Jan van Nassaustraat 21, 2596 BL Den Haag
Ma – Vr 8:30 – 17:30
post@driessenaccountancy.nl

Compensatieregeling eHerkenning verlengd

De compensatieregeling voor belasting- of inhoudingsplichtigen die belastingaangifte moeten doen via het ondernemersportaal van de Belastingdienst (Mijn Belastingdienst Zakelijk) en daarvoor eHerkenning moeten aanschaffen is verlengd.

Het aanbieden van een kosteloos inlogmiddel voor de Belastingdienst is op korte termijn niet mogelijk. Als alternatief compenseert het kabinet daarom voorlopig de noodzakelijke kosten die belasting- of inhoudingsplichtigen moeten maken om aan hun aangifteverplichting te kunnen voldoen. De beleidsregel uit 2020, die op 1 januari 2023 vervalt, wordt vervangen door de nieuwe beleidsregel met dien verstande dat deze van toepassing blijft op aanvragen die op 30 september 2022 in behandeling zijn.
De compensatieregeling valt uiteen in twee delen: compensatie voor de aanschaf van het Belastingdienst EH3-inlogmiddel en compensatie voor noodzakelijke andere kosten, zoals de kosten voor de noodzakelijke aanschaf van het eHerkenning PROBAS-inlogmiddel of het gebruik van een commercieel softwarepakket of de kosten van een intermediair.
De regeling compenseert één eHerkenningsmiddel (Belastingdienst EH3) per organisatie per jaar, aan te schaffen bij een erkende leverancier. Een machtiging aan een intermediair wordt niet gecompenseerd. De vergoeding wordt betaald aan de organisatie zelf. Een bestaand generiek eHerkenningsmiddel, dat kan worden gebruikt om bij diverse overheidsorganisaties in te loggen, kan desgewenst door de leverancier worden omgezet (afgewaardeerd) naar het speciale Belastingdienst EH3-inlogmiddel dat alleen kan worden gebruikt om in te loggen bij de Belastingdienst.
Gekozen is voor compensatie op basis van de laagste marktprijs voor een driejarig contract met een erkende leverancier (momenteel komt dit neer op € 24,20 inclusief btw per jaar).
Ambassades en consulaten kunnen geen gebruik maken van het Belastingdienst EH3-inlogmiddel en kunnen daarom een tegemoetkoming aanvragen voor de kosten van de aanschaf van het eHerkenning PROBAS-inlogmiddel, gebaseerd op de laagste prijs in de markt van € 36,30 (inclusief btw).
Aangifteplichtige organisaties die in het geheel niet kunnen beschikken over eHerkenning, kunnen een tegemoetkoming aanvragen voor het inschakelen van een intermediair of voor het aanschaffen van een commercieel softwarepakket. De gefactureerde kosten worden gecompenseerd tot een maximum van in totaal € 450 per kalenderjaar of boekjaar.
De beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 oktober 2022 en vervalt met ingang van 1 januari 2025. De beleidsregel blijft van toepassing op aanvragen die op 31 december 2024 in behandeling zijn.

Bron: MvF 18-09-2022

Bereken rente over schuld van vermogende dga

Heeft een bv een zakelijke vordering op haar dga? En heeft die dga genoeg vermogen om deze schuld af te lossen? Dan moet de bv de dga een zakelijke rente in rekening brengen.

Een bv verkoopt haar onroerende zaken in Nederland aan een derde. Deze koper stort het verschuldigde bedrag van € 650.000 op een bankrekening van de dga van de bv en zijn broer. Op die manier verkrijgt de bv een vordering op haar dga. Door rentebijschrijvingen staat de vordering op 30 april 2014 op € 721.760. De bv heeft echter ook een rekening-courantschuld aan de dga van € 108.921. Daarnaast heeft de dga een onderneming in Portugal. Deze onderneming lijdt over de jaren 2012, 2013 en 2014 steeds verliezen van tussen de een en twee ton. In 2014 staakt de dga zijn Portugese onderneming. Het jaar daarop verkoopt hij de onroerende zaken van die onderneming. Vervolgens besteedt hij de verkoopopbrengst aan een woning. De bv waardeert over het boekjaar 2014/2015 de vordering op de dga af naar € 512.000.
De bv en de inspecteur verschillen van mening over de hoogte van de rente die de bv over haar vordering moest berekenen. De bv meent alleen rente te hoeven berekenen over € 512.000. Maar de Belastingdienst bepleit een hogere rente. Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van de fiscus. De geldverstrekkingen die zich hier hebben voorgedaan, kwalificeren fiscaal gezien als zakelijke leningen. Daarnaast meent het hof dat de dga zijn schulden in het jaar 2014/2015 wel degelijk heeft kunnen aflossen. De enkele verwijzing van de bv naar de vermogenspositie van ruim vijftien maanden later brengt het hof niet op andere gedachten. Bovendien heeft de bv pas in een laat stadium gesteld dat de geldverstrekkingen deels verkapte winstuitdelingen waren. Het hof verklaart het beroepschrift dan ook ongegrond.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 06-09-2022 (gepubl. 16-09-2022)

Weer hogere loonafspraken

In augustus zijn wederom hogere loonafspraken gemaakt als in de maanden ervoor. Het maandgemiddelde komt uit op 4%. Het gemiddelde voor heel 2022 stijgt naar 3,3%. Dit blijkt uit de maandelijkse cijfers van AWVN.

Er zijn in augustus vanwege de zomer slechts negen cao’s afgesloten. Volgens AWVN verlopen de cao-onderhandelingen ondanks de maatschappelijke onrust over de koopkracht tot dus ver vlot. Dit jaar moeten 404 cao’s worden vernieuwd. Daarvan zijn er al 232 (57%) vernieuwd. Ook veel cao’s waaronder veel werknemers vallen zijn al vernieuwd. Hierdoor valt 95% van alle cao-werknemers onder een lopende cao. Dit percentage is hoger dan normaal omdat veel cao’s pas na de einddatum worden vernieuwd waardoor het percentage meestal rond de 80% ligt.

Kerncijfers

Loonafspraken augustus gemiddeld 4%

Loonafspraken 2022 gemiddeld 3,3%

Loonafspraken 2021 gemiddeld 2,1%

Aantal nieuwe cao-akkoorden in augustus 2022: 9

Aantal aflopende cao’s in 2022: 404

Aantal vernieuwde cao’s die in 2022 ingaan: 232 voor 2,5 miljoen werknemers

Aantal openstaande cao’s op dit moment met expiratie in 2022: 172 cao’s (340.000 werknemers)

Aantal openstaande cao’s op dit moment met expiratie in 2021: 50 cao’s (130.000 werknemers)

Bron: AWVN.nl 15-09-2022

Niet-geheven dividendbelasting is geen voorheffing

Dividendbelasting die niet is geheven, vormt geen voorbelasting die is te verrekenen met een vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang. Zelfs niet als (na)heffing wel mogelijk was.

Een man houdt een indirect aanmerkelijk belang (ab) in een vennootschap met een aandeel van 10% in een andere bv. Deze vennootschap draagt dat belang aan de man over. De akte vermeldt een nominale waarde van € 5.000 als aankooprijs. De werkelijke aankoopprijs bedraagt € 269.753, zo blijkt uit de jaarrekening. De bv koopt in 2017 de aandelen van de man in tegen de intrinsieke waarde à € 371.566. De bv draagt daarbij geen dividendbelasting af, noch heft de Belastingdienst. dividendbelasting van de bv na. De inspecteur merkt wel een bedrag van € 371.566 -/- € 269.753 = € 101.813 aan als een belast vervreemdingsvoordeel uit ab. De fiscus rekent de helft van dit bedrag toe aan de man en de andere helft aan zijn echtgenote.
De man en zijn echtgenoten zijn het oneens met de berekening. Volgens hen is het bedrag van € 371.566 een netto-bedrag. Daardoor zouden zij ieder de helft van € 64.688 aan dividendbelasting mogen verrekenen als voorheffing. Daarnaast wijzen de echtgenoten erop dat zij borg hebben gestaan voor de beheervennootschap die alle aandelen houdt in de vennootschap die het belang van 10% heeft overgedragen. In 2017 heeft de bank de echtgenoten aangesproken voor de schulden van de beheervennootschap. In 2018 hebben de echtgenoten ter voldoening aan de borgstelling de bank € 90.707 betaald. Zij stellen ook ieder de helft van dit bedrag te mogen aftrekken van hun aandeel in het vervreemdingsvoordeel uit ab.
Wanneer het geschil echter voor Hof Arnhem-Leeuwarden belandt, constateert het hof dat geen dividendbelasting is geheven. De akte van overdracht van de aandelen toont niet dat het een netto-uitkering betreft. Dat de fiscus dividendbelasting had kunnen naheffen, betekent nog niet dat er dividendbelasting is geheven. De betaling vanwege de borgstelling is ook niet te verrekenen met het vervreemdingsvoordeel uit ab. Deze borgstelling is namelijk onzakelijk. Bovendien heeft de betaling in 2018 plaatsgevonden. Het hof verklaart de beroepsschriften van de echtgenoten dan ook ongegrond.

Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 13-09-2022 (gepubl. 23-09-2022)

Immateriële schadevergoeding alleen op verzoek te ontvangen

Wil een belanghebbende een immateriële schadevergoeding ontvangen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn, dan moet hij daarom verzoeken.

In een BPM-zaak heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geen vergoeding van immateriële schade toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. De desbetreffende belanghebbende, een bv, heeft daar namelijk niet om verzocht. De bv gaat in cassatie. Maar de Hoge Raad bevestigt dat voor het verkrijgen van een schadevergoeding een verzoek is vereist. Het Unierecht verzet zich daar niet tegen. De verplichting een verzoek in te dienen geldt zonder onderscheid voor procedures waarin het gaat om aanspraken ontleend aan het nationale recht en het Unierecht. Niet valt te zeggen dat deze voorwaarde het effectueren van het recht op schadevergoeding uiterst moeilijk of praktisch onmogelijk maakt. Daarom botst deze voorwaarde niet met de Unierechtelijke beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid. De Hoge Raad verklaart daarom het cassatieberoep van de bv ongegrond.

Bron: Hoge Raad 16-09-2022

Grondslagen WBSO wijzigen in 2023 niet

Minister Adriaansens (EZK) heeft op Prinsjesdag in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat de grondslagen van de WBSO in 2023 gelijk zijn aan die van 2022. Wel zijn de verwachtingen dat in 2024 en later minder ondernemers een beroep kunnen doen op het budget. Verder blijkt uit de brief dat in 2021 97% van de WBSO-gebruikers MKB’er was.

In het Belastingplanpakket 2023 zijn geen grondslagaanpassingen van de WBSO voorgesteld. Ten aanzien van het budget zijn er wel ontwikkelingen. Het totale beschikbare budget voor 2023 bedraagt € 1.370 mln. De verwachting is dat de WBSO voor 2023 bij gelijkblijvende parameters € 1.383 mln. bedraagt, een stijging ten opzichte van de raming voor 2022 van € 62 mln. Deze stijging wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een verwachte stijging van de S&O-niet-loonkosten en uitgaven.

Parameters WBSO

2022

2023

Tarief eerste schijf

32%

32%

Tarief eerste schijf starters

40%

40%

Grens eerste schijf

€350.000 S&O-grondslag

€350.000 S&O-grondslag

Tarief tweede schijf

16%

16%

Voor 2024 en later is de verwachting dat de lonen en prijzen blijven stijgen en daardoor ook de S&O-loonkosten als de S&O-niet-loonkosten en uitgaven. Het vaste WBSO-budget voor de stimulering van innovatie vanuit de WBSO zal in reële termen daardoor steeds kleiner worden. Bij ongewijzigd beleid kan het tekort in 2024 en de jaren erna fors oplopen, wat zal nopen tot ofwel neerwaartse parameteraanpassingen of het anderszins minder aantrekkelijk maken van de regeling.
De programmatuurdefinitie (softwareontwikkeling) zal niet worden aangepast. Er zijn experts geraadpleegd, maar er is met veel bedrijven (groot en klein) en intermediairs gesproken over de huidige reikwijdte en kaders van programmatuurontwikkeling binnen de WBSO en mogelijke en wenselijke aanpassingen daaraan. Deze gesprekken maakten duidelijk dat er enorm wordt gehecht aan stabiel beleid, stabiele parameters en een toekomstbestendige WBSO. Het bleek niet mogelijk om tot een breed gedragen aanpassing te komen; alle voorgestelde en opgebrachte opties hadden volgens de meerderheid van de geraadpleegde partijen meer nadelen dan voordelen.
In 2021 hebben meer dan 20.000 bedrijven gebruik gemaakt van de WBSO. Het merendeel van de gebruikers (97%) was MKB-er. De WBSO heeft in 2021 een S&O-grondslag van in totaal € 7,8 mld. ondersteund. Van het voor 2021 beschikbare budget van € 1.438 mln. is €1.411 mln. benut. Het budget en de parameters waren eenmalig hoger om investeringen in Corona-tijd extra te ondersteunen.

Bron: Min. EZK 20-09-2022

Niet-bezwaarmakers box 3 krijgen geen compensatie

Op Prinsjesdag heeft staatssecretaris Van Rij in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven waarom aan niet-bezwaarmakers geen rechtsherstel wordt geboden. In de brief meldt hij dat het kabinet tijdens de integrale besluitvorming over de begroting hiertoe heeft besloten. De brief bevat een toelichting op dit besluit.

In de podcast ‘Betrouwbare Bronnen’ gaf de staatssecretaris Van Rij onlangs aan dat niet-bezwaarmakers om ambtshalve vermindering kunnen verzoeken als het werkelijk rendement in de afgelopen jaren lager was dan het forfaitaire rendement in box 3. Daarbij gaf hij aan hier verder niet op vooruit te willen lopen, omdat hij hier op Prinsjesdag op terugkomt. Dit werd in de media als een positief signaal opgevat.
In de brief geeft de staatssecretaris echter aan dat verzoeken om ambtshalve vermindering zullen worden afgewezen. Dit is in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022.
De eerder geschetste scenario’s voor rechtsherstel voor de niet-bezwaarmakers zijn afgewogen tegen de vele andere vraagstukken die momenteel een rol spelen bij het opstellen van de begroting, zoals compensatie voor koopkrachtverslechtering vanwege de zeer hoge inflatie. Het kabinet heeft in dit verband alles afwegend besloten om de beperkt beschikbare budgettaire middelen in te zetten voor het ondersteunen van de koopkracht van burgers en om geen herstel te bieden aan niet-bezwaarmakers.
Overigens blijkt uit het pakket Belastingplan 2023 dat voor de aanslagen over de kalenderjaren 2021 en 2022 rekening wordt gehouden met de forfaitaire spaarvariant uit het besluit rechtsherstel box 3 mits dat voordeliger is. Die aanslagen lager worden vastgesteld indien de nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen lager uitkomt dan de oorspronkelijke berekening in box 3.

Bron: MvF 20-09-2022

De BOR kan wel soberder volgens notarissen en adviseurs

Uit onderzoek van de Radboud Universiteit en Netwerk Notarissen, samen met enkele onderzoekers van Deloitte blijkt meer dan de helft van de (kandidaat)notarissen en ondervraagde adviseurs vindt dat de belastingvoordelen bij bedrijfsopvolgingen kunnen worden beperkt.

Bijna de helft van de ondervraagde professionals (47%) vindt dat de regeling in zijn algemeenheid beperkt moet worden. Een ander belangrijk deel (35%) wil de regeling onveranderd houden terwijl slechts 10% voor uitbreiding is. ‘Een aantal onderdelen van de bedrijfsopvolgingsregeling kunnen volgens professionals soberder. Maar op een aantal punten is de bedrijfsopvolgingsregeling te streng’, volgens Lucienne van der Geld, een van de onderzoekers en verbonden aan zowel Netwerk Notarissen als Radboud Universiteit.
In het onderzoek is de deelnemers gevraagd wat zij van verschillende onderdelen van de bedrijfsopvolgingsregeling vinden. In bepaalde gevallen zou de regeling volgens de ondervraagden niet van toepassing moeten zijn, bijvoorbeeld als er voldoende cash in de erfenis zit (52% van de ondervraagden). Een deel van deze groep respondenten zou dit willen laten afhangen van eenvoudig hanteerbare maatstaven. De enquête is uitgezet onder de leden van diverse beroepsorganisaties.

Bron: Netwerk notarissen 20-09-2022

Prinsjesdag 2022 – Pakket Belastingplan 2023

Het pakket Belastingplan 2023 bestaat uit de volgende zeven wetsvoorstellen. In dit overzicht worden de wijzigingen in wetsvoorstel Belastingplan 2023 aangegeven en de in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2023 aangekondigde nota van wijziging.

Koopkrachtmaatregelen De voorgestelde maatregelen richten zich vooral op de meest kwetsbare huishoudens door bijvoorbeeld de zorg- en huurtoeslag extra te verhogen. Dit voorstel zit niet in het Belastingplan 2023. Wel worden de lasten op arbeid worden verlaagd en per 1 januari wordt het minimumloon met ruim 10% verhoogd.

Tariefplafond Beoogd wordt om een tariefplafond met een maximumtarief voor elektriciteit en/of gas tot een bepaald gebruik te introduceren en bedrijven binnen het energie-intensieve MKB die het nodig hebben helpen met liquiditeitsversterking en verduurzaming. Deze plannen worden nog uitgewerkt.

Uitfaseren oudedagsreserve Voorgesteld wordt om de fiscale oudedagsreserve (FOR) uit te faseren. Met ingang van 1 januari 2023 kan een oudedagsreserve niet verder meer worden opgebouwd. De tot en met 31 december 2022 opgebouwde oudedagsreserve kan op basis van de huidige regels worden afgewikkeld.

Verlagen zelfstandigenaftrek Het kabinet wil de afbouw van de zelfstandigenaftrek versnellen. De zelfstandigenaftrek wordt met ingang van 2023 in verschillende stappen verlaagd van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027. De verhoging van de startersaftrek blijft ongewijzigd (€ 2.123)

Onbelaste reiskostenvergoeding verhoogd Voorgesteld is om het maximum van de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 te verhogen tot € 0,21 per kilometer en per 1 januari 2024 naar € 0,22 per kilometer.

Oudedagsverplichting aanwenden ter verkrijging van een lijfrente Voorheen konden dga’s een pensioenvoorziening opbouwen in hun eigen bv. Toen dit werd afgeschaft, kon een deel van het pensioen worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Voordat een ODV tot uitkering komt, kan de dga er een lijfrente van kopen. Omdat in de praktijk de wens bestond om een lijfrente aan te kopen nadat de ODV-uitkeringen zijn gestart (ook als al vijf jaar zijn verstreken na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt), zijn hiervoor goedkeuringen afgegeven. Deze goedkeuringen, inclusief de daarin gestelde voorwaarden, worden nu in de wet opgenomen.

Introduceren twee schijven box 2 Als dekking voor het rechtsherstel dat op grond van het arrest van 24 december 2021 over box 3 moet worden geboden, wordt voorgesteld de lasten in box 2 te verhogen. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in het box 2-tarief. In de huidige situatie is sprake van één vlaktarief dat geldt voor het gehele bedrag aan belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in box 2. Dit tarief bedraagt 26,9% in 2022. Voorgesteld wordt om per 2024 twee schijven te introduceren in box 2 met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 (bedrag 2024) aan inkomsten per belastingplichtige en een tarief van 31% voor het meerdere.

Verhoging werkkostenregeling De werkkostenregeling (WKR) wordt verruimd. Om het MKB tegemoet te komen wordt voorgesteld de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom te verhogen met 0,22%-punt.

Afschaffing doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon Voorgesteld wordt de doelmatigheidsmarge van nu 25% af te schaffen. Hierdoor zal het gebruikelijk loon van de belastingplichtige over het algemeen hoger worden vastgesteld, waardoor de belastingplichtige meer belasting in box 1 moet gaan betalen

Vervallen gebruikelijkloonregeling innovatieve start-ups Voorgesteld wordt de regeling per 1 januari 2023 te laten vervallen. Ab-houder(s) die in 2022 al gebruikma(a)k(t)en van de regeling, kunnen de regeling blijven toepassen. De voorwaarden voor de tegemoetkoming zoals die op 31 december 2022 gelden, blijven in dat geval gelden voor de resterende duur waarin de ab-houder nog gebruik kan maken van de tegemoetkoming.

Beperken 30%-regeling De 30%-regeling voor ingekomen werknemers wordt per 1 januari 2024 beperkt tot de zogenoemde Balkenende-norm. In 2022 bedraagt deze WNT-norm € 216.000 op jaarbasis. Aftopping binnen de 30%-regeling komt aan de orde als de grondslag voor de 30%-regeling hoger is dan € 216.000. Beoogd is dat de aftoppingsmaatregel per 1 januari 2024 in werking treedt. Er wordt een overgangsregeling voorgesteld op basis waarvan voor ingekomen werknemers bij wie de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 is toegepast, geldt dat de aftopping van de 30%-regeling pas toepassing vindt vanaf 1 januari 2026.

Verhoging MIA en EIA Het budget voor de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek wordt structureel met respectievelijk € 100 mln. en € 50 mln. per jaar vanaf 2023.

Verlagen schijfgrens Vpb naar € 200.000 en verhogen laag tarief naar 19% Voorgesteld wordt de schijfgrens in de vennootschapsbelasting (Vpb) te verlagen van € 395.000 naar € 200.000 vanaf 1 januari 2023. Hierdoor betalen bedrijven met ingang van 1 januari 2023 het hoge Vpb-tarief van 25,8% vanaf een belastbaar bedrag van meer dan € 200.000. Daarnaast wordt voorgesteld het tarief voor een belastbaar bedrag tot en met € 200.000 te verhogen van 15% naar 19%.

Beëindigen vrijstelling BPM bestelauto’s ondernemers, aanpassing grondslag BPM bestelauto’s Het kabinet stelt voor om in de Wet BPM 1992 de vrijstelling voor een bestelauto van de ondernemer (ondernemersvrijstelling) met ingang van 1 januari 2025 af te schaffen. De grondslag voor bestelauto’s wordt omgezet naar CO2-uitstoot.
Ondernemers kunnen tot en met 31 december 2024 gebruikmaken van de vrijstelling voor een bestelauto en daar ook ongewijzigd gebruik van blijven maken als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen die aan de vrijstelling zijn verbonden. Als wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor vrijstelling hoeft gedurende de nog niet verstreken duur van de vijfjaarsperiode het vrijgestelde bedrag aan BPM niet te worden (terug)betaald bij verkoop van de bestelauto aan een particulier. Voorts regelen de overgangsbepalingen dat een ondernemer die een gebruikte bestelauto importeert, afhankelijk van de datum eerste toelating, de ondernemersvrijstelling kan toepassen.

Verhoging MRB-tarief voor bestelauto’s ondernemers Het tarief van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor bestelauto’s van ondernemers wordt verhoogd.

Incidentele maatregelen vanwege de hoge energieprijzen Het kabinet stelt wijzigingen voor in de energiebelasting. Het gaat om een incidentele verlaging van de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit en een tijdelijke hogere belastingvermindering in de energiebelasting.
Vanwege de hoge energieprijzen temporiseert het kabinet maatregelen uit het coalitieakkoord die betrekking hebben op de energiebelasting. De verhoging van het tarief op aardgas en de verlaging van het tarief voor elektriciteit als klimaatprikkel in de energiebelasting worden doorgevoerd vanaf 2024 in plaats van 2023. De tarieven voor de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) worden opgenomen in de energiebelasting.

Verlengen verlaagde accijnstarieven op ongelode benzine, diesel en LPG Het kabinet stelt voor om de verlaagde accijnstarieven zoals die van toepassing zijn sinds 1 april 2022 te verlengen tot en met 30 juni 2023. De verlaging bedraagt per liter voor ongelode benzine 17,3 cent, diesel 11,1 cent en voor LPG 4,1 cent. De wettelijke voorgeschreven jaarlijkse indexatie en de in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord opgenomen verhoging van het accijnstarief voor diesel worden uitgesteld tot 1 juli 2023.

Overige maatregelen in vogelvlucht:

Tariefsverlaging box 1

Tariefsverhoging box 3 en verhoging heffingsvrije vermogen.

Arbeidskorting omhoog

Afschaffen middelingsregeling

Actualiseren leegwaarderatio

Begrenzing periodieke giftenaftrek

Aanpassen culturele multiplier voor partners

Uitfaseren IACK

Afbouw algemene heffingskorting met verzamelinkomen

Repareren overgangsrecht scholingsaftrek

Afschaffen en verlagen van de schenkingsvrijstelling eigen woning

Verhogen algemene tarief overdrachtsbelasting van 8% naar 10,4%

Algemeen btw-tarief op lachgaspatronen

Btw-nultarief op de levering en installatie van zonnepanelen

Wijziging Mijnbouwwet vanwege tijdelijke verhoging cijns

Aanscherpen CO2-heffing industrie

Verhogen vliegbelasting

Verhogen tabaksaccijns

Verhogen verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken

Uitzonderen toeslagpartnerbegrip en medebewonerschap huurtoeslag bij particuliere opvang ontheemde Oekraïners

Uitzonderen toeslagpartnerbegrip voor personen die wegens huiselijk geweld naar de opvang zijn gevlucht.

Inkomensbeleid Caribisch Nederland

Duurzame ontwikkeling Caribisch Nederland

Bron: MvF 20-09-2022

Omzetbelasting niet alsnog via herziening terug te vragen

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat een ondernemer via de herzieningsregeling voorbelasting kan terugvragen, ook al is de wettelijke termijn voorbij. De Hoge Raad heeft die uitspraak gecasseerd. De ondernemer kan niet via de herzieningsregeling alsnog voorbelasting buiten de wettelijke termijn terugvragen.

Bij aanschaf van tien percelen grond op een vakantiepark brengt een ondernemer de bij aanschaf in 2006 aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek. Het beoogde belaste gebruik vindt uiteindelijk niet plaats. In 2013 verkoopt hij twee van de tien percelen belast terug aan de oorspronkelijke verkoper. Hij heeft deze belasting niet op aangifte voldaan. De inspecteur heeft de verschuldigde omzetbelasting van de ondernemer nageheven. De ondernemer is van mening dat hij zijn in 2006 niet-geclaimde recht op aftrek van voorbelasting voor de twee terug geleverde percelen alsnog in 2013 te gelde kan maken via de herzieningsregeling.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het standpunt van de ondernemer bevestigd. Daarop is de staatssecretaris in cassatie gegaan. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 26 maart 2021 prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld. Bij arrest van 7 juli 2022 heeft het HvJ EU overwogen dat de herzieningsregeling niet van toepassing is als de ondernemer zijn voorbelasting niet heeft terug gevraagd en ook niet meer kan terug vragen vanwege het verlopen van de wettelijke termijn.
De Hoge Raad verklaart in onderhavig arrest het cassatieberoep van de staatssecretaris tegen de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden gegrond. De Hoge Raad handhaaft de verzuimboete zoals deze door het hof is verminderd, vanwege een pleitbaar standpunt. De Hoge Raad wijst vervolgens vergoeding wegens immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat de ondernemer daar niet om heeft verzocht. Ook vermindert de Hoge Raad de boete niet vanwege overschrijding van de redelijke termijn, omdat de boete minder bedraagt dan € 1.000.

Bron: Hoge Raad 16-09-2022