan voor het bepalen van de juiste afschrijving de handelsinkoopwaarde op verzoek vastgesteld worden op basis van een individuele waardebepaling (taxatierapport). Dit is in 2023 door de Hoge Raad bepaald en wordt nu in de wet opgenomen.

Tariefswijziging bpm Een tariefswijziging voor de bpm geldt voor een nieuw motorvoertuig dat op dat moment is ingeschreven en waarvan de eerste tenaamstelling van het motorvoertuig twee maanden of later plaatsvindt dan het tijdstip van de tariefswijziging. Als de eerste tenaamstelling binnen twee maanden na de tariefswijziging plaatsvindt, dan geldt het oude tarief. Om te voorkomen dat deze regeling discriminerende elementen bevat, is op 12 december 2022 al goedgekeurd dat deze regeling ook geldt voor de inschrijving van een nieuw motorrijtuig in een andere lidstaat van de Europese Unie. Voorgesteld wordt deze regeling in de wet op te nemen.

ENERGIE & MILIEU

Aanpassing energiebelasting Het kabinet stelt voor de eerste schijven voor gas en elektriciteit in de energiebelasting op te knippen en de schijfgrens te stellen op 1.000 m3.

Actualiseren duurzame warmtebronnen Er is een voorstel om de lijst van duurzame warmtebronnen in de stadsverwarmingsregeling binnen de energiebelasting te actualiseren. Dit omvat toevoeging van installaties die voornamelijk aquathermie, lucht-water-warmtepompen, gasvormige biomassa of elektrische boilers gebruiken. Hierdoor verdwijnt het verschil in fiscale behandeling van vergelijkbare warmtebronnen. Daarmee wordt de keuze voor deze duurzame technieken niet gestuurd door de fiscaliteit, maar door welke techniek het meest geschikt is voor de situatie. Dit zal de doeltreffendheid en efficiëntie van de regeling verbeteren.

Glastuinbouw: verlaagd gastarief De energiebelasting kent verlaagde tarieven op aardgas voor de glastuinbouwsector. Deze verlaagde tarieven worden geleidelijk afgeschaft tussen 2025 en 2030. Deze afschaffing ondersteunt de energietransitie en levert de staatskas meer geld op.

Beperken vrijstelling elektriciteitsopwekking De energiebelasting kent een inputvrijstelling voor het gebruik van aardgas en elektriciteit voor het opwekken van elektriciteit. Deze vrijstelling wordt stapsgewijs beperkt. De outputvrijstelling voor elektriciteit wordt deels afgeschaft. Exploitanten van middelgrote installaties worden afwijkend behandeld, zodat zij niet verplicht belastingplichtig worden. Alle wijzigingen gaan in per 2025.

Glastuinbouw: invoeren CO2-heffing Er wordt per 1 januari 2025 een CO2-heffing ingevoerd voor glastuinbouwbedrijven. De omvang van de uitstoot van CO2 wordt bepaald op basis van het aantal kubieke meter aardgas dat is verstookt en een standaard CO2-emissiefactor die jaarlijks door de minister van Economische Zaken en Klimaat wordt vastgesteld. Het tarief zal oplopen van € 1,35 per ton CO2 in 2025 naar € 6,80 per ton CO2 in 2030.

Industrie en energiebelasting Per 1 januari 2025 zullen bepaalde vrijstellingen in de energiebelasting vervallen, namelijk voor metallurgische en mineralogische procedés. Door dit voorstel komt per 1 januari 2025 een voordeel op het gebruik van fossiele energie te vervallen voor o.a. de ijzer- en staalindustrie, de non-ferrometaalindustrie (o.a. productie van aluminium en zink), de metalen producten industrie en mineralogische industrie (o.a. productie van glas, tegels, bakstenen en kalkzandsteen). De vrijstelling blijft behouden voor de productie van waterstof door middel van elektrolyse.

Aanpassing kolenbelasting Bedrijven die kolen invoeren, vervoeren of opslaan moeten kolenbelasting betalen. Het kabinet stelt voor om de vrijstellingen voor duaal gebruik van kolen en non-energetisch gebruik van kolen per 2028 af te schaffen. Hierdoor wordt een extra prijs gezet op de CO2-uitstoot en op de uitstoot van andere luchtvervuilende stoffen door kolengebruik.

Minimumprijs CO2-uitstoot De minimumprijs voor CO2-uitstoot voor de elektriciteitssector en de industrie zal worden verhoogd. Het doel hiervan is om Nederlandse bedrijven te stimuleren om in hun investerings-keuzes rekening te houden met de gevolgen van broeikasgasemissies voor het klimaat.

Bron: MvF 19-09-2023

Bij misbruik van recht btw verschuldigd over verkapt dividend

Volgens Rechtbank Noord-Holland is sprake van misbruik van recht bij verkoop van een auto door een vennootschap tegen een te lage waarde aan de dga. Daarom is de vennootschap btw verschuldigd over het in aanmerking genomen verkapte dividend.

Een vennootschap die deel uitmaakt van een fiscale eenheid omzetbelasting, koopt op 29 augustus 2014 in Duitsland een auto voor € 48.319. Ook heeft de vennootschap schade laten herstellen aan de auto voor € 22.903. Op 6 januari 2015 verkoopt de vennootschap de auto aan haar dga voor in totaal € 15.000. Dit bedrag is de rest-bpm van € 14.053, een netto bedrag van € 783 en € 164 btw. Ten aanzien van deze verkoop is € 60.000 verkapt dividend in aanmerking genomen. De Belastingdienst legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op en een vergrijpboete.
Bij Rechtbank Noord-Holland is in geschil of btw verschuldigd is over het verkapte dividend en of de vergrijpboete terecht is opgelegd. De rechtbank is het niet eens met de inspecteur en is van oordeel dat voor de btw alleen moet worden uitgegaan van het factuurbedrag. Ook al is dat bedrag gezien de waarde van de auto ongebruikelijk laag. De rechtbank is het wel met de inspecteur eens dat sprake is van misbruik van recht. De vennootschap heeft de auto slechts zeer kort zakelijk gebruikt en daarna verkocht aan de dga. De auto is voor een kunstmatig lage prijs overgedragen aan de dga met geen ander doel dan een belastingvoordeel te verkrijgen. Daarbij speelt ook mee dat de vennootschap in het verleden telkens kostbare auto’s kocht en die voor € 15.000 aan de dga heeft verkocht.
Bij misbruik van recht moeten de transacties worden geherdefinieerd zodanig dat de situatie hersteld wordt zoals die zou zijn geweest zonder die transacties. De rechtbank rekent daarom de verkapte dividenduitkering ook tot hetgeen de dga daadwerkelijk heeft opgeofferd om de auto te krijgen. De rechtbank acht het niet relevant dat Nederland art. 80 van de Btw-richtlijn niet heeft geïmplementeerd.
De inspecteur heeft tijdens de zitting aangegeven dat sprake is van een pleitbaar standpunt. De rechtbank vernietigt daarom de vergrijpboete.

Bron: Rb. Noord-Holland 12-07-2023 (gepubl. 06-09-2023)

Voorbehoud in beschikking: directe verkorting 30%-regeling

Heeft de inspecteur een voorbehoud voor wetswijzigingen opgenomen in een afgegeven beschikking bewijsregel 30%-regeling? Dan hoeft hij bij een inkorting van de maximale duur als gevolg van een wetswijziging de beschikking niet aan te passen.

Op 1 augustus 2016 is een ingekomen werknemer voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een nv. In zijn arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de 30%-regeling van toepassing is. De nv zal echter geen compensatie bieden mocht zich een versobering van de 30%-regeling voordoen. De Belastingdienst geeft een beschikking bewijsregel 30%-regeling af voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 juli 2024. In de beschikking is echter een voorbehoud opgenomen voor wijzigingen in wet- en regelgeving. Per 1 januari 2019 vindt zo’n wijziging plaats: in plaats van maximaal acht jaren is de 30%-regeling nog maar hooguit vijf jaren toe te passen. De nv laat de inspecteur weten de extraterritoriale kosten van de werknemer bruto uit te betalen in de salarisadministratie. Na het indienen van de loonadministratie gaat de nv direct in bezwaar tegen de loonaangifte. Volgens de nv is de component 30%-regeling aangewezen als eindheffingsloon.

Geen aanwijzing als eindheffingsloon Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het niet eens de stelling van de nv. De nv heeft bij het uitbetalen van de looncomponent rekening gehouden met een verwerking als loon. Deze verwerking in de loonadministratie heeft ook op individueel niveau plaatsgevonden. Daaruit valt te concluderen dat geen sprake is van een aanwijzing als eindheffing. Gezien de overeenkomst vindt de rechtbank het evenmin aannemelijk dat de nv de looncomponent als eindheffingsloon heeft willen aanwijzen mocht door gewijzigde wetgeving de eindheffingsvrijstelling niet meer gelden.

Wijziging in 30%-regeling toegestaan Vervolgens gaat de rechtbank in op een paar andere stellingen van de nv. Zo meent de nv de 30%-regeling te mogen toepassen omdat de beschikking nooit is ingetrokken of gewijzigd. Maar de rechtbank verwijst naar het voorbehoud dat de inspecteur in de beschikking heeft gemaakt. Door dit voorbehoud verkort de wetswijziging de duur van de beschikking zonder dat een verdere aanpassing noodzakelijk is. Daarnaast verwerpt de rechtbank de stelling van de nv dat de inkorting van de 30%-regeling in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het beroep van de nv is ongegrond.

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 25-08-2023 (gepubl. 05-09-2023).

Proceskostenvergoeding moet in BPM-zaak even hoog zijn

De Hoge Raad bevestigt dat de belanghebbende in een BPM-zaak recht heeft op een even hoge proceskostenvergoeding als belanghebbenden in andere zaken.

In een verzetsprocedure van een kentekenhouder heeft de rechtbank een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en een proceskostenvergoeding toegekend. Daarbij heeft de rechtbank de hoogte van de proceskostenvergoeding berekend volgens het Besluit proceskosten Bestuursrecht. In dit besluit is opgenomen dat voor besluiten die zijn genomen op grond van de Wet BPM of Wet WOZ een vergoeding van € 597 per punt geldt. In andere gevallen is de vergoeding € 837 per punt. Volgens de kentekenhouder ontbreekt een rechtvaardiging voor dit verschil in vergoeding. De Hoge Raad is het eens met de kentekenhouder en verwijst naar een eerder arrest. De kentekenhouder heeft daarom recht op een hogere immateriële schadevergoeding en op een vergoeding van proceskosten en griffierechten. De Hoge Raad verklaart de overige klachten van de kentekenhouder zonder nadere motivering ongegrond.

Bron: Hoge Raad 08-09-2023.

Prinsjesdag 2023: overige verwachte maatregelen

Het pakket Belastingplan 2024 kan nog enkele kleine wijzigingen in box 3 bevatten evenals enkele wijzigingen van min of meer formele aard.

Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden in box 3 Het is de bedoeling dat een defiscalisering zal plaatsvinden van vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouder en minderjarige kinderen. Dit betekent dat men deze vorderingen en schulden niet meer in de belastingaangifte hoeft te vermelden. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het dan alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend. Alleen dan is immers sprake is van dezelfde aangifte.

Verduidelijking berekening effectief rendementspercentage box 3 bij fiscaal partners Bij de behandeling van de Overbruggingswet box 3 heeft de staatssecretaris van Financiën toegezegd om de berekeningsmethodiek voor het effectieve rendementspercentage bij fiscaal partners in de wet te verduidelijken. Hiermee heeft hij geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Wettelijke grondslag voor deformalisatie Het demissionaire kabinet heeft een aanbeveling gekregen om meer te deformaliseren. Dat houdt dat een burger geen bezwaarprocedure hoeft te doorlopen als het slechts gaat om een correctie van zijn gegevens. Het is echter nodig een wettelijke grondslag te creëren voor de gedeformaliseerde werkwijze van de Belastingdienst.

Verlenging van uitbreiding fiscaal overtredersbegrip Op 1 januari 2014 is het fiscale overtredersbegrip uitgebreid met de doen pleger, uitlokker en medeplichtige. Daardoor is het doen plegen van, uitlokken van of medeplichtig zijn aan fiscale fraude dus ook te beboeten. De uitbreiding zou op 1 januari 2024 aflopen, maar het plan is om deze bepaling met vijf jaar te verlengen tot 1 januari 2029.

Wet compensatie selectie aan de poort Bij het proces Selectie aan de Poort heeft de Belastingdienst aangiftes inkomstenbelasting onder andere beoordeeld op mogelijke systeemfraude. Volgens belastingadvieskantoor PricewaterhouseCoopers bestaat het risico dat bij een bepaalde groep aangiftes de selectie. meer was gericht op kenmerken van de belastingplichtige dan op fiscale risico’s. Daarom zal opnieuw een beoordeling plaatsvinden deze aangiftes. Het demissionaire kabinet wil compensatie bieden aan burgers van wie de aangiftes zijn geselecteerd op niet-fiscale gronden. Maar daarvoor is een wettelijke grondslag nodig, die naar verwachting wordt voorgesteld in een afzonderlijk wetsvoorstel.

Hardheidsclausule invorderingswet In de Invorderingswet 1990 zal een hardheidsclausule worden opgenomen.

Herstel reguliere navorderingstermijn Douane Om te bewerkstelligen dat naast de verlengde navorderingstermijn ook de reguliere navorderingstermijn weer is toe te passen, vindt een aanpassing plaats van het sanctiestelsel in de Algemene douanewet.

Hervormingen voor belastingstelsel van Caribisch Nederland De demissionaire staatssecretaris van Financiën heeft eerder toegezegd te komen met een pakket aan hervormingen voor het belastingstelsel van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden). De verwachting is dat dit pakket behoort tot het pakket Belastingplan 2024. De wijzigingen zijn onderverdeeld in een separaat wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024, de eindejaarsregeling 2023 en het eindejaarsbesluit 2023. De wijzigingen van de Belastingwet BES vanwege de invoering van de Wet minimumbelasting 2024 in Nederland zijn hier overigens nog niet in meegenomen.

Bron: MvF 08-05-2023 en MvF 31-08-2023.

Prinsjesdag 2023: overige verwachte maatregelen

Het pakket Belastingplan 2024 kan nog enkele kleine wijzigingen in box 3 bevatten evenals enkele wijzigingen van min of meer formele aard.

Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden in box 3 Het is de bedoeling dat een defiscalisering zal plaatsvinden van vorderingen en schulden tussen fiscaal partners en tussen ouder en minderjarige kinderen. Dit betekent dat men deze vorderingen en schulden niet meer in de belastingaangifte hoeft te vermelden. Bij ouders en minderjarige kinderen gaat het dan alleen om de situatie waarin het inkomen van het minderjarige kind aan de ouders wordt toegerekend. Alleen dan is immers sprake is van dezelfde aangifte.

Verduidelijking berekening effectief rendementspercentage box 3 bij fiscaal partners Bij de behandeling van de Overbruggingswet box 3 heeft de staatssecretaris van Financiën toegezegd om de berekeningsmethodiek voor het effectieve rendementspercentage bij fiscaal partners in de wet te verduidelijken. Hiermee heeft hij geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Wettelijke grondslag voor deformalisatie Het demissionaire kabinet heeft een aanbeveling gekregen om meer te deformaliseren. Dat houdt dat een burger geen bezwaarprocedure hoeft te doorlopen als het slechts gaat om een correctie van zijn gegevens. Het is echter nodig een wettelijke grondslag te creëren voor de gedeformaliseerde werkwijze van de Belastingdienst.

Verlenging van uitbreiding fiscaal overtredersbegrip Op 1 januari 2014 is het fiscale overtredersbegrip uitgebreid met de doen pleger, uitlokker en medeplichtige. Daardoor is het doen plegen van, uitlokken van of medeplichtig zijn aan fiscale fraude dus ook te beboeten. De uitbreiding zou op 1 januari 2024 aflopen, maar het plan is om deze bepaling met vijf jaar te verlengen tot 1 januari 2029.

Wet compensatie selectie aan de poort Bij het proces Selectie aan de Poort heeft de Belastingdienst aangiftes inkomstenbelasting onder andere beoordeeld op mogelijke systeemfraude. Volgens belastingadvieskantoor PricewaterhouseCoopers bestaat het risico dat bij een bepaalde groep aangiftes de selectie. meer was gericht op kenmerken van de belastingplichtige dan op fiscale risico’s. Daarom zal opnieuw een beoordeling plaatsvinden deze aangiftes. Het demissionaire kabinet wil compensatie bieden aan burgers van wie de aangiftes zijn geselecteerd op niet-fiscale gronden. Maar daarvoor is een wettelijke grondslag nodig, die naar verwachting wordt voorgesteld in een afzonderlijk wetsvoorstel.

Hardheidsclausule invorderingswet In de Invorderingswet 1990 zal een hardheidsclausule worden opgenomen.

Herstel reguliere navorderingstermijn Douane Om te bewerkstelligen dat naast de verlengde navorderingstermijn ook de reguliere navorderingstermijn weer is toe te passen, vindt een aanpassing plaats van het sanctiestelsel in de Algemene douanewet.

Hervormingen voor belastingstelsel van Caribisch Nederland De demissionaire staatssecretaris van Financiën heeft eerder toegezegd te komen met een pakket aan hervormingen voor het belastingstelsel van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (de BES-eilanden). De verwachting is dat dit pakket behoort tot het pakket Belastingplan 2024. De wijzigingen zijn onderverdeeld in een separaat wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024, de eindejaarsregeling 2023 en het eindejaarsbesluit 2023. De wijzigingen van de Belastingwet BES vanwege de invoering van de Wet minimumbelasting 2024 in Nederland zijn hier overigens nog niet in meegenomen.

Bron: MvF 08-05-2023 en MvF 31-08-2023.

Internetconsultatie voor nieuwe box 3-heffing

De internetconsultatie voor de Wet werkelijk rendement box 3 is gestart en sluit op 20 oktober 2023.

Het demissionaire kabinet heeft een internetconsultatie gestart met betrekking tot de Wet werkelijk rendement box 3. Onder het nieuwe stelsel is het werkelijk rendement belast. Het werkelijk rendement omvat het directe rendement en indirecte rendement. Voorbeelden van direct rendement zijn rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Indirect rendement bestaat uit de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen of vastgoed. In principe is sprake van het jaarlijks belasten van de waardeontwikkeling (vermogensaanwasbelasting). Als sprake is van een verlies, zijn de verliezen te verrekenen worden met box 3-inkomen uit andere jaren. Maar er zal sprake zijn van een verliesdrempel.

Vermogenswinstbelasting en heffingvrij inkomen Voor een aantal vermogensbestanddelen is het uitgangspunt om de waardeontwikkeling bij realisatie te belasten (vermogenswinstbelasting). Dit uitgangspunt zal spelen bij onroerende zaken en bepaalde categorieën aandelen in familiebedrijven en start- en scale-ups. Ook bij een vermogenswinstbelasting vindt belastingheffing plaats over directe inkomsten, zoals huur. De werkelijke kosten zijn aftrekbaar. Daarnaast is een van de voorstellen om voor een eerste (vakantie)woning in box 3 die men zelf gebruikt, een forfait te gebruiken. Dit forfait is een vast percentage van de WOZ-waarde. Tot slot vervangt in het voorstel een heffingvrij inkomen het heffingvrije vermogen.

Bron: MvF 08-09-2023.